ECLI:NL:RBZWB:2020:3189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
02-029727-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Goossens
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voltooide diefstal met braak tijdens woninginbraak te Raamsdonksveer

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2020 samen met twee medeverdachten een woninginbraak heeft gepleegd in Raamsdonksveer. De verdachte is geboren in 1994 en had een raadsman, mr. J.M. Lintz, die de verdediging voerde in plaats van mr. H. Weisfelt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging betrof een voltooide diefstal met braak, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten 's nachts in de woning zijn betrapt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een voltooide woninginbraak. De officier van justitie achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten de goederen in een kussensloop hadden verzameld, wat hen feitelijke heerschappij over de goederen verschafte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 126 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank besloot geen bijzondere voorwaarden op te leggen aan de voorwaardelijke straf, omdat de reclassering geen meerwaarde zag in begeleiding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/029727-20
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1994 te [Geboorteplaats- en Land]
postadres [Adres]
raadsman mr. J.M. Lintz, advocaat te ’s-Gravenhage in plaats van mr. H. Weisfelt

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2020 waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich ’s nachts samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak dan wel een poging daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide woninginbraak. Hij voert daartoe aan dat met het klaarzetten van de weg te nemen goederen in een kussensloop deze daarmee buiten de heerschappij van de eigenaren zijn gebracht. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van rechtbank Midden Nederland, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:3685.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er geen sprake is van een voltooide woninginbraak en verdachte daarom hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe wordt aangevoerd dat er hier niet zoals in het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018, NJ 2019, 269 sprake was van een zelf meegebrachte tas, maar van een kussensloop van de slachtoffers waarin de spullen zijn gestopt. Omdat de verdachten daarover geen zeggenschap hadden en deze in het zicht lag, bevond deze zich nog voldoende in de invloedssfeer van de rechthebbenden. Voor de poging kan wel een bewezenverklaring volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten op 1 februari 2020 te Raamsdonksveer op heterdaad zijn betrapt bij een woninginbraak.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van een voltooide diefstal met braak of een poging daartoe.
Om tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal te kunnen komen, is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van de feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval.
In dit geval hebben verdachte en zijn mededaders in de woning waarin zij hebben ingebroken diverse goederen verzameld en in een kussensloop gestopt. Dit is kennelijk gebeurd met het doel om deze goederen te stelen en ook om het meenemen daarvan te vergemakkelijken. De goederen in de kussensloop lagen dus klaar om mee naar buiten te worden genomen. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank de goederen in hun bezit gebracht waardoor zij zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen hebben verschaft dat sprake is van een voltooide diefstal.
Dat de verdachten, zoals door de verdediging is aangevoerd, hierbij geen eigen tas hebben gebruikt om de weg te nemen goederen in te stoppen maar een kussensloop uit de woning van de slachtoffers, maakt dat niet anders. Het verplaatsen van een goed met het oogmerk om daarover als heer en meester te beschikken is voldoende voor een voltooide diefstal (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 04 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1422). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de twee medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een voltooide woninginbraak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [Straatnaam] te Raamsdonksveer, heeft weggenomen:
sieraden en
herenhorloges en
twee sigarenkokers en
een sigarendoosje en
een laptop en
buitenlands geld,
toebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , waarbij verdachte of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 125 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij vordert daarbij aan verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan het vinden van passende huisvesting en zich inzetten voor het vinden en behouden van een baan. Hij baseert zich op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een first offender en houdt rekening met de strafverzwarende omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het feit dat verdachte als first offender moet worden gezien en hij reeds drie maanden in voorarrest heeft gezeten, is de verdediging van mening dat kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Dat geldt ook in het geval van een voltooid delict of wanneer er toch wordt uitgegaan van recidive. Wanneer de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt van een voltooid delict èn van oordeel is dat er sprake is van recidive, bepleit de verdediging naast een straf gelijk aan het voorarrest een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginbraak. Hij is hiervoor samen met de medeverdachten vanuit Den Haag naar Raamsdonkveer gereden. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. In dit geval is er ook nog eens een grote ravage in de woning van de slachtoffers aangericht, wat extra confronterend moet zijn geweest. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte 96 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Ook houdt zij rekening met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De veroordelingen hiervoor zijn echter ofwel ouder dan vijf jaar ofwel niet-onherroepelijk. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een first offender.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasserings-rapport van 6 april 2020. Hierin komt naar voren dat verdachte weliswaar eerder enkele keren bij justitie in beeld is gekomen maar dat er nog geen sprake is van een delictpatroon. Hij ondervindt momenteel diverse problemen in zijn leven. Zo heeft hij geen zelfstandige stabiele huisvesting, geen werk en slechts een beperkt inkomen. Daarnaast gebruikte hij tot zijn huidige detentie softdrugs om met zijn problemen om te kunnen gaan. Om de een of andere reden lukt het hem namelijk niet om zijn leven op de rails te krijgen. Mogelijk is er sprake van vaardigheidstekorten. Beschermende factoren worden op dit moment niet gezien. Dat maakt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Er worden echter geen mogelijkheden gezien om de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen nu verdachte Geadviseerd wordt daarom aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Als de rechter toch besluit tot een voorwaardelijke sanctie, wordt een meldplicht, een drugsverbod en het meewerken aan het vinden passende huisvesting en inzet voor het vinden en behouden van een baan geadviseerd.
