ECLI:NL:RBZWB:2020:3115

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_686
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

Op 17 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. drs. A.H.J. de Kort, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 10 december 2019 van het UWV, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Tijdens de zitting op 5 juni 2020 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en dochter, terwijl het UWV niet vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV kritisch bekeken. Eiseres had eerder een WIA-uitkering aangevraagd na een auto-ongeluk en had sindsdien te maken met diverse medische klachten, waaronder PTSS, cardiale klachten en duizeligheid. De rechtbank concludeerde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen adequaat waren. De rechtbank oordeelde dat de beperkingen die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren opgenomen, voldoende waren en dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beoordeling konden wijzigen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 18 januari 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor de weigering van de WIA-uitkering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 juli 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/686 WIA

uitspraak van 17 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
gemachtigde: mr. drs. A.H.J. de Kort,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 5 juni 2020. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter
.Namens het UWV was, met bericht van verhindering, niemand aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als sociaal dienstverlener voor 36 uur per week. Op 13 oktober 2010 heeft zij ziek gemeld na een auto-ongeluk. Na volbrenging van de wachttijd werd haar een WIA-uitkering geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd bevonden. Vervolgens ontving zij een Werkloosheidsuitkering.
In januari 2017 heeft eiseres zich met cardiale klachten ziekgemeld. Zij heeft over de periode van 20 januari 2017 tot en met 17 januari 2019 een Ziektewetuitkering ontvangen.
Op 7 oktober 2018 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 22 maart 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 18 januari 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 18 januari 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft, en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden
Arts Van der Ham heeft eiseres gezien op het spreekuur. Ook heeft hij informatie ingewonnen bij de huisarts en bij psychiater H. Wanmaker. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met psychische klachten, o.a. bij PTSS klachten in verband met het verleden, depressieve klachten en angstklachten. Zij is sinds 10 januari 2017 in de Ziektewet vanwege cardiale klachten. Op grond van de beschikbare (en opgevraagde) medische informatie, de anamnese en de bevindingen bij eigen onderzoek, is er sprake van medische objectiveerbare stoornissen met daaruit voortvloeiende klachten en belemmeringen. Er is sprake van PTSS. Daarnaast is er een sterk emotionele en lichamelijke reactie die bij stress en ervaren spanning ontstaat en zowel uit de anamnese als bij het eigen onderzoek en uit de ingewonnen informatie naar voren komt. Op 24 april 2017 heeft een collega verzekeringsarts de AMBER beoordeeld. Er was toen geen sprake van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak. Ook bij de huidige beoordeling lijkt het medisch beeld onveranderd te zijn ten opzichte van de eerdere beoordeling van 24 april 2017 en van 28 augustus 2015. Uit de opgevraagde informatie blijkt dat er geen cardiale oorzaak voor de ervaren klachten gevonden is. Eiseres is beperkt voor zware belasting van het persoonlijke en sociaal functioneren. De verwachting is dat de gestelde beperkingen niet meer wezenlijk zullen verbeteren gezien het chronisch klachtenbeeld waarvoor eiseres als sinds 2011 behandeling ondergaat en wat niet heeft geleid tot substantiële verbetering van het medisch beeld, aldus de arts. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 februari 2019. Het rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en de beschikbare medische informatie bestudeerd. Het geheel heroverwegend komt hij tot de conclusie dat de beperkingen correct zijn weergegeven in de FML van 7 februari 2019. Er zijn forse beperkingen gegeven voor persoonlijk en sociaal functioneren, dynamisch en statische belasting en werktijden (niet in de nacht werken). Deze beperkingen vormen een reëel beeld van de geobjectiveerde klachten van eiseres. Zij heeft een betekenisvolle relatie met man, kinderen en kleinkinderen, is adequaat langdurig behandeld door de psychiater, voert een zelfstandig huishouden met haar partner en thuiswonende zoon. Er is zeker geen sprake van ‘Geen Benutbare Mogelijkheden’. Integendeel, het hervatten in werk zou van belangrijke psycho-hygiënisch betekenis kunnen zijn. Met de nieuwe klachten die passen bij af en toe optredende duizeligheid (BPPD) is al ruim en voldoende rekening gehouden bij het vaststellen van de beperkingen. Uit het bezwaarschrift en de gegevens verkregen bij de hoorzitting zijn geen nieuwe feiten naar voren gekomen die aanleiding geven tot wijziging van het medisch verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 februari 2019 blijft ongewijzigd gehandhaafd, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met recente medische ontwikkelingen. Tijdens de bezwaarhoorzitting is aangegeven dat de medische situatie van eiseres is verslechterd vanwege toenemende duizeligheid (BPPD). De verzekeringsarts benoemt de aandoening tweemaal met een onjuiste afkorting en zegt dat