ECLI:NL:RBZWB:2020:3258

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
02-665131-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Dekker
  • A. Beudeker
  • J. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na aanhouding van grote contante geldbedragen op autosloperij

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1947 en wonende te Kaatsheuvel, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 235.715,69, dat op zijn autosloperij was aangetroffen, verstopt in motorblokken en andere plaatsen. Tijdens de zitting op 8 juli 2020 hebben zowel de officier van justitie, mr. Bezem, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat het witwassen wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging aanvoerde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld aannemelijk was.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was en dat er geen onherstelbaar vormverzuim was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, die niet hoogst onwaarschijnlijk was. De rechtbank stelde vast dat er geen direct bewijs was dat het geld van een misdrijf afkomstig was en dat de verdachte voldoende had aangetoond dat het geld zijn spaargeld was. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verklaring van de verdachte en dat er geen reden was om aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring te twijfelen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit van witwassen. Tevens werden er beslissingen genomen over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de rechthebbenden, en werd er onttrekking aan het verkeer verklaard voor bepaalde voorwerpen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters M. Dekker, A. Beudeker en J. Fleskens, in aanwezigheid van griffier Nouws.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665131-17
vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Milo, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 235.715,69.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen tot een bedrag van € 180.101,60. Hij baseert zich daarbij op hetgeen in de woning van verdachte op het adres [adres] te Kaatsheuvel en in de bij die woning staande loodsen en containers bij de doorzoeking op 11 juli 2017 werd aangetroffen aan contante geldbedragen. Voor de aanwezigheid van dit verstopte geld heeft verdachte een verklaring gegeven, namelijk dat dit zijn spaargeld was, maar de officier van justitie is van mening dat deze verklaring om meerdere redenen niet aannemelijk is en dat er daarom sprake is van witwassen van het aangetroffen contante geld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, als bedoeld in artikel 359a Sv. Volgens de verdediging is met de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de doorzoeking bij verdachte plaatsvond, inbreuk gemaakt op het verdragsrechtelijk beschermde huisrecht, waarbij het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel in aanzienlijke mate werd geschonden.
Subsidiair is de verdediging van mening, dat de aangetroffen hoeveelheid contant geld en de verdenking die er bestond, onvoldoende redengevend zijn voor de conclusie dat er sprake zou zijn van witwassen. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte bij de belastingdienst duidelijke en concrete verklaringen heeft afgelegd, die volgens de verdediging niet als volstrekt onwaarschijnlijk kunnen worden aangemerkt. De verdediging is van mening dat de verklaringen van verdachte concreet zijn, consistent en min of meer verifieerbaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van de doorzoeking bij verdachte
Met betrekking tot de op 11 juli 2017 bij verdachte gehouden doorzoeking van zijn woning aan de [adres] te Waalwijk en de bij die woning aanwezige loodsen en containers, deelt de rechtbank niet de mening van de verdediging, dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim of een inbreuk op het huisrecht van verdachte.
Met de verdediging is de rechtbank wel van oordeel dat op het moment dat de doorzoeking werd aangevraagd, niet verdachte, maar [naam 1] en de twee zoons van verdachte, te weten [naam 2] en [naam 3] , als verdachten werden aangemerkt. De woning van verdachte werd bij de doorzoeking betrokken omdat uit TCI-informatie duidelijk was geworden dat het bedrijf van [naam 3] , genaamd autobedrijf [bedrijf] op het adres [adres] te Waalwijk gevestigd was. Dat was de reden dat ook voor het adres van verdachte door de rechter-commissaris een machtiging werd afgegeven voor een doorzoeking ter inbeslagname. Deze machtiging omvatte niet alleen de inbeslagname van de administratie van [bedrijf] , maar ook alle voorwerpen die duiden op onbekende bronnen van inkomen of bezittingen en/of niet verantwoord inkomen. Omdat het onderzoeksteam derhalve niet op zoek was naar een specifiek goed, was naar het oordeel van de rechtbank een bevel tot uitlevering ex artikel 105 Sv op dat moment geen optie. De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat de doorzoeking van de woning van verdachte rechtmatig is geweest.
Het witwassen
De vraag die de rechtbank voorts dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van het geldbedrag. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het ten laste gelegde geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Dit brengt met zich dat eerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte alsmede in de zich op zijn terrein bevindende loodsen en containers grote contante geldbedragen zijn aangetroffen op ongewone plekken zonder gebleken noodzaak voor het verstoppen van zulke grote bedragen op grond van beroep of bedrijf.
