9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 369 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich op de dag van ontslag vanuit de Penitentiaire Inrichting zal melden bij Novadic-Kentron op het telefoonnummer 013 583 7500 en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat zich begeleiden en behandelen door Novadic-Kentron, ASVZ en FACT, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij herhaaldelijk terugval in middelengebruik dan wel agressief gedrag naar aanleiding van middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd mee zal werken aan urinecontroles om het drugsgebruik inzichtelijk te krijgen;
* geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 100,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 11 april 2019 tot aan de dag ter algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer] , € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 11 april 2019 tot aan de dag ter algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Krevel en mr. De Jonge, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2020.
Mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Tilburg op of aan het Fokkerpad, in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal 25 Euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een fiets, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele toebehorend aan die [Slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, hebbende hij, verdachte
- de fiets van die [Slachtoffer] op de grond gegooid en/of
- die [Slachtoffer] bij haar haren en/of armen gepakt en/of meegesleurd en/of
- die [Slachtoffer] gezegd dat hij cash wilde hebben en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Slachtoffer] getoond en/of op/tegen het hoofd van die [Slachtoffer] gezet en/of
- die [Slachtoffer] dreigend -zakelijk weergegeven- toegevoegd dat zij moest doen wat hij, verdachte, zei, anders zou hij haar doodschieten en/of
- die Pearson verder meegesleurd en/of in de struiken gegooid en/of
- op het lichaam van die [Slachtoffer] gaan zitten en/of
- die [Slachtoffer] gevraagd of hij haar fiets mee kon nemen en/of
- die [Slachtoffer] dreigend -zakelijk weergegeven- toegevoegd dat hij, verdachte haar neer zou knallen, als zij de politie zou bellen;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019039 / 2019083341 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 60. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2019 (pg. 16), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [Slachtoffer] :
Op donderdag 11 april 2019, omstreeks 01.40 uur, ben ik overvallen. Ik fietste over de Korvelseweg te Tilburg. Ter hoogte van het Fokkerpad zag ik een man op het trottoir stilstaan bij het zebrapad. Hierna zag ik hem mijn fiets op de grond gooien. Toen pakte de man mij bij mijn haren en armen en trok hij mij mee het Fokkerpad in. Ik hoorde hem zeggen dat hij cash wilde hebben, alleen cash. Vervolgens bedreigde hij mij met een vuurwapen. Ik zag dat hij een klein zwart vuurwapen tegen mijn hoofd plaatste en ik hoorde hem hierbij zeggen dat ik moest doen wat hij zij, anders zou hij mij dood schieten. Hierop trok hij me verder het park in en gooide hij me in de struiken. Ik zag de man vallen waarna hij bovenop mij kwam te zitten. Ik zag dat de man met zijn linker knie tussen mijn benen zat en dat hij mijn armen met zijn handen vasthield. Na een tijdje stilte hoorde ik hem zeggen dat hij alleen mijn cash wilde hebben. Ik mocht toen opstaan. De man pakte mij wel bij eerst bij mijn pols vast en daarna bij mijn enkel. Ik zag dat ik een briefje van 10 en 5 euro had. Ik gaf dit aan hem. Bij het doorbladeren van mijn portemonnee zag de man dat ik nog een briefje van 10 euro had. Ik heb hem vervolgens ook dit briefje gegeven. Hierna vroeg hij weer iets in de trant of ik het goed vond dat hij mijn fiets meenam. Ik zag hem mijn fiets pakken die aan het begin van het Fokkerpad lag, aan de Korvelseweg. Hierna zag ik hem weer het Fokkerpad in komen fietsen, in mijn richting. Bij het passeren van mij hoorde ik hem zeggen tegen mij, als je de politie belt, knal ik je neer. Ik was erg bang dat de man zou zien dat ik aan het bellen was en hij mij dan neer zou knallen.
2. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik pas later een bekennende verklaring heb afgelegd over het incident op 11 april 2019. Zij kwam aanfietsen en slingerde heen en weer. Ik ben op haar fiets weggereden. Ik zag licht branden en heb haar bij haar polsen gepakt en het Fokkerpad in meegenomen. Ik deed dit omdat ik bang was dat iemand mij zou zien. Het kan niet door de beugel wat ik heb gedaan. Ik heb een nepwapen getoond. Het klopt dat zij niet wist dat het een nepwaren betrof.
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 30 januari 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ze gaf me vijftien euro en toen deed ze nog een mapje van haar portemonnee verder open en ze had nog tien euro. Ik kreeg dus vijfentwintig euro en toen ben ik hem gesmeerd. Ik heb haar bij de pols gepakt en naar de struiken meegenomen. Ik heb haar wel bij de enkel gepakt.