ECLI:NL:RBZWB:2020:315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
02/086636-19, 02/150548-19 en 13/186258 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • A. de Weert
  • J. van der Burgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging met vuurwapen in Tilburg

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot moord en bedreiging met een vuurwapen. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan in Tilburg op 7 april en 9 juni 2019. De verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in een Justitiële Jeugdinrichting, heeft op 7 april 2019 een tas met waardevolle spullen van een ander weggenomen en op 9 juni 2019 met een vuurwapen op een woning geschoten waar een man en zijn kinderen aanwezig waren. Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft de officier van justitie, mr. De Graaf, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij de rechtbank verzocht om de verdachte te veroordelen voor de bewezenverklaarde feiten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot moord, maar erkende de bedreiging met het vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de bedreiging, maar heeft hem vrijgesproken van de poging tot moord, omdat er geen bewijs was voor opzet op de dood van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/086636-19, 02/150548-19 en 13/186258-18 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda.
raadsvrouw mr. E. van Nielen, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 02/086636-19
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2019 tot en met 9 april 2019 te Tilburg en/of Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, kaliber 7.65 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een tas (inhoudende een paspoort en/of sleutels en/of een rijbewijs en/of een bankpas en/of een Marokkaans pasje en/of losgeld), toebehorende aan [naam 1] en/of
- een Iphone 6, toebehorende aan [naam 2] ,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/150548-19
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [naam 3] en/of zijn beider kind(eren), die zich in de woning, gelegen aan de [adres] bevonden, van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen op die genoemde woning heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Tilburg [naam 3] en/of zijn beider kind(eren) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen op de woning, gelegen aan de [adres] geschoten waar voornoemde [naam 3] en/of zijn beider kind(eren) op dat moment aanwezig was/waren;
2.
hij op of omstreeks 09 juni 2019 te Tilburg [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam 4] een vuurwapen getoond en/of met dat vuurwapen op de woning, gelegen aan de [adres] geschoten terwijl die [naam 4] in/bij de deuropening van die woning stond.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02/086636-19 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 april 2019 te Tilburg het vuurwapen voorhanden heeft gehad en de diefstal heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij met name op de bekennende verklaring van verdachte en voor feit 2 op de aangifte van [naam 1] . Dat verdachte ook de iPhone heeft gestolen van aangever [naam 2] acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen. Hij verzoekt de rechtbank daarom verdachte van dit onderdeel vrij te spreken.
Ten aanzien van het eerste feit van de zaak met parketnummer 02/150548-19 vraagt de officier van justitie vrijspraak voor de poging tot moord, maar acht hij wel bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [naam 3] en de kinderen om het leven brengen. Door een schot te lossen in de muur, zo dicht bij het keukenraam, heeft verdachte immers willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam 3] en de kinderen die zich in de woning bevonden, het leven konden laten. Ook feit 2, de bedreiging van [naam 4] met enig misdrijf tegen het leven gericht, acht de officier van justitie bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor wat betreft beide feiten van parketnummer 02/086636-19 tot een bewezenverklaring kan komen gelet op de bekennende verklaring, met uitzonderling van de diefstal van de iPhone, nu verdachte dit ontkent en de enkele opmerking van [naam 2] hiervoor onvoldoende is.
Met betrekking tot feit 1 van parketnummer 02/150548-19 vraagt de verdediging vrijspraak voor zowel de poging tot moord als de poging tot doodslag, nu er door het handelen van verdachte geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bij [naam 3] en de kinderen die zich in de woonkamer bevonden. Voor de subsidiair tenlastegelegde bedreiging van [naam 3] en de kinderen en voor feit 2, de bedreiging van [naam 4] , refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02/086636-19
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 januari 2020 [1] en zijn verklaring bij de politie [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het wapen in verdachtes auto [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aangetroffen wapen [4] .
Feit 2
Aangezien verdachte ook ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 januari 2020 [5] ;
- de aangifte van [naam 1] [6] ;
Voor de diefstal van de iPhone van aangever [naam 2] ziet de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, geen overtuigend bewijs. Verdachte heeft - anders dan de andere feiten - dit feit ontkend. De enkele verklaring van [naam 2] dat verdachte naast de tas van [naam 1] ook zijn iPhone heeft meegenomen, overtuigt de rechtbank niet dat het ook zo is gebeurd.
Parketnummer 02/150548-19
Feit 1
Op 9 juni 2019 heeft verdachte in de [adres] te Tilburg na een gesprek met [naam 4] , die toen in de deuropening stond een vuurwapen tevoorschijn gehaald en daarmee één maal geschoten in de muur onder het keukenraam. Verdachte wist dat [naam 3] in de woning aanwezig was. Verdachte wist ook dat [naam 3] twee kinderen heeft [7] . Volgens aangeefster [naam 4] vond het betreffende incident die dag plaats rond 19.18 uur [8] .
