Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2020 samen met twee medeverdachten betrokken was bij een woninginbraak in Raamsdonksveer. De verdachte werd beschuldigd van voltooide diefstal met braak. Tijdens de zitting op 7 juli 2020 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een voltooide woninginbraak, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal, maar eerder van een poging daartoe.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op heterdaad waren betrapt bij de woninginbraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich een feitelijke heerschappij over de goederen had verschaft door deze in een kussensloop te verzamelen, wat voldoende was voor een bewezenverklaring van voltooide diefstal. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op het genoemde tijdstip en plaats samen met anderen sieraden, horloges, sigarenkokers, een sigarendoosje, een laptop en buitenlands geld had weggenomen, waarbij de toegang tot de woning was verkregen door middel van braak.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 34 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en het lage recidiverisico, maar benadrukte de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.