ECLI:NL:RBZWB:2020:3407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
02/257250-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Goossens
  • J. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met fatale afloop na confrontatie in Breda

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 20 juni 2008 in Breda het slachtoffer opzettelijk heeft gedood door hem drie keer met een mes te steken, waarvan één steek in de hals fataal was. De verdachte heeft na de steekpartij gevlucht en is pas elf jaar later in Montenegro aangehouden en uitgeleverd aan Nederland. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 heeft de officier van justitie, mr. Weijers, de verdachte beschuldigd van doodslag, terwijl de verdediging een beroep deed op noodweer en noodweerexces. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in een situatie verkeerde die hem dwong tot het gebruik van geweld. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan doodslag en legde een gevangenisstraf van 11 jaar op. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer, die een bedrag van € 7.500,= vorderden voor begrafeniskosten. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, maar verklaarde de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vordering, die bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-257250-19
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1981 te [geboorteplaats verdachte]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Weijers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 juni 2008 [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem is tenlastegelegd heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bevindingen van de forensische opsporing, op verklaringen van getuigen en op de verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien er sprake is van (putatief) noodweer(exces).
De verdediging heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake was van een verdedigende reactie op een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] . Het was [slachtoffer] die de agressor was. Alternatieven voor het voorkomen van een confrontatie leken er niet te zijn. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden heeft het door verdachte gebruikte mesje [slachtoffer] net verkeerd geraakt.
Subsidiair is aangevoerd dat ook de hevige gemoedsbeweging invoelbaar is voor het geval de rechtbank van mening mocht zijn dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden. Meer subsidiair is een beroep gedaan op putatief noodweer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 20 juni 2008 tijdens een confrontatie met het slachtoffer [slachtoffer] een mes uit zijn auto heeft gepakt en daarmee het slachtoffer drie keer heeft gestoken, waarvan één keer in de halsstreek als gevolg waarvan het slachtoffer kort daarna is overleden.
De rechtbank volgt het verweer van de verdediging, inhoudende dat verdachte heeft gehandeld uit (putatief) noodweer, dan wel noodweerexces, niet. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De enkele vrees voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte is ter zitting verschillende keren gevraagd waar voor hem de dreigende situatie uit bestaan heeft als gevolg waarvan hij zich genoodzaakt voelde zich te verdedigen.
Hij heeft verklaard dat hij na een feestelijke dag samen met zijn vrouw, een vriend en nog een persoon naar café [cafe] is gegaan en dat daar sprake was van een normale sfeer. In het café hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Omdat zij naar huis wilden gaan, is hij samen met zijn vrouw naar buiten gegaan en naar de auto gelopen, waarna zij zijn ingestapt. Daar werden zij geconfronteerd met het latere slachtoffer, [slachtoffer] . [slachtoffer] stond ineens voor hun auto met zijn hand op de motorkap van de auto van verdachte, op een manier alsof hij hen wilde tegenhouden. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zich vreemd gedroeg en met zijn handen begon te zwaaien. Omdat [slachtoffer] naar de bestuurderskant van de auto kwam, heeft verdachte zijn raam geopend en gevraagd wat hij wilde. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zich beledigend uitliet over zijn, verdachtes, vrouw. Verdachte heeft verklaard dat hij bang was. Desondanks is verdachte toch uitgestapt, naar zijn zeggen om met [slachtoffer] te praten. Verdachte was niet echt boos maar hij wilde met rust gelaten worden. Hij was bezorgd om zijn vrouw. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn handen een “stop”-gebaar heeft gemaakt en dat hij [slachtoffer] daarbij even heeft aangeraakt. Nadat [slachtoffer] opnieuw in de richting van verdachte kwam, heeft verdachte een mes gepakt dat in het portier van zijn auto lag. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij dat mes niet ter afschrikking aan [slachtoffer] heeft getoond. Verdachte wilde weer instappen maar omdat [slachtoffer] opnieuw in de richting van de auto kwam is hij opnieuw uit de auto gestapt waarna hij op enig moment het mes heeft opengeklapt en daarmee een zwaaiende beweging naar het slachtoffer gemaakt. Tijdens deze beweging van zijn arm en zijn hand met daarin het mes, heeft hij het slachtoffer in de halsstreek geraakt, aldus verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van [slachtoffer] niet kunnen worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verklaring van verdachte vindt ook geen steun in verklaringen van getuigen. Zo heeft onder meer de getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij het slachtoffer geen woede zag. Het slachtoffer had een glimlach op zijn gezicht, welke glimlach pas verdween nadat hij door verdachte geraakt was in de halsstreek. Ook de getuige [getuige 2] heeft aangegeven dat het verdachte was die [slachtoffer] een duw gaf waar [slachtoffer] verder niet op inging: hij ging zelfs met zijn armen over elkaar staan. Verder heeft de getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris op vragen van de raadsman verklaard dat de Turkse man (de rechtbank begrijpt [slachtoffer] ) helemaal niets heeft gedaan, behalve een handgebaar maken.
