ECLI:NL:RBZWB:2020:3402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
02-061584-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van Kralingen
  • J. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door beginnend bestuurder onder invloed van alcohol met letsel tot gevolg

Op 18 maart 2018 heeft de verdachte, een beginnend bestuurder, een verkeersongeval veroorzaakt in Tilburg. Hij reed met een snelheid tussen de 102 en 148 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op die weg 50 kilometer per uur was. Bovendien had hij teveel alcohol gedronken. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een passagier en enig letsel voor een andere passagier. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat zijn rijgedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een rijontzegging van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had eerder verklaard dat hij moe was en dat hij de verkeersdrempel te laat zag, wat bijdroeg aan de onvoorzichtigheid van zijn rijgedrag. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het NFI-rapport in haar oordeel meegenomen, waarbij de kans op de snelheid van de verdachte als zeer hoog werd ingeschat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de blanco strafblad van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/061584-18
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1999, te [Geboorteplaats- en Land van verdachte]
wonende te [Adres] ,
raadsvrouw mr. D. Marcus, advocaat te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een ongeluk heeft veroorzaakt door te hard te rijden, waardoor twee personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen, terwijl hij - als beginnend bestuurder - teveel alcohol op had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Gelet op het feit dat verdachte te hard reed, volgens eigen zeggen vermoeid was en met een te hoog alcoholpercentage heeft gereden, is er sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waarbij aan één inzittende van het door hem bestuurde voertuig zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en bij de andere inzittende sprake was van enig letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het rijden onder invloed. Verdachte is niet van het resultaat van zijn bloedonderzoek op de hoogte gesteld en heeft daartoe geen tegenonderzoek kunnen doen. Dit is een strikte waarborg die niet is nagekomen en daarom dient vrijspraak te volgen voor dit onderdeel van de tenlastelegging. De snelheid waarmee verdachte gereden heeft, is niet vast te stellen. Verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring 75 kilometer per uur gereden. Uit het rapport van het NFI komt naar voren dat de uitgevoerde kansberekening is gestoeld op een verklaring van een getuige die van iemand anders had gehoord dat verdachte rond de 120 kilometer per uur reed. Het resultaat van het NFI-rapport kan om die reden niet worden gebruikt voor het bewijs. Dan blijft over dat er een enkele verkeersovertreding kan worden bewezen, te weten te hard rijden en dat is niet zonder meer een misdrijf in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair is tenlastegelegd. Derhalve dient verdachte van het primaire feit te worden vrijgesproken. Voor het subsidiaire feit, een overtreding van artikel 5 WVW, is er voldoende bewijs. Wel dient verdachte, gelet op hetgeen over het NFI-rapport is gesteld door de verdediging, te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging inhoudend “te rijden met een snelheid van tussen de 102 kilometer per uur en/of 148 kilometer per uur.”
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het verweer ten aanzien van de snelheid:
De rechtbank heeft, anders dan de verdediging heeft gesteld, in het rapport geen aanwijzingen gevonden dat de door het NFI gemaakte kansberekening is gestoeld op een verklaring van een getuige over de gereden snelheid. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het NFI-rapport naar voren dat op grond van objectieve gegevens is vastgesteld dat er een kans is van 99% dat de snelheid van verdachte ten tijde van het feit lag tussen de 102 en 148 kilometer per uur, waar de toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van dat rapport.