er sprake is van slechts af en toe optredende duizeligheid. Uit het dossier blijkt niet dat met de beperkingen die voortvloeien uit de aandoening rekening is gehouden. Verder is eiseres bekend met cardiale problematiek waarvoor zij onder specialistische behandeling staat en ook met forste psychische en psychiatrische klachten, zoals PTSS, depressie en angstklachten. Eiseres is nog altijd onder psychiatrische behandeling. Eiseres verbaast zich erover dat de verzekeringsarts b&b aangeeft dat haar gedrag ‘theatraal’ zou zijn. Dit is niet het geval. Tijdens het onderzoek gaf zij juist blijk van vegetatieve verschijnselen zoals trillen, koud en bleek worden. Ook werd zij tijdens het onderzoek duizelig na het opstaan na de hoorzitting. Dit is echter niet benoemd in de rapportage. Het beeld dat geschetst wordt, is daarom niet juist. De aandoeningen geven veel meer beperkingen dan door het UWV is aangenomen, aldus eiseres.
4.3
De verzekeringsarts b&b (M. van Heugten), heeft bezien of het beroepschrift aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Hij meent van niet. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat de diagnose PTSS met laat begin bekend is. Ook de angstklachten en de dysfore stemming worden beschreven. Deze aandoeningen staan ook beschreven in de beschreven informatie van de psychiater in 2018/2019. De cardiale klachten worden beschreven in de primaire rapportage. Eiseres is opgenomen geweest en de cardioloog kon op dat moment geen afwijkingen vinden.
De duizeligheidsklachten op basis van BPPD worden beschreven in het deel met betrekking tot de bezwaarprocedure en ook beschreven in de heroverwegingen. BPPD is een aandoening waarbij kortdurend duizeligheid kan optreden bij snelle houdingswisselingen van het hoofd, zoals snel opstaan na liggen. De aandoening is goed behandelbaar met oefeningen. Dit betreft een nieuwe aandoening die niet bij de eerdere beoordelingen in het kader van de WIA bekend waren. De beperking die is aangenomen in de FML op het gebied van persoonlijke risico is toereikend bij de aandoening. Verder komen er in beroep geen nieuwe feiten naar voren, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.4
In een aanvullend beroepschrift heeft eiseres nieuwe medische informatie overgelegd en in verwijzing daarnaar aangevoerd dat de door het UWV aangenomen beperkingen onvoldoende zijn.
4.5
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie gesteld dat het aanvullend beroepschrift en de daarbij overgelegde aanvullende medische informatie aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te herzien. De diagnose BPPD werd gesteld door de verzekeringsarts b&b en daar was geen twijfel over. Zoals ook beschreven staat in de brief van de cardioloog heeft eiseres forse psychische problematiek die ook van invloed zal zijn op allerlei ervaren fysieke klachten. De hypertensie was ook bekend bij de primaire beoordeling. Uit de dossiergegevens kan niet worden opgemaakt dat er dagelijks sprake is van meerdere duizeligheidsaanvallen per dag, zoals eiseres aanvoert. Het vallen van de trap staat ook niet eerder dan 22 oktober 2019 (na datum in geding) beschreven. Met de duizeligheidsklachten werd al voldoende rekening gehouden in de FML, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten, de cardiale klachten en de BPPD.
Dat er sprake is van psychische klachten (PTSS, depressieve en angstklachten), waardoor eiseres niet goed met stress en spanning kan omgaan, wordt door het UWV erkend. In verband daarmee zijn in de FML ook aanzienlijke beperkingen aangenomen op het gebied van het sociaal en persoonlijk functioneren. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden aan te nemen dat de aangenomen beperkingen onvoldoende zouden zijn. Dat de klachten verergerd zijn door de huidige omstandigheden in verband met corona wil de rechtbank aannemen, maar dat maakt niet dat de beoordeling op de datum in geding (18 januari 2019) onjuist was.
Dat er sprake is van cardiale klachten zoals eiseres aanvoert, wordt door het UWV ook niet ontkend. Uit de beschikbare medische informatie blijkt echter dat bij onderzoek voor deze klachten geen verklaring is gevonden. De cardioloog heeft haar onderzocht maar heeft geen afwijkingen geconstateerd. Dit betekent dat de klachten niet objectiveerbaar zijn zodat het UWV hiervoor geen beperkingen hoefde aan te nemen.
De verzekeringsarts b&b erkent dat de BPPD ‘nieuw’ is in die zin dat dit bij eerdere beoordelingen in het kader van de WIA nog niet bekend was. Vanwege deze aandoening zijn in de FML beperkingen opgenomen op het aspect persoonlijk risico: zij mag niet werken op hoogte, niet werken met of in de buurt van gevaar opleverende machines en zij mag niet beroepsmatig gemotoriseerde voertuigen besturen. In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat deze beperkingen onvoldoende zijn. Dat eiseres door deze aandoening plotseling kan wegvallen en dat dit gemiddeld drie keer per dag gebeurt, leest de rechtbank niet terug in de medische stukken.
Conclusie (medische beoordeling)
4.7
Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Niet gebleken is dat in de FML van 7 februari 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 315132), assemblage medewerker elektronische producten (Sbc-code 267041) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 21 maart 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. De rechtbank volgt die opvatting, zoals zij in overweging 4.6 heeft geconcludeerd, niet.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 januari 2019 heeft vastgesteld op 18,17 %. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 17 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.