ECLI:NL:RBZWB:2020:3299

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
02-820390-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Martens
  • mr. Beudeker
  • mr. Van der Burgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoeren van amfetamineolie door verdachte in Riel

Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 maart 2016 in Riel, gemeente Goirle, werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 163 liter amfetamineolie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van Dorst, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de amfetamineolie had vervoerd, ondanks zijn ontkenning van wetenschap over de aanwezigheid ervan. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de politie en het Nederlands Forensisch Instituut, die bevestigden dat de aangetroffen vloeistof amfetamineolie was. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het feit, maar werd wel schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van de amfetamineolie. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met vervangende hechtenis van 120 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van de productie en handel in synthetische drugs voor de volksgezondheid en het milieu.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820390-16
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van Dorst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander, opzettelijk een hoeveelheid amfetamineolie heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk circa 163 liter amfetamineolie heeft vervoerd en gebruikt daarbij onder meer de bevindingen van de politie, de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (hierna: de LFO) en de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) voor het bewijs. De verklaring van verdachte, dat hij geen enkele wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen amfetamineolie, acht de officier van justitie in de gegeven omstandigheden ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs, dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen amfetamineolie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast, dat verdachte op 18 maart 2016 in Riel, gemeente Goirle, is aangehouden na de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] bestuurd te hebben. Uit de bevindingen van de LFO en de onderzoeksresultaten van het NFI kan worden afgeleid, dat in de laadruimte van de Volkswagen Caddy voornoemd jerrycans stonden met daarin een totale hoeveelheid van ongeveer 163 liter amfetamineolie. Volgens het LFO betreft hetgeen is aangetroffen een direct verhandelbaar eindproduct.
Dat in de laadruimte van het door verdachte bestuurde voertuig circa 163 liter amfetamine-olie is aangetroffen staat niet ter discussie. Door verdachte wordt wel betwist dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamineolie in het voertuig, zodat het opzet van verdachte niet was gericht op het vervoeren van amfetamineolie.
Uit de bevindingen van de politie en de verklaring van de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (hierna: BOA) leidt de rechtbank af dat verdachte bij het zien van de politie met zijn voertuig remde, ineens achteruit reed, omkeerde en meteen een andere straat in sloeg. Halverwege die straat heeft hij de auto vervolgens geparkeerd en zat hij weggedoken op de bestuurdersstoel.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de politie en de BOA. De combinatie van de gedragingen van verdachte interpreteert de rechtbank als vluchtgedrag. Zijn schrikreactie geeft aan dat verdachte kennelijk wat te verbergen had. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn gedrag.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt, doordat verdachte wisselend heeft verklaard over zijn gedrag. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij keerde, omdat hij verkeerd reed en ter zitting heeft hij verklaard dat hij keerde uit angst voor een boete, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich had.
De verklaring van verdachte, dat hij tijdens het uitlaten van de hond van zijn vader al een paar keer een zekere [naam 1] was tegengekomen die hij [naam 1] ” noemde en dat deze “ [naam 1] aan verdachte zou hebben gevraagd om de Volkswagen Caddy tegen betaling mee op te halen, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Deze verklaring is een blote stelling en bovendien niet te verifiëren.
Ook neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat er veel geld omgaat in het drugscircuit. Uit het LFO-rapport volgt dat van de aangetroffen hoeveelheid amfetamineolie circa 230 tot 330 kilogram amfetaminepasta kan worden geproduceerd, hetgeen een handelswaarde heeft van 230.000,00 tot 330.000,00 euro. De rechtbank acht het onaannemelijk dat een ander, die verdachte niet kent, verdachte in een voertuig laat rijden met daarin een dergelijke grote hoeveelheid amfetamineolie zonder dat verdachte daar op enige wijze wetenschap van zou hebben, zoals verdachte beweert. Het achterlaten van een grote hoeveelheid amfetamineolie bij een volstrekt onbekende en onwetende brengt immers risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs toe-eigent of besluit om de politie in te lichten.
De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier (een proces-verbaal ten behoeve van de voorgeleiding met enkele aanvullende stukken) dusdanig weinig informatie bevat over het verrichte onderzoek, dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De rechtbank overweegt dat zij de door de verdediging genoemde onderdelen (de bevindingen dat er een sterke chemische geur in de auto hing en dat de vaten in de auto nog warm waren en daarom kort daarvoor in een drugslab moeten zijn geproduceerd) vanwege de summiere informatie daarover in het dossier niet voor het bewijs gebruikt. Desalniettemin duidt het samenstel van omstandigheden er naar de uiterlijke verschijningsvorm op dat verdachte heel goed wist wat hij in de Volkswagen Caddy vervoerde. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal verdachte worden vrijgesproken, nu het dossier hiervoor geen aanknopingspunten biedt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 maart 2016 te Riel, gemeente Goirle, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 163 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij haar eis acht geslagen op de ernst van het feit, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 18 maart 2016 in Riel opzettelijk ongeveer 163 liter amfetamineolie vervoerd.