De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie met zijn eis heeft bedoeld een onvoorwaar-delijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, aldus 126 dagen in plaats van 125. Gelet op de aard en ernst van het feit alsmede de persoonlijke omstandigheden, afgezet tegen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor een first offender, maakt dat de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging ook tot dat oordeel komt. Zij zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van 126 dagen opleggen met aftrek van voorarrest. Gelet op de bedoeling van de eis van de officier van justitie gaat zij daarmee niet boven de eis uit. Wel is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse stok achter de deur moet worden gegeven, teneinde hem er in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Zij zal daarom aan hem voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van twee jaar opleggen. De rechtbank zal echter geen bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen. De reclassering adviseert deze niet vanwege de moeilijke begeleidbaarheid van verdachte. Bovendien is ter zitting gebleken dat verdachte ook niet echt gemotiveerd is om daaraan mee te werken. De rechtbank ziet hierin dan ook geen meerwaarde.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 126 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge en mr. Van Krevel, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2020.
Mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam] te Raamsdonksveer, heeft weggenomen:
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een of meerdere (heren)horloge(s) en/of
twee, althans een of meerdere sigarenkoker(s) en/of
een sigarendoosje en/of
een laptop en/of
buitenlands geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2020, omstreeks 23:53 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een of meerdere (heren)horloge(s) en/of
twee, althans een of meerdere sigarenkoker(s) en/of
een sigarendoosje en/of
een laptop en/of
buitenlands geld,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
door:
met een schroevendraaier althans met enig gereedschap brekende en/of wrikkende bewegingen te maken in/tegen het raamkozijn, althans een raam te forceren en/of de knippen te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020028304 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, district de Baronie opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 188.
Het proces-verbaal aangifte van [Slachtoffer 1] , mede namens [Slachtoffer 2] , pagina 120 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van de woning aan de [Straatnaam] te Raamdsdonksveer. Ik verliet op 30 januari 2020 omstreeks 14.00 uur de woning. De woning was toen afgesloten. Ik werd op 2 februari 2020 omstreeks 0.00 uur door de buurvrouw gebeld dat er was ingebroken in de woning. Mijn vrouw schrok heel erg toen ze thuis kwam. Aangekomen bij de woning zag ik als eerste de braakschade aan het kozijn naast de voordeur bij het uitzetraam.
Ik zag vanaf de trap de ravage in de twee kamers. Ik zag onder meer dat de lades van de sieradenkast van zijn vrouw openstonden. Ik zag dat de lades leeg waren. De doosjes met sieraden waren uit deze lades. Ik zag dat er een kussensloop van een van de kussens van ons bed ontbrak. Ik zag op de vloer van de werkkamer het betreffende kussensloop liggen. Ik zag dat het sloop gevuld was, maar kon niet zien waarmee. Ik zag in de werkkamer dat op het bureau wat spullen ontbraken. Ik zag dat mijn laptop en een verpakkingsblik wat ik gebruikte voor mijn pennen van het merk Gaultier niet meer op het bureau stonden. Verder zag ik dat er twee houten sigarenkistjes niet meer op de plank boven het bureau stonden.
De medewerker van de technische recherche gaf aan dat ik vluchtig tussen de spullen in de sloop mocht kijken. Ik zag dat de horloges van mijn vrouw er allemaal nog waren. Ik zag een aantal van mijn horloges tussen de spullen in de sloop liggen. Ik zag daar niet zo snel mijn goudkleurige Seiko horloge met een roestbruine bandje. Ik zag de volgende spullen in de sloop zitten:
-De ontbrekende sieraden met de betreffende doosjes,
-Een aantal losse herenhorloge,
-Twee glazen sigarenkokers inclusief inhoudt. Ik zag dat het glas en de sigaren kapot waren.
-Sigarendoosje met de sigaren,
-Buitenlands geld dat in een van de sigarenkistjes zaten.
Kort samengevat heb ik de volgende schade aan goederen:
-Houten raamkozijn. Schadebedrag mij nog niet bekend.
-Vaas voor het raam, ter waarde van ongeveer 25 euro
-Kastdeur van kast in werkkamer, Schadebedrag is mij nog niet bekend.
-Glazen kokers van sigaretten.
1.2
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 36, van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 01 februari 2020 omstreeks 23:54 uur hoorde ik de centralist van het Operationeel Centrum te Tilburg een melding uitgeven van een woninginbraak heterdaad. Ik hoorde dat dit gaande was op het adres [Straatnaam] te Raamsdonksveer. Ik hoorde dat de melder zag dat er drie personen een raam aan het forceren waren. Vervolgens zag ik twee personen in de opening van het dakraam verschijnen. Ik hoorde een politieambtenaar vragen aan de personen met hoeveel personen zij in de woning waren. Ik hoorde dat één van de personen hierop antwoordde dat zij met drie personen in de woning waren. Ik zag dat één van deze personen daarbij drie vingers in de lucht stak.
1.3
De ter terechtzitting van 7 juli 2020 afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 1 februari 2020 een woninginbraak in Raamsdonkveer heb gepleegd. We reden langs dit huis en het voldeed aan de kenmerken dat er niemand aanwezig was. Ik heb dit gecontroleerd. Ik heb het raampje verbroken met gereedschap. Ik ben als eerste de woning binnengegaan.
1.4
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 1] , pagina 175 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in een woning waar ik niet thuis hoorde. Ik ben daar aangehouden. Ik was met [Medeverdachte 2] en [Verdachte] . Zij zijn via een raampje naar binnen gegaan. Ik ben ook naar binnen gegaan.