Verdachte voelde zich, naar eigen zeggen, ook niet bedreigd, hij voelde zich enkel niet op zijn gemak.
Daar komt nog bij dat verdachte op enig moment tijdens de confrontatie met [slachtoffer] weer in zijn auto is gaan zitten. Hij heeft verklaard dat de weg toen wel vrij was om weg te rijden maar dat hij dat niet heeft gedaan. Verdachte is daarna opnieuw uit zijn auto gestapt.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de feiten en omstandigheden als hiervoor omschreven en als aangehaald in de bewijsmiddelen, geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding zodat het beroep op noodweer wordt verworpen. Dit brengt met zich mee dat ook het beroep op noodweerexces niet kan slagen.
Evenmin is sprake van putatief noodweer. De rechtbank wijst ten aanzien hiervan nogmaals op de verklaring van verdachte dat hij enkel bang was en zich niet op zijn gemak voelde. Van een verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte kan dan ook geen sprake zijn, zodat ook dit verweer niet gehonoreerd kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 juni 2008 te Breda opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen met een mes in de hals en in de rug en in de onderkaak van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer niet en is het beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 11 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een strafoplegging mocht komen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij is erop gewezen dat verdachte geen geweldsmisdrijven op zijn strafblad heeft staan en dat hij een gezin en werk heeft. Verder is gesteld dat het tijdsverloop ook deels voor rekening van het Openbaar Ministerie dient te komen omdat na het sluiten van het opsporingsonderzoek weinig is ondernomen om verdachte ter verantwoording te roepen voor zijn daad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Nadat verdachte op 20 juni 2008 ’s avonds laat café [cafe] heeft verlaten is het gruwelijk uit hand gelopen. Kort nadat hij en zijn vrouw in hun auto waren gestapt, werden zij geconfronteerd met het latere slachtoffer [slachtoffer] die, zo valt uit het dossier af te leiden, onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte was niet gediend van het gedrag van [slachtoffer] , die hen lastig viel. Om daar een einde aan te maken heeft verdachte een mes uit zijn auto gepakt. Zonder dat mes eerst aan [slachtoffer] te tonen om hem af te schrikken, heeft hij met dat mes [slachtoffer] op drie plaatsen in het lichaam geraakt, waarvan de messteek in de hals hem fataal is geworden.
Na zijn daad is verdachte meteen in zijn auto gestapt en is hij met zijn vrouw weggereden. Onderweg heeft hij het mes weggegooid. Hij heeft zijn vrouw bij zijn schoonmoeder afgezet en is zelf bij een vriend gaan slapen. Toen hij de volgende dag op teletekst las dat het slachtoffer was overleden heeft hij zijn auto gepakt en is naar Duitsland gereden. Van daar is hij gevlucht naar zijn thuisland Servië om zich daar vervolgens ruim elf jaar schuil te houden. Pas nadat hij in augustus 2019 naar Montenegro is gegaan is hij daar aangehouden en uiteindelijk uitgeleverd aan Nederland.
Ter zitting heeft verdachte bij wijze van zijn laatste woord verklaard dat hij niet weg loopt voor zijn verantwoordelijkheid. Daarvan is de rechtbank in het geheel niet gebleken. Verdachte heeft al die tijd geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn afschuwelijke daad, terwijl de jonge kinderen van het slachtoffer en zijn verdere familie al die tijd moesten leven met de gedachte dat degene die verantwoordelijk is voor de dood van hun vader en dierbare, straffeloos rond liep. Door zich zo lang schuil te houden heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de nabestaanden. Daar komt nog bij dat verdachte – naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte – de schuld voor zijn daad bij het slachtoffer legt, door te stellen dat deze hem zou hebben aangevallen en hij niet anders kon dan handelen zoals hij heeft gedaan. Deze omstandigheden neemt de rechtbank ten nadele van verdachte mee bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is het tijdsverloop geheel te wijten aan verdachte en niet aan enig nalaten van het Openbaar Ministerie. Het is verdachte geweest die is gevlucht.
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven.
Voor de nabestaanden heeft dit onherstelbaar leed en verdriet veroorzaakt. Dit blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van de kinderen van het slachtoffer. Op zeer jonge leeftijd hebben zij hun vader al moeten missen, enkel door een geweldsuitbarsting van verdachte.
Ook voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit, in het bijzonder nu het feit is gepleegd op de openbare weg waar het op dat moment erg druk was door feestvierende mensen na een voetbalwedstrijd. Veel mensen zijn getuige geweest van het steekincident. Van algemene bekendheid is dat ook de ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden.
Rekening houdend met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. De rechtbank kan zich daarom vinden in de eis van de officier van justitie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] vorderen een schadevergoeding van in totaal € 20.350,=.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 7.500,= ter zake van de begrafeniskosten een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 11 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van € 7.500,= ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 3] , € 7.500,= te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 72 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Goossens en mr. Los, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2020.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Breda opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de hals en/of in de rug en/of in de onderkaak, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
art 287 Wetboek van Strafrecht

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL203M/08-015389 van de regionale eenheid politie Midden en West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1996, hierna proces-verbaal 1 of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 202M8013 van de regionale eenheid politie Zeeland - West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 121, hierna proces-verbaal 2.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 88-89 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 juni 2008, omstreeks 23.55 uur, kwamen wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verblisant 2] , aan op de [straat] te Breda, naar aanleiding van een melding van een
steekpartij. Wij zijn direct in de richting van het slachtoffer gelopen. Wij zagen dat de man in een terrasstoel zat welke midden op straat stond. Wij zagen dat de man in de stoel hevig bloedde uit zijn mond en neus. Wij zagen dat het bloed van de man donkerrood was van kleur en dat er klonterige stukken uit zijn mond/neus kwamen. Wij zagen dat achter het slachtoffer een jongen stond welke de wond van het slachtoffer dicht drukte met witte servetten. De wond van het slachtoffer zat aan de linkerzijde van zijn nek, onder het oor, achter de kaaklijn.
De wond was een gapend gat van ongeveer 4 cm lang. Het slachtoffer is opgetild en op de brancard de ambulance ingereden. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb in de ambulance de wond in de hals dicht gedrukt. Ik, verbalisant [verbalisant 1] zag dat de bloeding van het slachtoffer steeds heftiger werd en dat er behoorlijke stralen bloed uit zijn mond spoten. In het ziekenhuis aangekomen is het slachtoffer direct naar de traumakamer overgebracht. Ik kreeg daarna de mededeling dat het slachtoffer was overleden. Dit was ongeveer 10 minuten na aankomst in het ziekenhuis.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 141 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een dodelijke steekpartij te Breda op 20 juni 2008 werd er in verband met dit onderzoek een confrontatie gedaan om de identiteit van het aangetroffen lichaam vast te stellen.
Op zondag 22 juni 2008 werd bij begrafenis­ en crematieonderneming [naam onderneming] te Breda een lichaam getoond aan [naam] , geboren op [geboortedag naam 1] 1981, neef van [slachtoffer] . [naam] deelde aan ons verbalisanten mede, dat hij het lichaam herkende als zijnde het lichaam van [slachtoffer] .
Tevens werd het levenloze lichaam getoond aan [naam 2] , geboren op [geboortedag naam 2] 1965, oom van [slachtoffer] . [naam 2] deelde aan ons verbalisanten mede, dat hij het lichaam herkende als zijnde het lichaam van [slachtoffer] .
Het deskundigenverslag van Dr. B. Kubat, arts en patholoog, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 130-134 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1974
Overleden te Breda op 21 juni 2008 te omstreeks 00.30 uur.
Pathologie onderzoek
Resultaten:
1. drie scherprandige, streepvormige huidperforaties (steekletsels) met omgevende
bloeduitstortingen:
I. één op de rug, beginnend bij letsel beschreven onder C (punt 6 Letsels), op circa 105 cm vanaf de voetzoolrand, 8 cm links van de middellijn, lengte perforatie circa 2,5 cm, steekkanaal lengte circa 12 cm, reikend tot in de buikholte met schamping van de rand van de milt en een geringe hoeveelheid bloed en een stolsel in het steekkanaal, steekkanaal verlopend hoofdwaarts, iets naar links en buikwaarts;
II. één midden op de hals, beginnend bij letsel beschreven onder E (punt 6 Letsels), op circa 142 cm vanaf de voetzoolrand, lengte perforatie circa 1,5 cm, lengte steekkanaal circa 3,5 cm, steekkanaal verlopend tot in de spieren van de hals rechts, rugwaarts, naar rechts en iets kruinwaarts;
III. één op de rand van de onderkaak links, beginnend bij letsel beschreven onder D (punt 6 Letsels), op circa 149 cm vanaf de voetzoolrand, V-vormig, met enkele inkepingen in de rand, in het kader van dit letsel perforatie van de wand van de mondholte links, tevens doorsteek door de schildklier links en tevens insteek in de onderrand van de voorzijde van het strottenhoofd links, steekrichting verlopend naar rechts, deels horizontaal en deels iets kruinwaarts, rugwaarts.
Interpretatie
Bij de sectie waren er tekenen van bij leven opgetreden, uitwendig, mechanisch,
perforerend en snijdend geweld (1 en 6) zoals kan worden opgeleverd door steken
en/of snijden met een scherp (mogelijk éénzijdig snijdend) en vlak voorwerp,
bijvoorbeeld één of meerdere messen.
Het letsel onder l-III. was het meest ernstig. Het is zeer waarschijnlijk dat dit letsel
een samenstelling is van tenminste twee steekbewegingen gezien de vorm van het
huidletsel en de aanwezigheid van meerdere perforaties van de diepe halsstructuren.
De beschadigingen in het kader van dit letsel van de weke delen en van de schildklier hebben geleid tot zeer ernstig, deels inwendig (bloed in de maag) bloedverlies en verbloeding.
Er waren (op grond van de bij de sectie tot dusver verkregen informatie) geen
aanwijzingen voor ziekelijke orgaan afwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer] , geboren op 1 december 1974, wordt volledig
verklaard door verbloeding en de daardoor opgetreden weefselschade ontstaan ten
gevolge van de steekverwonding links in de hals.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 385-386 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op 20 juni 2008 omstreeks 23.35 uur op het plein van de [straat] te Breda aan. Ik stond ergens halverwege het plein toen ik in de verte twee mensen zag en hoorde bekvechten. Ik liep er naar toe en stond op dat moment op een afstand van ongeveer 10 meter te kijken. Ik zag een donkerkleurige Volkswagen Polo staan met een Duits kenteken. Ik zag dat aan de bijrijderskant een vrouw stond te kijken in de richting van de twee ruziënde personen. Ik zag dat het latere slachtoffer stond te lachen en ik zag dat deze persoon dronken was. Ik hoorde de andere persoon, de verdachte, in het vermoedelijk Joegoslavisch iets zeggen. Ik zag dat de verdachte agressief werd en hoorde dit ook aan zijn stem. Ik hoorde dat hij aan het schelden was in een taal die ik herkende als zijnde Joegoslavisch of iets dergelijks, ik kon niet verstaan wat hij zei maar hoorde en zag dat hij zich heel agressief gedroeg. Ik zag dat de verdachte het latere slachtoffer hard achteruit duwde. Ik zag dat het latere slachtoffer hierop alleen maar bleef lachen. Ik zag dat de verdachte, de dader terugliep naar de donkerkleurige Polo. Ik zag dat de verdachte iets pakte vanuit de ruimte tussen de bestuurderstoel en de dorpel. Ik