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat deze kinderen op dat moment in de woning waren. Dat de kinderen op het betreffende tijdstip eveneens in de woning aanwezig zouden zijn, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel kunnen weten of vermoeden.
Primair
Van een vooropgezet plan om de aanwezige personen in de woning van het leven te willen beroven, is op geen enkele wijze gebleken, zodat de rechtbank zowel de officier van justitie als de verdediging volgt in de stelling dat verdachte in ieder geval van de poging tot moord dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [naam 3] en diens kinderen in de woning te doden. Was er door zijn handelen ten minste een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood en heeft verdachte die kans bewust aanvaard?
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij bewust op de muur onder het keukenraam heeft gericht en
geschoten. Dat deed hij toen hij op korte afstand van de voordeur stond, vanuit welke positie gezien hij éénmaal naar links heeft gericht en geschoten. Op die afstand had verdachte naar het oordeel van de rechtbank makkelijk door het raam kunnen schieten als hij dat had gewild. Dat dat niet is gebeurd, bevestigt zijn verklaring dat hij bewust op de muur heeft geschoten. Een (normale) kogel in een stenen muur veroorzaakt weliswaar schade aan de muur, maar de rechtbank is van oordeel dat onder die omstandigheden niet gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop voor de mensen achter de muur, waar zij zich ook achter de muur bevonden. Van een aanmerkelijke kans op de dood was dan ook geen sprake.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair onder feit 1 tenlastegelegde feit.
Subsidiair
Dat verdachte door te schieten op de woning daarmee de in de woning aanwezige [naam 3] en kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht acht de rechtbank gelet op het voorgaande wel wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 januari 2020 [9] ;
- de aangifte van [naam 4] [10] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/086636-19
1. op 7 april 2019 te Tilburg en Almere, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, kaliber 7.65 zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2. op 7 april 2019 te Tilburg een tas (inhoudende een paspoort en sleutels en een rijbewijs en een bankpas en een Marokkaans pasje en los geld), toebehorende aan [naam 1] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/150548-19
1.
subsidiair, op 09 juni 2019 te Tilburg [naam 3] en zijn beide kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen op de woning, gelegen aan de [adres] geschoten waar voornoemde [naam 3] en zijn beide kinderen op dat moment aanwezig waren;
2.
op 09 juni 2019 te Tilburg [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam 4] een vuurwapen getoond en met dat vuurwapen op de woning, gelegen aan de [adres] geschoten terwijl
die [naam 4] in/bij de deuropening van die woning stond.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals deze zijn opgesteld door psycholoog Van Casteren. Hij acht het volwassenstrafrecht van toepassing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat de rechtbank het jeugd-/ adolescentenstrafrecht van toepassing moet verklaren en stelt zich op het standpunt dat de passende op te leggen gevangenisstraf het voorarrest reeds overstijgt en dat de voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk dient te worden opgeheven dan wel geschorst. Voor een voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de verdediging nog wel ruimte, om zo de bijzondere voorwaarden op te kunnen leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte liep in een proeftijd van een veroordeling voor overtreding van de Opiumwet van 28 november 2018 toen hij nog geen half jaar later, op 7 april 2019, een doorgeladen pistool voorhanden had in zijn auto. Eerder die dag had hij in Tilburg een tas weggenomen van een jongen op straat. De inverzekeringstelling is toen rechtmatig geoordeeld door de rechter-commissaris, maar vervolgens is verdachte kennelijk niet meer voorgeleid ter inbewaringstelling, maar in vrijheid gesteld. Verdachte heeft in die zaken bij de politie verklaard dat hij het wapen al drie dagen voorhanden had, omdat hij zich bedreigd voelde. Hij heeft echter ook verklaard dat hij echt niet met zo’n vuurwapen in het openbaar gaat zwaaien. Twee maanden later echter, op 9 juni 2019, schiet verdachte met een wapen op de woning van een gezin met twee jonge kinderen in een straat in Tilburg, waar ook minstens één overbuurman getuige van is geweest.
Verdachte is onderzocht door psycholoog drs. Van Casteren en ook [reclasseringsmedewerker] van de reclassering heeft een advies uitgebracht. Beide deskundigen zijn op zitting gehoord.
De reclassering ziet nog mogelijkheden voor een pedagogische beïnvloeding. De psycholoog ziet dat niet zo, waardoor de psycholoog het volwassenstrafrecht van toepassing acht en de reclassering het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank volgt het advies van de psycholoog nu ook de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte, zoals deze in de rapporten wordt beschreven, onvoldoende aanknopingspunten ziet om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft wel begeleiding nodig, maar geen begeleiding die alleen mogelijk is in het kader van het jeugdstrafrecht. Met de psycholoog meent de rechtbank dat pedagogische beïnvloeding een gepasseerd station is voor verdachte. De rechtbank acht daarom het volwassenstrafrecht van toepassing.