Het verweer ten aanzien van het rijden onder invloed van alcohol:
Uit de beschikbare dossierstukken volgt dat er een brief is opgemaakt op 29 maart 2018, gericht aan verdachte, waarin de uitslag van het bloedonderzoek vermeld staat. In de dossierstukken bevindt zich ook een e-mail van 31 maart 2018, waarin vermeld staat dat de uitslag
nog nietaan verdachte zou zijn medegedeeld. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat de uitslag (wellicht) niet aan verdachte is medegedeeld. Wat hier ook van zij, ook uit de overige bewijsmiddelen volgt dat verdachte als beginnend bestuurder teveel had gedronken. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij in de stad twee biertjes had gedronken en dat hij bij [Naam 1] (één van de twee latere passagiers van de auto) ook nog had gedronken. [Naam 2] (de andere passagier) heeft verklaard dat verdachte meerdere glazen alcohol heeft gedronken. Een beginnend bestuurder, als genoemd in artikel 8 derde lid van de WVW, mag niet rijden indien het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger is dan 0,2 milligram per milliliter bloed. Dit komt overeen met het drinken van één alcoholische drank.
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in ieder geval meer heeft gedronken dan was toegestaan en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol.
Kwalificatie:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een overtreding in de zin van artikel 6 WVW. Daarbij moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Aan de hand van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank – kort gezegd – de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed als bestuurder van een BMW in de nacht van 18 maart 2018, omstreeks 02.59 uur over de Goirleseweg te Tilburg gaande in de richting van de Ringbaan-Zuid (in noordelijke richting). Verdachte reed met een snelheid tussen de 102 en 148 kilometer per uur over deze weg, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. Verdachte reed onder invloed van alcohol en was beginnend bestuurder. Verdachte reed over een verkeersdrempel, raakte de controle over zijn voertuig kwijt en reed de oostelijk gelegen tussenberm in. Aldaar raakte de BMW met de rechter achterzijde een in de oostelijk gelegen berm staande boom. Hierdoor werd de rechterzijde vanaf het rechter voorportier van de personenauto opengereten en raakten vervolgens het rechter achterportier en wiel de desbetreffende boom. De personenauto draaide en raakte met de rechtervoorzijde een in de oostelijk gelegen berm staande lantaarnpaal, draaide daarna circa twee maal om zijn as tot zijn eindpositie. De passagier op de achterbank is vermoedelijk bij de aanrijding uit het voertuig geslingerd en had letsel aan het hoofd. De bijrijder had letsel aan de pols, waardoor een operatie nodig was. De genezing van de pols heeft volgens de medische verklaring drie tot zes maanden geduurd. Over het letsel van de passagier op de achterbank is geen medische informatie in het dossier opgenomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze passagier zes weken na het ongeval weer aan het werk was.
Gelet op dit samenstel van gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het primaire feit, overtreding van artikel 6 WVW, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot de mate van schuld is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte, gekwalificeerd dient te worden als zeer onvoorzichtig en onoplettend door (veel) te hard te rijden, terwijl het nacht was en hij naar eigen zeggen moe was en verdachte als beginnend bestuurder teveel alcohol had gedronken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 18 maart 2018 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Goirleseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, te rijden met een snelheid van tussen de 102 kilometer per uur en 148 kilometer per uur, een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen daar geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en op een licht verhoogd kruisingsvlak het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden, waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in de berm is terecht gekomen en met de rechterflank tegen een boom is gebotst en een boom heeft geraakt, waardoor een ander genaamd [Naam 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en [Naam 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, alsmede een rijontzegging van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de periode dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend is, alsmede een rijontzegging voor de duur van 12 maanden met aftrek. De verdediging is van mening dat een voorwaardelijke rijontzegging, gelet op het feit dat verdachte al tweeëneenhalf jaar geen strafbare feiten heeft gepleegd en een blanco strafblad heeft, geen zin heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte reed, onder invloed van alcohol als beginnend bestuurder, met te hoge snelheid over een verkeersdrempel waardoor hij de auto die hij bestuurde niet meer onder controle hield, de auto in de berm terechtkwam, de auto een boom raakte, de auto circa 90 graden draaide, vervolgens een in de berm staande lantaarnpaal en een boom raakte en vervolgens twee keer om zijn as draaide. [Naam 2] en [Naam 1] zaten bij verdachte in de auto. Als gevolg hiervan heeft [Naam 2] een gebroken pols opgelopen, waardoor een operatie nodig was, waarvan hij naar verwachting drie tot zes maanden diende te herstellen. [Naam 1] had een hoofdwond en pijn aan rug en hoofd.
