ECLI:NL:RBZWB:2020:3187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
02-029700-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van Kralingen
  • J. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voltooide diefstal met braak tijdens woninginbraak in Raamsdonksveer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2020, is de verdachte beschuldigd van een voltooide diefstal met braak. De zaak betreft een woninginbraak die plaatsvond op 1 februari 2020 te Raamsdonksveer. De verdachte, samen met twee medeverdachten, werd op heterdaad betrapt terwijl zij goederen uit de woning verzamelden en in een kussensloop stopten. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een voltooide woninginbraak, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal, omdat de goederen niet aan het zicht waren onttrokken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich feitelijk de heerschappij over de goederen hadden verschaft door deze in de kussensloop te stoppen, wat voldoende was voor een bewezenverklaring van de voltooide diefstal. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend en legde de verdachte een gevangenisstraf op van 231 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de impact van de inbraak op de slachtoffers, die aanzienlijke schade en emotionele gevolgen ondervonden van de inbraak. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/029700-20
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1992 te [Geboorteplaats]
postadres [Postadres]
verblijvende te [Verblijfadres]
gedetineerd in de P.I. Roermond
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2020 waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich ’s nachts samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak dan wel een poging daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide woninginbraak. Hij voert daartoe aan dat met het klaarzetten van de weg te nemen goederen in een kussensloop deze daarmee buiten de heerschappij van de eigenaren zijn gebracht. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van rechtbank Midden Nederland met vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:3685.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er geen sprake is van een voltooide woninginbraak zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat de kussensloop dicht was en dat de goederen aan het zicht waren onttrokken. Het enkele stoppen van goederen in de kussensloop is onvoldoende om te kunnen spreken van het onttrekken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende dan wel van het zich als heer en meester daarover gedragen door de verdachten. Wel kan een bewezenverklaring volgen voor de poging tot woninginbraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten op 1 februari 2020 te Raamsdonksveer op heterdaad zijn betrapt bij een woninginbraak.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van een voltooide diefstal met braak of een poging daartoe.
Om tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal te kunnen komen, is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van de feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval.
In dit geval hebben verdachte en zijn mededaders in de woning waarin zij hebben ingebroken diverse goederen verzameld en in een kussensloop gestopt. Dit is kennelijk gebeurd met het doel om deze goederen te stelen en ook om het meenemen daarvan te vergemakkelijken. De goederen in de kussensloop lagen dus klaar om mee naar buiten te worden genomen. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank de goederen in hun bezit gebracht waardoor zij zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen hebben verschaft dat sprake is van een voltooide diefstal.
Dat de toestand van de kussensloop onduidelijk was, zoals door de verdediging is aangevoerd en dat het ging om een kussensloop van de bewoners maakt dat niet anders. Het verplaatsen van een goed met het oogmerk om daarover als heer en meester te beschikken is immers voldoende voor een voltooide diefstal (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 04 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1422). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de twee medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een voltooide woninginbraak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [Straatnaam] te Raamsdonksveer, heeft weggenomen:
sieraden en
herenhorloges en
twee sigarenkokers en
een sigarendoosje en
een laptop en
buitenlands geld,
toebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , waarbij verdachte of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 231 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij baseert zich hiervoor op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en houdt daarbij in strafverzwarende zin rekening met de recidive van verdachte en de strafverzwarende omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, ook wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal komt, dat verdachte lang genoeg heeft vastgezeten en dat evenmin ruimte bestaat om nog een voorwaardelijke straf op te leggen. Van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dient te worden afgezien nu verdachte daartoe niet gemotiveerd is. Hij zal zich na vrijlating opnieuw wenden tot bureau MHR.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginbraak. Hij is hiervoor samen met de medeverdachten vanuit Den Haag naar Raamsdonkveer gereden. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. In dit geval is er ook nog eens een grote ravage in de woning van de slachtoffers aangericht, wat extra confronterend moet zijn geweest. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte tot de dag van de uitspraak 171 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat uit zijn uittreksel justitiële documentatie blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasserings-rapport van 19 maart 2020. Hierin komt naar voren dat verdachte al op jonge leeftijd met politie en justitie in aanraking is gekomen. In het verleden heeft hij een PIJ-maatregel opgelegd gekregen en hij is ook ten tijde van deze maatregel gerecidiveerd. Ook na zijn adolescentie heeft verdachte nauwelijks een niet-criminele levensstijl gekend, hetgeen iets zegt over hoe hij in het leven staat. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden waarbij houding, psychosociaal functioneren en sociaal netwerk prominent zijn. Zo lijkt hij in gesprekken de verantwoordelijkheid buiten zichzelf te leggen, is hij gericht op een directe behoeftebevrediging en heeft hij daarbij een opportunistische houding en kan hij slecht omgaan met uitstel en tegenslag. Omdat verdachte altijd vanuit een negatieve invalshoek is benaderd, wordt vermoed dat een positieve benadering hem wel zou kunnen motiveren en daarom worden er toch bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht, een CoVa-training en begeleid wonen.