Drs. Van Casteren heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Er is sprake van laagbegaafdheid, verdachte heeft narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken en een nog niet uitgerijpte persoonlijkheid. Hij is meer dan gemiddeld afhankelijk van een externe structurering en aansturing. Ook de rechtbank zal gelet op de rapporten uitgaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en hiermee rekening houden bij de strafmaat.
Zowel de psycholoog als de reclassering hebben geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf om bijzondere voorwaarden op te kunnen leggen. Hoewel de adviezen afwijken op onderdelen, zijn zij het er beiden over eens dat verdachte begeleiding, toezicht en een adequate dagbesteding nodig heeft. Het is positief te noemen dat verdachte zich in de JJI vrijwillig heeft gemeld voor interventies. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte inziet dat het goed is voor zijn eigen persoonlijkheid en ontwikkeling om zich in te blijven zetten voor de hem geboden mogelijkheden.
Aan de andere kant constateert de rechtbank wel dat verdachte nog jong is, maar op zijn strafblad al veroordelingen voor verschillende strafbare feiten heeft staan. Al op veertienjarige leeftijd heeft een Meervoudige Kamer een langdurige werkstraf opgelegd voor het plegen van openlijk geweld. Naar het oordeel van de rechtbank nemen de feiten in ernst toe met het schieten in de Tilburgse woonwijk op 9 juni 2019 als hoogtepunt, maar in feite een triest dieptepunt. De rechtbank betrekt daarbij dat het nog licht was en dat in potentie veel buurtbewoners getuige konden zijn van het door verdachte toegepaste geweld. Het herhaald voorhanden hebben van een vuurwapen en zeker het gebruik ervan in een woonwijk nota bene kan naar het oordeel van de rechtbank niet getolereerd worden. Er dient een krachtig signaal afgegeven te worden dat niet alleen verdachte ervan weerhoudt zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig te maken, maar ook anderen in de Nederlandse samenleving die menen met een vuurwapen rond te moeten lopen. De rechtbank ziet dan ook geen andere optie dan aan verdachte een forse gevangenisstraf op te leggen, die ruimschoots de voorlopige hechtenis te boven gaat.
Alles afwegend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het voorwaardelijke deel van de straf maakt het mogelijk om de door de psycholoog en de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen op het gebied van begeleid wonen, ambulante behandeling door middel van gedragsinterventies en een dagbesteding. Daarnaast zal de rechtbank een locatie- en een contactverbod met [naam 3] , [naam 4] en hun kinderen in de [straat] te Tilburg opleggen. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten wordt in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 4] vordert een schadevergoeding van € 2800,= voor immateriële schade voor feit 2 van parketnummer 02/150548-19. [naam 4] heeft aangegeven emotioneel veel last te hebben gehad van de dreiging. De hoogte van de vordering is onderbouwd onder verwijzing naar vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie. Kijkend naar deze gevallen is de rechtbank is van oordeel dat er reden is voor matiging van het gevorderde bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1000,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en de wettelijke rente toekennen vanaf 9 juni 2019.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 20 uur werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de Kinderrechter in Amsterdam van 28 november 2018 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Gelet op de leeftijd van verdachte zal de rechtbank bepalen dat als het tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie zou komen indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis hiervoor in de plaats treedt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 25 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Parketnummer 02/150548-19
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/086636-19
feit 1:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:Diefstal;
Parketnummer 02/150548-19
Feit 1 subsidiair:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Of indien de reclassering het passend acht zal er woonbegeleiding plaatsvinden wanneer verdachte over zelfstandige woonruimte beschikt. Het verblijf start zodra plaatsing mogelijk is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
*dat verdachte zich laat behandelen op het gebied van zijn psychosociaal functioneren door het Ambulant Centrum Tilburg, de Forensische Psychiatrische Polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hierbij wordt gedacht aan gedragsinterventies op het gebied van het verbeteren van zijn copingsvaardigheden en het leren herkennen en integreren van gevoelens van boosheid en agressie in zijn gevoelsleven
De behandeling start na intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 3] , [naam 4] en hun kinderen, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in De [straat] te Tilburg, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 28 november 2018 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13/186258-18
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een werkstraf voor de duur van 20 uur, te vervangen door 10 dagen jeugddetentie;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd als vervangende hechtenis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 1000,=, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] (feit 2 parketnummer 02/150548-19), € 1000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. De Weert en mr. Van der Burgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor feit 1 van parketnummer 02/086636-19 wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland -West Brabant met nummer PL0900-2019101567, genummerd van 1 t/m 125
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 78
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 59-60
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 85
5.Voor feit 2 van parketnummer 02/086636-19 wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland -West Brabant met nummer PL0900-2019081870, genummerd van 1 t/m 125
6.Proces-verbaal van aangifte, pagina 100
7.Hierna wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland - West Brabant met nummer 2019134127, genummerd van 1 t/m 157
8.Proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , p.25.
9.Voor feit 1 van parketnummer 02/086636-19 wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland -West-Brabant met nummer PL0900-2019101567, genummerd van 1 t/m 125
10.Proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , pagina 25-26