Deze omstandigheid is van dien aard dat hiermee het vermoeden van een criminele herkomst van het aan verdachte ten laste gelegde geldbedrag zonder meer is gerechtvaardigd. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Betreffende de herkomst van de bij verdachte aangetroffen contante geldbedragen heeft verdachte van begin af aan een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Het betreft de bedragen € 25.000,-, € 101.640,- , € 45.200,- , € 100,- , € 5.216,55 , € 971,20 , €955,- , € 354,77 , € 664,08 met een totaal van € 180.101,60.
Van de twee in de jukebox in de woning van verdachte gevonden bedragen en de € 41.848,70 in een motorblok in een loods op zijn terrein wordt verdachte niet als eigenaar aangemerkt.
Verdachte heeft verklaard dat hij al vele jaren maandelijks een bedrag opnam uit de kas van zijn bedrijf. Deze kasopnames blijken deels ook uit de door verdachte gevoerde boekhouding. Van dit opgenomen contante geld werd door verdachte, zo heeft hij verklaard, een klein gedeelte besteed om van te leven en hetgeen hij overhield werd door hem gespaard en verstopt in motorblokken op zijn bedrijf. Hij heeft daar nog aan toegevoegd dat het bedrag dat werd gebruikt om van te leven hoger was in de tijd dat zijn echtgenote nog in leven was en dat hij na haar overlijden bijna niets meer nodig had en bijna het volledige bedrag van € 1.000,= werd gespaard. De meeste vaste lasten van verdachte werden automatisch afgeschreven. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij niet bij de bank heeft gespaard omdat hij het niet zo op banken heeft. Verdachte stelt zijn hele werkzame leven contant geld gespaard te hebben. Hij heeft inkomstenbelasting betaald en het spaargeld vervolgens contant bewaard.
De raadsman heeft ter onderbouwing van de verklaring van verdachte stukken overgelegd, waaruit volgens de raadsman blijkt dat verdachte eerder contante gelden heeft opgenomen die door hem werden gespaard. Ook zou uit die stukken blijken dat eerder bij verdachte contant geld in beslag is genomen en later ook weer werd teruggegeven.
Ook de officier van justitie heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting aangegeven dat hij verdachte wel deels gelooft dat het om spaargeld zou gaan, maar dat op grond van de verklaring van verdachte maar 2/3 van het aangetroffen contante geld kan worden verklaard.
De officier van justitie is, nu er geen verklaring wordt gegeven voor de herkomst van het hele bedrag en er een groot onverklaarbaar bedrag overblijft, van mening dat dan de gehele verklaring van verdachte als niet geloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Die redenering volgt de rechtbank echter niet.
De rechtbank oordeelt dat verdachte, onder overlegging van stukken, een verklaring voor de herkomst van een groot deel van het bij hem aangetroffen contante geldbedrag heeft gegeven, zoals van hem mocht worden verlangd onder voormelde omstandigheden. Het lag op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die door verdachte aangegeven alternatieve herkomst van het geld. Een dergelijk onderzoek door de officier van justitie, of het hele bedrag afkomstig kan zijn van het sparen gedurende het hele werkzame leven nu in ieder geval een deel overeenkomt met de verklaring, heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende plaatsgevonden. In ieder geval heeft dat er niet toe geleid dat er reden is te twijfelen aan de verklaring over gespaarde bedragen van voor de onderzochte periode, om zodoende de verklaring van verdachte terzijde te kunnen schuiven.
Hoewel het vaststellen van het exacte gespaarde bedrag ernstig wordt bemoeilijkt door het feit dat verdachte nooit enige boekhouding daarvan heeft bijgehouden, betekent dit niet dat het onmogelijk is dat het totale bedrag inderdaad door verdachte is gespaard. Er kan dus niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het geldbedrag geen legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat niet bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde contante geldbedragen heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

5.De overwegingen omtrent het beslag.

5.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
5.2
De teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden.
5.3
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
5.4
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat die voorwerpen bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit zijn aangetroffen. Die voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

6.De toepasselijke wetsartikelen.

De opgelegde maatregel berust op de artikel 36d van het wetboek van strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Beslag
Teruggave aan verdachte
- gelast de teruggave aan verdachte van de geldbedragen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 4, 6 en 7 en van de voorwerpen, genummerd 13, 14, 15, 16, 17 en 18;
Teruggave aan de rechthebbenden
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11 en 12;
Bewaring ten behoeve van de rechthebbenden
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 31 tot en met 42;
Onttrekking aan het verkeer
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 28, 29 en 30;
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juli 2020.
Mrs. Dekker en Fleskens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Hij,
op of omstreeks 11 juli 2017, te Kaatsheuvel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s),
van enig(e) voorwerp(en), te weten:
een contant geldbedrag van (ongeveer) 235.715,69- euro,
althans van enig(e) voorwerp(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende is en/of
enig(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en),
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
art 420quater Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht