ECLI:NL:RBZWB:2020:3405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
02-197660-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van Kralingen
  • J. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden door rood licht onder invloed van alcohol

Op 19 augustus 2018 vond er een verkeersongeval plaats te Tilburg waarbij de verdachte, als bestuurder van een scooter, door rood licht reed en in aanrijding kwam met een personenauto. De verdachte had te veel alcohol gedronken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder, [Naam 1], die zijn linker onderbeen en schouderblad brak. De rechtbank heeft de zaak op 13 juli 2020 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, en dat de verdachte niet had gestopt voor het rode verkeerslicht. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet door rood had gereden en dat de bloedproef niet als bewijs kon worden gebruikt, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/197660-18
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een ongeluk heeft veroorzaakt door met zijn scooter door het rode licht te rijden, waardoor [Naam 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, terwijl verdachte teveel alcohol op had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW)
Gelet op het feit dat verdachte door het rode licht is gereden en met een te hoog alcoholpercentage heeft gereden is er sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waarbij aan degene die bij verdachte achter op de scooter zat, zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdediging wijst daarbij op het feit dat niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat verdachte door rood is gereden, hetgeen hij ook ontkent. De verdediging voert hiertoe – kort samengevat – aan dat de scooter niet de route is gereden zoals die blijkt uit de ongevallenanalyse. Dit maakt volgens de verdediging dat de analyse kennelijk niet betrouwbaar is en niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Indien de rechtbank echter aanneemt dat het moment van de-activatie van de detectielus het moment is waarop verdachte door het rode licht de weg op is gereden, is volgens de verdediging de conclusie dat verdachte is gaan rijden 0,5 seconden nadat het rood werd voor de automobilist en dus voordat het groen werd voor verdachte. De verdediging is van mening dat dit anticiperen op het groene licht als minder verwijtbaar moet worden beoordeeld dan het op een willekeurig moment door rood rijden en onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 WVW aan te nemen.
Het anticiperen op het groene verkeerslicht levert volgens de verdediging ook niet evident gevaar op en is niet zonder meer voldoende voor de bewezenverklaring van artikel 5 WVW, zodat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Voor het geval dat de rechtbank komt tot een veroordeling ten aanzien van artikel 6 WVW betoogt de verdediging ten slotte dat de resultaten van de bloedproef niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd: het bloed van verdachte is niet binnen twee weken na ontvangst onderzocht zoals het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer wel vereist. Daarbij komt dat verdachte ontkent dat hij toestemming heeft gegeven voor bloedafname en ontkent dat hem het recht op tegenonderzoek is aangezegd. Er is bovendien onvoldoende gemotiveerd waarom verdachte niet gewoon naar het politiebureau kon worden vervoerd voor een ademanalyse.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 19 augustus 2018 op de kruising van het Dongepad met de Baroniebaan te Tilburg een ongeval heeft plaatsgevonden tussen een scooter, met verdachte als bestuurder, en een personenauto (Seat Ibiza). [Naam 1] , die achter op de scooter zat, heeft als gevolg van dit ongeval zijn linker onderbeen op twee plaatsen gebroken en ook zijn linker schouderblad. Gelet op de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen aan het been van [Naam 1] , komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte teveel alcohol had gedronken en gaat daarbij voorbij aan het verweer van de verdediging dat de resultaten van de bloedproef niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd noch in het dossier aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Dat verdachte reed onder invloed van alcohol heeft hij ter zitting ook bekend.
Verdacht ontkent dat hij door rood licht is gereden. De rechtbank gaat er echter op basis van de getuigenverklaringen van [Naam 2] en [Naam 3] vanuit dat verdachte met zijn scooter wel door het rode licht is gereden. De rechtbank betrekt hierbij het feit dat deze verklaringen zijn afgelegd direct na het ongeval en in grote lijnen op essentiële onderdelen tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris in stand zijn gebleven. Daar komt bij dat deze verklaringen worden ondersteund door de resultaten uit het Forensisch Onderzoek Verkeersdelict. Het verweer van de verdediging dat verdachte vanaf een andere richting naar het stoplicht kwam gereden dan waar het onderzoek vanuit gaat, doet hieraan niets af.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van de verdachte dient daarvoor te worden afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
De rechtbank is met betrekking tot de mate van schuld van oordeel dat het rijgedrag van verdachte gekwalificeerd dient te worden als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, nu verdachte met zijn scooter niet voor het rode verkeerslicht is gestopt. Daar komt nog bij dat hij ook teveel alcohol had gedronken. Gelet op dit samenstel van gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het primaire feit, overtreding van artikel 6 WVW, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 augustus 2018 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (scooter), daarmede rijdende over de weg, het Dongepad, naderende de kruising met de Baroniebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, naderende de kruising met de Baroniebaan, ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachtes, richting, rood licht uitstraalde, door het rode licht is gereden, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een zich op die kruising bevindende personenauto (merk Seat), waardoor een ander (genaamd [Naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk aan het linker-onderbeen werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis bij het niet verrichten en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit en het inmiddels verstreken tijdsverloop. Verder verzoekt de verdediging om er rekening mee te houden dat deze strafzaak heeft geleid tot het einde van de loopbaan van verdachte bij de politie. De verdediging wijst er op dat verdachte op dit moment werkzaam is als complexbeveiliger bij de PI Vught en dat hij op 10 juli 2020 promotie heeft gekregen naar de functie van PIW’er, een baan die verdachte heel graag wil behouden. Dit is volgens de verdediging alleen mogelijk als er bij een veroordeling voor het primair ten laste gelegde feit geen geldboete of taakstraf wordt opgelegd. Indien wel voor deze vorm van straf wordt gekozen zal dit het einde van de carrière van verdachte bij de PI Vught betekenen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 19 augustus 2018 is verdachte als bestuurder van een scooter betrokken geweest bij een verkeersongeval. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige verkeersovertreding door niet te stoppen voor het rode verkeerslicht. Daarbij had hij ook nog teveel gedronken. Hierdoor is hij in botsing gekomen met een personenauto en heeft degene die bij hem achterop zat zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De oriëntatiepunten van het LOVS voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, gaan bij een alcoholgebruik tot 570 µg/l en waarbij de categorie “aanmerkelijke schuld” bewezen wordt verklaard uit van een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. De oriëntatiepunten van het LOVS geven de straf weer die rechters voor de meest voorkomende vorm van het strafbare feit plegen op te leggen.
De rechtbank zal bij de strafmaat rekening houden met de omstandigheden dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad. De rechtbank ziet – gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit – geen aanleiding om te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de verdediging is verzocht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is en zal de rechtbank conform de eis aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis bij het niet verrichten en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van den Hurk-Van der Zanden, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets/scooter), daarmede rijdende over de weg, het Dongepad, naderende de kruising met de Baroniebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, naderende de kruising met de Baroniebaan, ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht voor het in zijn, verdachte's, richting, rood licht uitstraalde, door het rode licht is gereden, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een zich op die kruising bevindende personenauto (merk Seat), waardoor een ander (genaamd [Naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk aan het linker-onderbeen en/of een gebroken
schouderblad, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (bromfiets/scooter), daarmee rijdende op de weg, het Dongepad, naderende de kruising met de Baroniebaan, ter plaatse waar een driekleurig verkeerslicht in zijn, verdachte's, richting, rood licht uitstraalde, door het rode licht is gereden, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in aanrijding/botsing is gekomen met een zich op die kruising bevindende personenauto (merk Seat), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2018 te Tilburg als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Dongepad, naderende de kruising met de Baroniebaan, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
(art 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, art 68 lid 1 ahf/ond c Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2018195027-1 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 122.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina’s 7-15 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Vermoedelijke toedrachtBestuurder scooter (snorfiets merk Znen [Kenteken 1] reed op de voor het verkeer openstaande weg het Dongepad te Tilburg, komende uit de richting Vierwindenlaan en gaande in de richting Beeklaan. Bestuurder scooter had een persoon achterop zitten ( [Naam 1] ). Op de kruising Dongepad/Baroniebaan negeert volgens getuigen de bestuurder van de scooter het rode verkeerslicht en steekt de Baroniebaan over. Bestuurder auto (Seat Ibiza [Kenteken 2] ) reed op de voor het verkeer openstaande weg de Baroniebaan te Tilburg.
Komende uit de richting Ringbaan West en gaand richting Gilzebaan. Bestuurder van auto probeert volgens getuigen het oranje verkeerslicht te halen en rijdt net door rood.
Bestuurder auto ziet scooter te laat/niet en raakt de scooter tegen de linker zijkant. Hierdoor ontstaat de schade aan de voertuigen en het letsel bij de bijrijder van de scooter.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2020, voor zover inhoudende:
“Ik was de bestuurder van de scooter. Ik had 3 biertjes op.”
Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 2] , pagina 66 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
"Ik ben zojuist getuige geweest van een aanrijding op de Baroniebaan. Ik stond met vrienden voor de woning [Straatnaam 1] . Ik zag toen twee jongens op een scooter voorbij komen rijden, die kwamen uit de richting van het Antoine Artsplein. Die scooter draaide toen voor ons langs linksaf het fietspad op om de Baroniebaan over te steken. Ik zag dat die scooter door rood reed en werd
aangereden door een auto.”
Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 3] , pagina 74 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
"Ik ben zojuist, zondag 19 augustus 2018 tegen 02:00 uur, getuige geweest van een
aanrijding. Ik stond met vrienden voor de woning [Straatnaam 1] Ik
stond met mijn gezicht richting de Baroniebaan. Ik zag en hoorde vanuit de Luitenant Wilsstraat een scooter met twee jongens er op de [Straatnaam 1] , in onze richting, oprijden. Die scooter kwam best hard en slingerend aanrijden. Ik zag dat ze toen het fietspad richting de Baroniebaan opreden. Ik zag dat het rood licht was voor die scooter. Ze reden zonder af te remmen de Baroniebaan op en werden toen aangereden door een auto."
Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict, pagina’s 24-27 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik zag in deze faselog dat een voertuig had gereden op de rechterrijstrook van de Baroniebaan (richting 2). Aan de hand van de detecties kon worden vastgesteld dat dit voertuig kort voor de stopstreep werd ingehaald door een voertuig. Het voertuig dat werd ingehaald bleef rijden over de rechterrijstrook en bleef ter hoogte van de
stopstreep stilstaan, terwijl de verkeerslichten voor die rijrichting groen licht uitstraalden. Daarbij kwam dat het voertuig dat voornoemde inhalende voertuig
wisselde van de rechter naar de linkerrijstrook en ter hoogte van de stopstreep met een nagenoeg gelijk blijvende snelheid doorreed, terwijl de verkeerslichten voor die
rijrichting rood licht uitstraalden. Ik zag dat nagenoeg op datzelfde moment een voertuig over het fietspad reed en eveneens ter hoogte van de stopstreep met een
nagenoeg gelijk blijvende snelheid doorreed, terwijl de verkeerslichten voor die rijrichting rood licht uitstraalden. Het was derhalve zeer aannemelijk dat deze
voertuigen gelijktijdig op het conflictpunt arriveerde en in een botsing kwamen.
Rood licht negetatieeen voertuig op de richting 2, de stopstreep passeerde, terwijl het verkeerslicht voor die richting gedurende 2,3 seconden rood licht uitstraalde.
een voertuig op de richting 26, de stopstreep passeerde, terwijl het verkeerslicht voor die richting gedurende 123,4 seconden rood licht uitstraalde.
De geneeskundige verklaring van [Naam 1] , pagina 81 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Uitwendig waargenomen letsel: breuk onderbeen
Miltscheurtje
breuk schouderblad
Overige van belang zijnde informatie: operatie aan onderbeen
Geschatte duur van de genezing: 3-6 mnden
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 48 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Bij verdachte werd op 19 augustus 2019 om 2.36 uur een ademtest afgenomen. Het apparaat gaf de uitslag A Aanhouden 420 µg/1 aan.
Het proces-verbaal rijden onder invloed, pagina’s 20-21 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Verdachte is een beginnend bestuurder. (..) Uit het bloedonderzoek blijkt dat het op 19 augustus 2018 om 3:15 uur bij verdachte afgenomen bloed stoffen bevatte die de rijvaardigheid kunnen verminderen en/of waarvan het gehalte hoger is dan de vastgestelde waarde(s), zoals gesteld in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer en/of vermeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.