Gelet op het hiervoor overwogene alsmede de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor meermalige recidive, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de aard en ernst van het feit en de persoon van verdachte. Zij zal dan ook aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 231 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met de voorwaardelijke straf wordt getracht verdachte er in de toekomst van te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Nu verdachte ter zitting heeft aangegeven niet open te staan voor reclasseringshulp en zeker niet voor begeleid wonen, is de rechtbank ook met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden geen meerwaarde heeft. Zij zal dan ook volstaan met de hiervoor genoemde straf.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 231, waarvan 60 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft de voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge en mr. Van Krevel, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2020.
Mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam] te Raamsdonksveer, heeft weggenomen:
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een of meerdere (heren)horloge(s) en/of
twee, althans een of meerdere sigarenkoker(s) en/of
een sigarendoosje en/of
een laptop en/of
buitenlands geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een of meerdere (heren)horloge(s) en/of
twee, althans een of meerdere sigarenkoker(s) en/of
een sigarendoosje en/of
een laptop en/of
buitenlands geld,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
door:
met een schroevendraaier althans met enig gereedschap brekende en/of wrikkende bewegingen te maken in/tegen het raamkozijn, althans een raam te forceren en/of de knippen te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020028304 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, district de Baronie opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 188.
Het proces-verbaal aangifte van [Slachtoffer 1] , mede namens [Slachtoffer 2] , pagina 120 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van de woning aan de [Straatnaam] te Raamdsdonksveer. Ik verliet op 30 januari 2020 omstreeks 14.00 uur de woning. De woning was toen afgesloten. Ik werd op 2 februari 2020 omstreeks 0.00 uur door de buurvrouw gebeld dat er was ingebroken in de woning. Mijn vrouw schrok heel erg toen ze thuis kwam. Aangekomen bij de woning zag ik als eerste de braakschade aan het kozijn naast de voordeur bij het uitzetraam.
Ik zag vanaf de trap de ravage in de twee kamers. Ik zag onder meer dat de lades van de sieradenkast van zijn vrouw openstonden. Ik zag dat de lades leeg waren. De doosjes met sieraden waren uit deze lades. Ik zag dat er een kussensloop van een van de kussens van ons bed ontbrak. Ik zag op de vloer van de werkkamer het betreffende kussensloop liggen. Ik zag dat het sloop gevuld was, maar kon niet zien waarmee. Ik zag in de werkkamer dat op het bureau wat spullen ontbraken. Ik zag dat mijn laptop en een verpakkingsblik wat ik gebruikte voor mijn pennen van het merk Gaultier niet meer op het bureau stonden. Verder zag ik dat er twee houten sigarenkistjes niet meer op de plank boven het bureau stonden.
De medewerker van de technische recherche gaf aan dat ik vluchtig tussen de spullen in de sloop mocht kijken. Ik zag dat de horloges van mijn vrouw er allemaal nog waren. Ik zag een aantal van mijn horloges tussen de spullen in de sloop liggen. Ik zag daar niet zo snel mijn goudkleurige Seiko horloge met een roestbruine bandje. Ik zag de volgende spullen in de sloop zitten:
-De ontbrekende sieraden met de betreffende doosjes,
-Een aantal losse herenhorloge,
-Twee glazen sigarenkokers inclusief inhoudt. Ik zag dat het glas en de sigaren kapot waren.
-Sigarendoosje met de sigaren,
-Buitenlands geld dat in een van de sigarenkistjes zaten.
Kort samengevat heb ik de volgende schade aan goederen:
-Houten raamkozijn. Schadebedrag mij nog niet bekend.
-Vaas voor het raam, ter waarde van ongeveer 25 euro
-Kastdeur van kast in werkkamer, Schadebedrag is mij nog niet bekend.
-Glazen kokers van sigaretten.
1.2
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 36, van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 01 februari 2020 omstreeks 23:54 uur hoorde ik de centralist van het Operationeel Centrum te Tilburg een melding uitgeven van een woninginbraak heterdaad. Ik hoorde dat dit gaande was op het adres [Straatnaam] te Raamsdonksveer. Ik hoorde dat de melder zag dat er drie personen een raam aan het forceren waren. Vervolgens zag ik twee personen in de opening van het dakraam verschijnen. Ik hoorde een politieambtenaar vragen aan de personen met hoeveel personen zij in de woning waren. Ik hoorde dat één van de personen hierop antwoordde dat zij met drie personen in de woning waren. Ik zag dat één van deze personen daarbij drie vingers in de lucht stak.
1.3
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 7 juli 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 1 februari 2020 in Raamsdonkveer heb ingebroken. We waren alle drie in de woning. We zijn via het raam naar binnen gegaan. Dat raam is open gebroken. Het klopt dat er spullen zijn klaargezet. Dat zijn de spullen die op de tenlastelegging staan. Ik had problemen. Ik had geen geld en geen slaapplaats.
1.4
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte] , pagina 155 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in Raamsdonkveer. Ik ben in de woning geweest. Ik wilde daar pikken. Ik ben door een raampje op de begane grond binnen gekomen. Het raampje is geforceerd door een voorwerp tussen het spleetje te duwen, dan iets bewegen en toen ging het raam open. Er is een lange schroevendraaier gebruikt. Ik heb het open gewrikt. Ik heb goederen verzameld. Ik zag een ijzeren kistje met sleutel, daar zat buitenlands geld in. Dat heb ik bij de rest gestopt.