Door ’s nachts bij het naderen van de verkeersdrempel, gelet op de wegsituatie ter plaatse, met een te hoge snelheid en onder invloed van alcohol een auto te besturen, terwijl hij beginnend bestuurder was, kan verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag worden verweten. Verdachte had de negatieve werking van alcohol op zijn rijgedrag moeten kennen of begrijpen en had niet met de auto moeten gaan rijden. Hij heeft zich daarmee geen of onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die een bestuurder van een motorvoertuig heeft ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en in dit geval zijn twee medepassagiers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. In het voordeel van verdachte is rekening gehouden met zijn blanco strafblad. Ook dient rekening te worden gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn met enkele maanden. Dit tijdsverloop is niet aan de verdediging toe te rekenen, terwijl het ook niet kan worden gerechtvaardigd door bijvoorbeeld de ingewikkeldheid van de zaak.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is en zal de rechtbank conform de eis aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden is.
Uit het oogpunt van een passende straftoemeting en gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen aan verdachte dient te worden ontzegd voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de WVW, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke straf van belang, nu het om een ernstig verkeersfeit gaat.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en een ander enig lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Los, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Primair:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Goirleseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onnadenkend en/of onoplettend, te rijden met een snelheid van tussen de 102 kilometer per uur en/of 148 kilometer per uur, althans te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen daar geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was, en/of op/nabij een licht verhoogd kruisingsvlak het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (gedeeltelijk) in de berm is terecht gekomen en/of met de rechterflank tegen een boom is gebotst en/of een boom heeft geraakt, waardoor een ander (genaamd [Naam 2] en/of
[Naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols ( [Naam 2] ) en/of hoofdletsel ( [Naam 1] ), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid Wegenverkeerswet 1994;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW), daarmee rijdende op de weg, Goirleseweg, heeft gereden met een snelheid van tussen de 102 kilometer per uur en/of 148 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen daar geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, in ieder geval met een hogere snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was, en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig (gedeeltelijk) in de berm is terecht gekomen en/of met de rechterflank tegen een boom is gebotst en/of een boom heeft geraakt , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2018062155-1 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 109, aangevuld met ongenummerde bijlagen.
1.1
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 5 e.v. van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende dat de maximumsnelheid op de plaats ongeval 50 kilometer per uur bedroeg.
Het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van melding ongeval, pagina 60 e.v. van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 18 maart 2018 (…) omstreeks 03.00 uur werden wij door het Operationeel Centrum gestuurd naar de Goirlesestraat Tilburg in verband met een verkeersongeval. Kort hierop kwamen wij ter plaatse op voornoemde locatie.
Wij reden vanuit de Ringbaan Zuid, linksaf de Goirlesestraat in. Wij zagen ongeveer 200 meter verder een voertuig op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeerd staan. Wij zagen dat dit voertuig verkeerd om, dus met de voorkant in de andere richting, op de rijbaan stond. Wij zagen dat dit voertuig aan de achterkant ernstig beschadigd was.
Wij werden door een man aangesproken en hoorden hem zeggen dat er een man op het fietspad lag en dat er een andere man weg was gelopen in de richting van Goirle (…).Ik, verbalisant [Naam 3] , liep meteen naar het slachtoffer dat op de grond lag. Ik zag het slachtoffer een man was. Ik zag dat er bloed rondom zijn hoofd lag. Ik hoorde een snurkende ademhaling bij deze man. Ik zag dat de eerste ambulance snel na ons ter plaatse kwam en dat ambulance personeel zich over dit slachtoffer ontfermde.
Ik, verbalisant [Naam 4] , werd aangesproken door een vrouw die mij vertelde dat een man met een wit jack was weggelopen in de richting van Goirle. Zij vertelde mij dat zij niet wist wat zijn rol was. Ik hoorde haar tevens zeggen dat er een man bij het slachtoffer zat, welke de bestuurder van de gecrashte auto zou zijn. Ik zag dat zij wees naar een man die op de grond zat, vlakbij het slachtoffer (…) Hierna liep ik naar de ambulance waarin het slachtoffer lag. Van het ambulance personeel kreeg ik een verzekeringskaart welke van het slachtoffer zou zijn. De gegevens op deze kaart betreffen: [Naam 1] [Geboortedag naam 1] -1997 polisnummer [Polisnummer naam 1] . Ik, verbalisant [Naam 4] , hoorde van het ambulance personeel dat zij met het slachtoffer, de mogelijke bestuurder, naar het ziekenhuis gingen. Voordat zij vertrokken noteerde ik zijn gegevens. De man gaf op te zijn: [Verdachte] te [Geboorteplaats- en Land van verdachte] . Ik vroeg aan hem of hij de bestuurder was van het voertuig. Ik hoorde [Verdachte] zeggen dat hij inderdaad de bestuurder van het voertuig was. Ik vroeg aan hem of hij alcohol had gedronken. Ik hoorde hem zeggen dat hij inderdaad wat alcohol op had (…). Ik vroeg aan [Verdachte] met hoeveel personen zij in het voertuig zaten. Ik hoorde hem zeggen dat zij met drie personen in het voertuig zaten. Hij zei dat de passagier was weggelopen. Ik vroeg aan hem waarom hij weg was gelopen (…)
Omstreeks 04.00 uur hoorde ik van politieambtenaar [Naam 5] , welke ook ter plaatse was, dat er zich een man bij hem meldde. Ik hoorde van hem dat deze man ook in het voertuig zou hebben gezeten. Ik hoorde van hem dat deze man een wit vest aan had. Tevens hoorde ik van hem dat hij mogelijk zijn pols had gebroken en dat hij een hoofdwond had. Voor hem kwam nog een ambulance ter plaatse om hem medisch na te kijken.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, opgenomen als bijlage bij het eindproces-verbaal, genummerd pagina 1 tot en met 47, voor zover inhoudende:
(…) Uit de door mij aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van het voertuig en de schade aan het voertuig, kan de volgende vermoedelijke toedracht worden geconcludeerd:
De bestuurder van de personenauto BMW reed over de Goirleseweg gaande in de richting
van de Ringbaan-Zuid (in noordelijke richting).
Door onbekende oorzaak is deze de controle over zijn voertuig kwijt geraakt en reed de
oostelijk gelegen tussenberm in.
Aldaar raakte de BMW met de rechter achterzijde een in de oostelijk gelegen berm staande
Boom.
Hierdoor werd de rechterzijde vanaf het rechter voorportier van de personenauto opengereten en raakte vervolgens het rechter achterportier en wiel de betreffende boom.
Hierdoor draaide de personenauto ca 90 graden met de wijzers van de klok mee,
Waarna de rechter voorzijde een in de oostelijk gelegen berm staande lantaarnpaal raakte,
Door de voorwaartse beweging gleed de BMW met de linker voorzijde tegen een in de
oostelijk gelegen berm staande boom, en draaide daarna ca twee maal om zijn as tot zijn
eindpositie.
Tijdens het rond zijn as draaien zijn door de centrifugaal krachten het rechter achterwiel
weggeslingerd en de afgebroken kofferklep tegen een geparkeerde bedrijfsauto gekomen op
de westelijk gelegen parallelweg waardoor schade is ontstaan,
Bij de aanrijding is vermoedelijk de passagier van de achterbank tegen de achterzijde van de
passagiersstoel rechtsvoor gekomen en daarna van de achterbank uit het voertuig geslingerd
en op het wegdek van de westelijk gelegen parallelweg terecht gekomen en met ernstig letsel afgevoerd naar het ziekenhuis.
1.4
De verklaring van de getuige [Naam 2] , afgelegd bij de politie, op pagina 63 e.v. van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
(…)
V: Wie was de eigenaar van de personenauto waar je in zat?
A: [Verdachte] (…)
V: Wie zat er nog meer in de auto dan [Verdachte] ?
A: Er zat nog een vriend op de achterbank.
V: Heb je daar een naam of adres van?
A: Ik ken hem alleen van naam, [Naam 1] (...)
V: Hoe hebben jullie op de weg gereden?
A: We wilden hem naar de club brengen en we waren verkeerd gereden, daar op die weg. Er was iets van verboden toegang en is de chauffeur [Verdachte] gekeerd. Midden op de weg was er een soort drempel hij trok aan het stuur om dat te ontwijken en we tolden om met de auto en de auto belandde aan de kant van de weg in het gras.
V: Hoe is er gereden qua rijstijl door de bestuurder [Verdachte] , ik bedoel hiermee rustig of hard, wild?
A: Ik ken [Verdachte] als een rustige serieuze jongen en hij heeft de hele weg rustig gereden, tot het moment dat hij keerde. Hierna gaf [Verdachte] gas met de auto.
V: Hoe lang was het traject dat [Verdachte] gas gaf.
Opmerking verbalisanten: Getuige was even stil en dacht kennelijk hierover na.
A: Ik schat in meters zo een 1000 meter.
V: Heb je op de teller gekeken hoe hard [Verdachte] daar reed.
A: Ik heb niet gekeken op de teller maar heb hem gezegd dat hij rustiger moest
rijden.
V: Kan je een schatting maken van de snelheid?
A: Ik vertel u eerlijk dat ik geen schatting kan maken. Ik merkte wel dat [Verdachte] hard reed en dat hij aan het stuur trok. Dat deed hij om de drempel een metalen ding te ontwijken.
V: Was dat voorwerp rechts of midden op de weg?
A: Midden op de weg.
V: Vond je dat [Verdachte] te hard reed voor de situatie?
A: Ja daarom heb ik gevraagd om rustig te rijden.
V: Hoe reageerde hij hierop om rustiger te gaan rijden?
A: Hij heeft even iets zachter gereden, maar toen was het ongeluk al gebeurd.
V: Heb jij een auto rijbewijs?
A: Nee, ik heb geen enkel rijbewijs.
V: Kan je vertellen wat voor letsel je hebt opgelopen?
A: Een gebroken rechterarm en een schaafwondje dat heeft gebloed bij mijn oor.
O: Wij verbalisanten zagen dat de rechterarm in gips was gezet en dat hij een mitella droeg. Hij toonde verder aan het linkeroor een klein wondje bij zijn oorschelp (…)
V: Had [Verdachte] alcohol gedronken?
A: Hij heeft bij mij een (1) bier gedronken en een (10 bij die jongen.
Het proces-verbaal verhoor getuige [Naam 2] , afgelegd bij de politie en opgenomen op pagina 67 e.v. van het eindproces-verbaal, inhoudend:
“ Ik ben inmiddels geopereerd aan mijn rechterhand en arm, en ik moet zes weken in het gips. Daarna duurt het nog zes weken. Afhankelijk hoe goed het met het herstel van het bot gaat (…) U vraagt mij nogmaals naar de gereden snelheid. Ik kan u niet aangeven hoe hard er is gereden met de auto omdat ik niet op de snelheidsmeter heb gekeken. Als ik moet schatten schat ik de snelheid op 90 kilometer en zelfs ook nog boven de 100 kilometer. Ik heb hem ook tijdens het rijden tweemaal gewaarschuwd. Ik heb dat gezegd omdat hij te hard reed. Het was een rechte weg, maar het ging erg hard. Hij was zelfverzekerd over zijn rijden. Ik kreeg geen derde kans om hem te waarschuwen omdat we hierop de aanrijding kregen. Hij is de controle over het stuur kwijt geraakt. Hij vertelde dat hij een paaltje had geraakt. Ik kwam er later zelf achter dat daar geen paaltje op de weg heeft gestaan.”
