ECLI:NL:RBZWB:2020:3036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6414 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanwijzing van gebouwen als gemeentelijk monument door de voorzieningenrechter

Op 14 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de vereniging "De Westbrabantse Molens" en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. De vereniging had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 31 maart 2020, waarin het verzoek om het molenerf en de gebouwen bij de Sint Antoniusmolen in Halsteren als gemeentelijk monument aan te wijzen, werd afgewezen. De vereniging verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesde dat de gebouwen gesloopt zouden worden.

Tijdens de zitting op 3 juli 2020 werd duidelijk dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat het college had verklaard dat de beslissing op het bezwaar van de vereniging naar verwachting in oktober 2020 genomen zou worden. Bovendien gaven de betrokken partijen aan dat er geen concrete plannen waren voor sloop van de gebouwen voordat er duidelijkheid was over de bouw van de zorginstelling "Zorghuys". De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de gebouwen in de tussentijd gesloopt zouden worden.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters, in aanwezigheid van griffier mr. W.J.C. Goorden, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6414 VEROR VV

uitspraak van 14 juli 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

vereniging “De Westbrabantse Molens”, te Molenschot,

verzoekster,
gemachtigde: drs. J.P.A. Geerts,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.
Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde partij 1], te [woonplaats] , en
[derde partij 2] ,te [woonplaats] .

Procesverloop

De vereniging “Westbrabantse Molens” (hierna: de vereniging) heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 31 maart 2020 (bestreden besluit) waarbij het verzoek van de vereniging om het molenerf en de gebouwen bij de Sint Antoniusmolen in Halsteren als gemeentelijk monument aan te wijzen, is afgewezen. De vereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 juli 2020.
De vereniging heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en A.H.P.M. Meesters. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C. la Croix Kaiser en
M.J. Conradi. Namens [derde partij 2] is J. Snoeren verschenen. Tot slot is [derde partij 1] verschenen.

Overwegingen

1. De vereniging is een belangenorganisatie voor molens en molenrestanten in West-Brabant.
Bij brief van 14 mei 2019 heeft de vereniging het college verzocht om het molenerf en de opstallen (de molenaarswoning, schuur en dergelijke) bij de Sint Antoniusmolen aan de [adres] aan te wijzen als gemeentelijk monument. De
Sint Antoniusmolen zelf is in 1972 aangewezen als Rijksmonument.
De molen en het molenerf zijn eigendom van [derde partij 1] . [derde partij 2] is voornemens ter plaatse van het molenerf zorginstelling “Zorghuys” te realiseren.
Bij het bestreden besluit heeft het college het verzoek van de vereniging om de gebouwen op het molenerf als gemeentelijk monument aan te wijzen, afgewezen.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De vereniging heeft naar voren gebracht dat het spoedeisend belang erin gelegen is dat zij wil voorkomen dat het molenerf en de gebouwen daarop worden gesloopt.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek om voorlopige voorziening is gedaan hangende bezwaar. Dat betekent dat wanneer er een voorlopige voorziening zou worden getroffen, die voorziening naar zijn aard -samengevat- enkel effect zou hebben op de situatie tot aan het nemen van de beslissing op bezwaar door het college. Daarna vervalt de voorlopige voorziening (zie artikel 8:85 van de Awb).
Ter zitting heeft het college verklaard dat de beslissing op het bezwaar van de vereniging naar verwachting in oktober van dit jaar genomen zal worden.
[derde partij 1] heeft ter zitting verklaard dat eerst wordt afgewacht of de bouw van de zorginstelling Zorghuys door kan gaan. Pas als dat duidelijk is heeft het volgens [derde partij 1] zin om de bestaande bebouwing te slopen. Daarnaast acht [derde partij 1] het ten opzichte van de gemeenschap van Halsteren niet gepast om nu snel tot sloop over te gaan. [derde partij 1] heeft bevestigd te zullen wachten met het eventueel slopen van de bestaande bebouwing, totdat duidelijk is welke andere ontwikkelingen ter plaatse zijn toegestaan én er daarvoor ook een omgevingsvergunning is verleend.
Namens [derde partij 2] is ter zitting benadrukt dat [derde partij 2] op dit moment niet de eigenaar is van het molenerf en de gebouwen daarop en dus niets te zeggen heeft over het eventueel slopen daarvan. Voordat een omgevingsvergunning voor het realiseren van de zorginstelling kan worden verleend, moeten er eerst nog onderzoeken worden gedaan en een procedure tot wijziging van het bestemmingsplan, of tot verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan worden doorlopen. Dat zal nog circa een jaar gaan duren. [derde partij 2] heeft toegezegd niet voor oktober van dit jaar een sloopmelding te doen of een vergunning daarvoor aan te vragen.
Gelet op de verklaringen ter zitting van [derde partij 1] en namens [derde partij 2] , ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat concreet moet worden gevreesd dat het molenerf en de gebouwen daarop zullen worden gesloopt in de periode voordat het college de beslissing op bezwaar genomen heeft. Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake van spoedeisend belang van de vereniging bij het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Nu er geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter het verzoek afwijzen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 14 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.