ECLI:NL:RBZWB:2020:3393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_337
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 9 december 2019, waarbij zijn Ziektewet-uitkering (ZW) per 11 augustus 2019 is beëindigd. Eiser, die als autobandenverkoper en baliemedewerker heeft gewerkt, was sinds 11 juli 2018 arbeidsongeschikt door medische klachten. Het UWV had hem eerder een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling werd deze beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit ongegrond in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft op 25 juni 2020 de zaak behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen, waarbij werd gekeken naar de beperkingen van eiser en zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben vastgesteld dat eiser beperkingen heeft, maar dat hij in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en de geselecteerde functies passend zijn voor eiser, ondanks zijn klachten. De beslissing van het UWV om de ZW-uitkering te beëindigen wordt bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/337 ZW

uitspraak van 23 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger].

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als autobandenverkoper en baliemedewerker bij [naam B.V.] Voor dat werk is hij op 11 juli 2018 uitgevallen vanwege medische klachten.
Het UWV heeft met ingang van 24 december 2018 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 9 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 11 augustus 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 11 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien tijdens het spreekuur. De verzekeringsarts rapporteert dat eiser beperkingen heeft in het persoonlijk en sociaal functioneren (o.a. ten aanzien van deadlines en productiepieken, werk dat veel leidinggevende aspecten bevat, conflicthantering). Ook zijn er beperkingen in de rubriek fysieke arbeidsomstandigheden (o.a. ten aanzien van luchtwegprikkelende stoffen en gassen en ten aanzien van koude, warmte en tocht). Bij het eigen onderzoek werden klachten en belemmeringen geconstateerd die in overeenstemming zijn met de gevraagde informatie. Eiser is ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet. Eiser heeft per 24 juni 2019 verminderde benutbare mogelijkheden voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b rapporteert als volgt. De klachten van eiser zijn onderkend, erkend en betrokken bij de gevalsbehandeling door de primaire verzekeringsarts. Er was ten tijde van het medisch onderzoek informatie beschikbaar van de behandelende sector. Er is onderzoek verricht door de verzekeringsarts (anamnese en psychisch onderzoek). Er is sprake van beperkingen van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, maar niet alle klachten zijn objectiveerbaar. Bij de beoordeling van de mogelijkheden om te functioneren is rekening gehouden met de aard en de ernst van de stoornissen en de daaruit voortvloeiende beperkingen. De beperkingen zoals vermeld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) passen bij de verkregen onderzoeksgegevens uit eigen onderzoek en informatie van behandelende sector. Voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden bestaat geen reden. Uit de informatie van de longarts van 5 maart 2019 blijkt dat astma en sarcoïdose stabiel zijn. Ook de longfunctie is normaal. Uit de informatie van de psychiater van 27 november 2019 blijkt dat er geen depressieve stoornis kan worden vastgesteld en ook geen andere DSM-V classificatie. Voor wat betreft de buikklachten denkt de huisarts aan een prikkelbare darm. Afwijkingen aan het bewegingsapparaat zijn niet vastgesteld. De verzekeringsarts b&b stelt dat niet wordt ontkend dat eiser klachten heeft, maar gezien de geobjectiveerde afwijkingen is er geen medische onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen. Op medische gronden bestaat er volgens de verzekeringsarts b&b geen indicatie voor een beperking in de duurbelastbaarheid.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 26 juni 2019.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij last heeft van astma en sarcoïdose in de longen, mede door de blootstelling aan Chroom 6 bij tROm. Daarnaast heeft hij pijnklachten, is hij snel moe, heeft spierpijn, buikpijn en last van pukkels op zijn hoofd. Ook is sprake van hooikoorts. Voor zijn psychische klachten is eiser onder behandeling geweest van een psycholoog van GGZ in Balans. Nu is hij bij een psychiater onder behandeling. Deze heeft aangegeven dat er geen passend therapeutisch aanbod is voor eiser.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn psychische klachten en longklachten. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat de informatie uit de behandelend sector is betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie van de huisarts (journaal van 4 september 2019 en verwijsbrief) en de verwijsbrief van de praktijkondersteuner naar de afdeling Lichaam, geest en gezondheid die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen, nu daaruit geen andere beperkingen op de datum in geding blijken.
Niet gebleken is dat in de FML van 26 juni 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), Productiemedewerker machinaal inpakken (Sbc-code 111175) en productiemedewerker metaal en elektro-industrie (Sbc-code 111171).
6.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij de nieuw geduide functies ook niet kan uitoefenen. Ten aanzien van de functie van Allround productiemedewerker schoenen (Sbc-code 111180) stelt eiser dat gelet op zijn gezinssituatie met drie kleine kinderen niet van hem kan worden verwacht dat hij in de nacht werkt. Ten aanzien van de functie van Productiemedewerker metaal en elektro-industrie (Sbc-code 111171) stelt eiser dat bij het schuren stoffen vrij komen waardoor hij meer last kan krijgen van zijn longen. Ook psychisch is dit een grote belasting omdat hij bij tROm juist meer klachten kreeg van schuren en spuiten. Ten aanzien van productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (Sbc-code 111172) stelt eiser dat hij beperkt is voor werken in koude.
6.3.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 8 juli 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 3 december 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat eiser medisch gezien niet in staat om in de nacht te weken. Eisers stelling dat hij niet in de nacht werkzaam kan zijn, vloeit voort uit zijn privéomstandigheden. Bij de onderhavige (theoretische) beoordeling wordt enkel gekeken of eiser in staat om met zijn medische beperkingen de geduide functies uit te oefenen.
Ten aanzien van het vrij komen van stoffen bij de functie Productiemedewerker metaal en elektro-industrie (Sbc-code 111171) overweegt de rechtbank dat uit de resultaatbeoordeling volgt dat op het item 3.6 (stof, rook, gassen en dampen) geen signalering is gegeven, hetgeen inhoudt dat er niet meer stofdeeltjes dan normaal in de lucht aanwezig zijn. Dat wellicht gewerkt wordt met een bandschuurmachine, zoals door gemachtigde van het UWV ter zitting is gesteld, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat het uitoefenen van deze functie voor eiser psychisch te belastend zou zijn.
Aan de beoordeling van de beroepsgronden tegen de overige geduide functies komt de rechtbank niet toe, nu de theoretische verdiencapaciteit daarop niet is gebaseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank mochten de hiervoor genoemde functies dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 11 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 23 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.