Het proces-verbaalverhoor getuige [Naam 1] , afgelegd bij de politie en opgenomen op pagina 71 e.v. van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudend:
(…) Ook willen we graag weten hoe het met je gaat op dit moment na het ongeval, wil je iets vertellen over je letsel?
A: ik heb pijn in mijn rechterarm, mijn hoofd en mijn rug. Ik heb een hoofdwond en daar zitten hechtingen (…)
1.7
Het proces-verbaal medische informatie van [Naam 2] d.d. 20 april 2018, opgenomen op pagina 77 van het eindproces-verbaal, inhoudend:
“Uitwendig waargenomen letsel:
Gebroken pols, wondje oor en kneuzing schouder. Er heeft een operatie aan de pols moeten plaatsvinden.
Geschatte duur van de genezing 3-6 maanden.”
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 april 2018, opgenomen op pagina 90 e.v van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
(…)
A: Ik heb een Roemeens rijbewijs, uw collega's hebben dat. Ik heb dat in de tijd
gehaald dat ik naar Roemenië was gegaan om mijn studie te doen en voordat ik terug
kwam heb ik daar ook mijn rijbewijs gehaald.
V: Sinds wanneer heeft u deze behaald?
A: Ik dacht 17 augustus vorig jaar
(…)
“V : Wat heeft u persoonlijk in de 24 uur voorafgaand aan het ongeluk allemaal gedaan?
A: Ik ben opgestaan en heb de auto gewassen en ik ben naar mijn vriend gegaan. Ik heb eten gemaakt en gegeten. Hierna de stad ingegaan met mijn vriend en zijn we een andere jongen tegen gekomen. Daarna zijn we bij hem thuis geweest een tijdje. Die andere jongen had zijn fiets nog in de stad staan. Hierop zijn we naar de stad gereden om zijn fiets. Tijdens deze rit is het ongeluk gebeurd.
V: Heeft u in dit tijdsbestek middelen nog gebruikt die uw rijvaardigheid konden
beïnvloeden, zoals medicatie, alcohol, drugs?
A: Ik heb in de stad alcohol gedronken en dat was bier. Ik heb in de stad bier
gedronken en bij die jongen thuis. We konden bij hem blijven slapen. Maar ineens werd hij wakker en zei dat zijn fiets nog in de stad stond. Hierop zijn we naar de stad gereden.
V: Heb je alleen bier op en hoeveel?
A: Ik heb in de stad misschien twee glazen bier op. Bij de jongen dacht ik dat we daar bleven slapen en ik heb toen wel wat meer gedronken. Ik heb daar flesjes op van 30 of 33 cl. Ik weet niet hoeveel het er waren (…)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2020, voor zover inhoudende:
“Ik reed harder dan de maximaal toegestane snelheid. Ik was moe. Ik zag de verkeersdrempel te laat. ”
1.1
Het proces-verbaal beginnende bestuurder personenauto, opgenomen in het eindproces-verbaal op pagina 102 e.v., voor zover inhoudende:
“Het betrof hier een bestuurder van een motorrijtuig waarvoor voor het besturen een rijbewijs vereist is. Bij controle bleek dat de bestuurder in het bezit was van een rijbewijs waarvan sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken (…).”
1.11
Het aanvullend proces-verbaal door het NFI, opgenomen in het eindproces-verbaal als bijlage en genummerd van 1 tot en met 9, inhoudend:
“Conclusie:
Op basis van de uitgangspunten als genoemd in dit rapport volgt een kans van 99% dat de snelheid van de BMW bij aanvang van de afgetekende sporen hoger was dan 102 km/u en een kans van 99% dat de snelheid van de BMW bij aanvang van de afgetekende sporen lager was dan 148 km/u.”