De productie van en handel in synthetische drugs moet krachtig worden bestreden wegens de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid.
Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door de vele illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden.
Daarnaast wijst de rechtbank op ontploffingsgevaar dat kan optreden bij het (ondeskundig) opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium, terwijl ook het vervoer van benodigde hulpmiddelen en chemicaliën levensgevaarlijk kan zijn.
Verdachte heeft zich kennelijk totaal niet bekommerd om de risico’s en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte van 10 juni 2020. Hieruit volgt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan dit feit niet is veroordeeld voor een drugsgerelateerd feit.
Verder volgt uit het strafblad, dat verdachte op 15 januari 2018 door de kantonrechter in Den Haag is veroordeeld, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit heeft echter geen invloed op de strafoplegging, omdat die veroordeling betrekking heeft op een volstrekt ander feit dan hier aan de orde is en de straf niet anders zou zijn geweest als die feiten tegelijkertijd behandeld zouden zijn. Verdachte is afgezien van enkele verkeersovertredingen sinds het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking gekomen.
Gelet op het voorgaande en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, alsmede gezien de voor de rechtbank geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in beginsel passend is.
De rechtbank houdt er echter voorts rekening mee dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Er is sprake van een overzichtelijke zaak, maar desondanks heeft er om niet verklaarbare redenen meer dan vier jaar gezeten tussen de inverzekeringstelling van verdachte en de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Verder kan uit het reclasseringsadvies van 11 december 2019 worden afgeleid dat verdachte sinds een jaar huisvesting heeft en dat hij maatschappelijk geaccepteerde doelen nastreeft, zoals het realiseren en behouden van stabiliteit op de leefgebieden huisvesting, financiën, dagbesteding/werk en zijn psychosociaal functioneren. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de ingezette trajecten doorkruisen (waaronder deelname aan de WSNP) en met veel moeite behaalde doelen teniet doen (zoals het hebben van een woning). De rechtbank acht dat in dit geval, na vier jaar positieve inzet van verdachte, onredelijk en disproportioneel. De rechtbank zal dan ook kiezen voor een andere strafmodaliteit dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles tegen elkaar afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van
2 uur taakstraf per dag. Om toch de ernst van het feit te benadrukken en als stok achter de deur zal de rechtbank daarnaast nog aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de
taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Martens, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Van der Burgh, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 maart 2016 te Riel, gemeente Goirle, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 163 liter amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(art 2 ahf/ond B Opiumwet art 10 lid 4 Opiumwet)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindprocesverbaal met dossiernummer ZBRAA16020 van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, ongenummerd.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage 1 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Op 18 maart 2016 omstreeks 21:30 uur was ik, verbalisant [naam 2] , belast met het toezicht in het buitengebied en de grensstreek van politieteam Leijdal te Tilburg. Ik was de bestuurder van het politievoertuig en als bijrijder zat Buitengewoon Opsporingsambtenaar [naam 3] in het voertuig. Omstreeks 21:30 uur reden we langs de Regte Heide in Riel, gemeente Goirle, over de Rielsedijk. Wij kwamen vanuit de richting Goirle langs de Regte Heide gereden. We zagen daar een personenvoertuig rijden en we wilden deze controleren. Terwijl wij dit voertuig een stopteken gaven kwam ons een voertuig tegemoet gereden. Ik zag dat dit voertuig uit de richting van de kerk in het centrum van Riel kwam en herkende het voertuig als een grijze Volkswagen Caddy. Ik zag dat de Caddy afremde. Ik zag dat het voertuig enkele meters achteruit reed en dat de bestuurder een keer met zijn voertuig stak. Het voertuig reed weer vooruit en reed de Vonderstraat in. Ik ben meteen achter de Caddy aangegaan. Ik zag het voertuig meteen om de hoek niet meer over de weg rijden terwijl ik er maar een paar meter achteraan reed. Halverwege de straat, aan de linkerkant van de weg, zag ik het voertuig geparkeerd staan. Ik reed langs het voertuig en zag dat er een persoon weggedoken op de bestuurdersstoel zat. Ik stopte naast het voertuig en zag dat de bestuurder uitstapte en bij zijn voertuig wegliep. Ik vroeg hem “wat bent u hier aan het doen? Ik zou graag uw rijbewijs willen zien.” Ik hoorde dat de man zei “ik moet hier zijn, ik mag hier toch lopen”. Ik hoorde dat de man zei dat hij geen rijbewijs of een identiteitsbewijs bij zich had. Ik heb de man bevraagd in het politiesysteem. Ik zag dat er een aandachtsvestiging op zijn naam stond in verband met ondermijning en het thema synthetische drugs. Ik zag dat [naam 3] de achterdeur van de Caddy opentrok. Ik stond erbij en zag meteen een aantal vaten met vloeistof erin.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , opgenomen als bijlage 4 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Wij reden op de Rielsedijk en zagen een verdacht voertuig. Toen politieambtenaar [naam 2] een stopteken gaf zagen we dat een ander tegemoetkomend voertuig ineens omkeerde en snel de wijk inreed. Toen wij de straat inreden zagen we dat het voertuig geparkeerd stond aan de linkerkant van de weg. De bestuurder wilde weglopen en [naam 2] sprake hem aan. De man gaf een warrig antwoord en zei dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. De man kwam voor in het politiesysteem ter zake van de Opiumwetgeving. Ik heb de achterkant van het voertuig geopend en zag een aantal kannen.
Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO, opgenomen als bijlage 8 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Op verzoek van [naam 4] , werkzaam de recherche van Tilburg eenheid Zeeland West-Brabant heb ik, De Vrij, hoofdinspecteur van politie en werkzaam als senior LFO-expert bij LFO, op 23 maart 2016 tussen 10.15 uur en 10:45 uur ondersteuning verleend bij het inventariseren van goederen die volgens opgaaf op vrijdag avond 18 maart achter in een VW Caddy met kenteken [kenteken 1] waren aangetroffen.
Het ging om de volgende goederen:
1. Witte jerrycan van 30 liter, zonder enig opschrift, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
2. Witte jerrycan van 30 liter, met handgeschreven opschrift “X”, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
3. Witte jerrycan van 30 liter, zonder enig opschrift, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
4. Witte jerrycan van 30 liter, met handgeschreven opschrift “X”, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
5. Witte jerrycan van 30 liter, met handgeschreven opschrift “a”, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
6. Witte jerrycan van 30 liter, zonder enig opschrift, met zwarte dop inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
7. Witte jerrycan van 30 liter, met opschrift “10,7”, met zwarte dop inhoudende circa 11 liter zwakgele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
8. Witte jerrycan van 5 liter, met opschrift “1,1”, met zwarte dop inhoudende circa 1 liter oranje olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
9. Witte jerrycan van 5 liter, met opschrift “1,3”, met zwarte dop inhoudende circa 1,3 liter gele olieachtige vloeistof met typerende geur die ik herken als die van amfetamineolie.
Ik heb met behulp van schoon en ongebruikt monsternamemateriaal drie monsters genomen. De monsters zijn ter analyse overgebracht voor spoedanalyse naar de afdeling verdovende middelen van het NFI. Het ging om onderstaande monsters:
IBN-code
Omschrijving
SIN-nummer
10,7
bemonstering afkomstig uit een witte jerrycan, van 30 liter opschrift '‘10,7" inhoudende circa 11 liter zwakgele olieachtige vloeistof met geur van amfetamineolie
AAFF2881NL
a
bemonstering afkomstig uit een witte jerrycan, van 30 liter opschrift "a" inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met geur van amfetamineolie
AAFF2882NL
X
bemonstering afkomstig uit een witte jerrycan, van 30 liter opschrift “X" inhoudende circa 25 liter zwakgele olieachtige vloeistof met geur van amfetamineolie
AAFF2884NL
Interpretatie LFO:
Het aantreffen van negen jerrycans met in totaal circa 163 liter olieachtige vloeistof met een typerende geur van amfetamineolie wijst erop dat alle jerrycans zeer waarschijnlijk amfetamineolie bevatten.
Het geschrift, te weten het NFI-rapport d.d. 25 maart 2016, opgenomen als bijlage 7 van vermeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Kenmerk
Omschrijving
Conclusie
AAFF2881NL / 10,7
monster zwak lichtgele vloeistof, volgens opgave uit circa 11 liter in een witte 30L jerrycan met opschrift '10,7'
Bevat amfetamine
AAFF2882NL / a
monster kleurloze vloeistof, volgens opgave uit
circa 25 liter in een witte 30L jerrycan met opschrift 'a'
Bevat amfetamine
AAFF2884NL / X
monster kleurloze vloeistof, volgens opgave uit
circa 25 liter in een witte 30L jerrycan met
opschrift 'X'
Bevat amfetamine