Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2020 samen met twee medeverdachten een woninginbraak heeft gepleegd in Raamsdonksveer. De verdachte is geboren in 1994 en had een raadsman, mr. J.M. Lintz, die de verdediging voerde in plaats van mr. H. Weisfelt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging betrof een voltooide diefstal met braak, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten 's nachts in de woning zijn betrapt.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een voltooide woninginbraak. De officier van justitie achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten de goederen in een kussensloop hadden verzameld, wat hen feitelijke heerschappij over de goederen verschafte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 126 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank besloot geen bijzondere voorwaarden op te leggen aan de voorwaardelijke straf, omdat de reclassering geen meerwaarde zag in begeleiding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.