In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 9 december 2019, waarbij zijn Ziektewet-uitkering (ZW) per 11 augustus 2019 is beëindigd. Eiser, die als autobandenverkoper en baliemedewerker heeft gewerkt, was sinds 11 juli 2018 arbeidsongeschikt door medische klachten. Het UWV had hem eerder een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling werd deze beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit ongegrond in het bestreden besluit.
De rechtbank heeft op 25 juni 2020 de zaak behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen, waarbij werd gekeken naar de beperkingen van eiser en zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben vastgesteld dat eiser beperkingen heeft, maar dat hij in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en de geselecteerde functies passend zijn voor eiser, ondanks zijn klachten. De beslissing van het UWV om de ZW-uitkering te beëindigen wordt bevestigd.