zag dat het voorwerp klein was en glinsterde in het schijnsel van de verlichting en vermoedelijk van metaal was. Ik zag dat de verdachte het voorwerp aan de voorzijde van zijn broekriem stak. Ik zag en hoorde dat de vrouw die inmiddels ingestapt was aan de bijrijderszijde van de auto naar de verdachte aan het roepen was in het vermoedelijk Joegoslavisch. Ik zag dat de verdachte hierop alleen maar bozer werd maar toch met een been instapte. Ik zag dat de verdachte bij het instappen nog een keer omkeek naar het latere slachtoffer. Ik zag dat het latere slachtoffer op dat moment nog steeds stond te lachen en dat de verdachte hierop nog bozer werd en toch weer uit de auto stapte. Ik zag dat de verdachte uit boosheid met kracht zijn vlakke hand tegen de zijruit van zijn eigen auto sloeg. Ik zag en hoorde dat de vrouw op de bij rijdersstoel zat te schreeuwen tegen hem, echter dat de verdachte boos in de richting van het latere slachtoffer liep. Ik zag dat hij hierop een meter voorbij de lantaarnpaal, waar het latere slachtoffer nog steeds stond met de duimzijde van zijn rechtervuist een slag in de linkerzijde van de nek van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer naar zijn nek pakte. Ik zag dat de verdachte hierop nogmaals een klap met de duimzijde van zijn rechterhand in de linkerzij van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer inmiddels uit zijn mond en neus begon te bloedden en ik begreep op dat moment dat de verdachte met een mes had gestoken in de nek en de linkerzijde van het slachtoffer. Ik zag dat de verdachte hierop hard terug rende naar de donkerkleurige Volkswagen Polo. Ik hoorde dat de auto met piepende banden wegreed. Ik heb op 20 juni 2008 te 23.50 uur de politie gebeld en heb hierna samen met omstanders het slachtoffer op een stoel gezet en heb getracht het bloedden van zijn wond aan zijn zij/onderrug proberen te stelpen totdat de ambulance en politie aanwezig was.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 476-477 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 25 juni 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons bij bakkerij [naam bakkerij] aan de [straat] te Breda. De daar aanwezige [getuige 2] verklaarde getuige van het steekincident te zijn geweest. [getuige 2] verklaarde op vrijdag 20 juni 2008, omstreeks 23.30 uur, wakker geworden te zijn naar aanleiding van het lawaai van feestende mensen op straat. [getuige 2] verklaarde op het plein uitgekeken te hebben en te hebben gezien dat bij de inrit van het plein ter hoogte van de bakkerij een rode auto, zeer waarschijnlijk merk BMW, stilstond. Volgens de getuige stond bij deze BMW op het plein een kleine groene auto, mogelijk Polo of Peugeot. [getuige 2] verklaarde dat bij de groene auto aan de bestuurderskant een man buiten de auto stond. Volgens de getuige liep ter hoogte van de bakkerij een hem als klant bekend zijnde man. De getuige verklaarde de volgende dag van iemand gehoord te hebben dat deze klant [slachtoffer] heette. [getuige 2] verklaarde [slachtoffer] tegen de man bij de groene auto te hebben zien praten. [getuige 2] verklaarde dat de man bij de groene auto op enig moment hard tegen de groene auto sloeg ter hoogte van de linker achterruit. De getuige verklaarde op dat moment in de gaten te hebben gekregen dat er iets aan de hand was en was daarom blijven kijken. [getuige 2] verklaarde dat de man bij de groen auto kort hierop naar [slachtoffer] liep en hem een duw gaf, ongeveer anderhalve meter naar achteren. Volgens [getuige 2] reageerde [slachtoffer] hier
verder niet op en ging zelfs met de armen over elkaar staan. Volgens de getuige liep de man bij de groene auto vervolgens naar die auto toe en pakte iets bij of onder de
bestuurdersstoel wat de man vervolgens achter zich ter hoogte van zijn broeksband weggestopte. Volgens [getuige 2] bleef [slachtoffer] op ongeveer 3 a 3,5 meter afstand op het trottoir richting de man staan praten. [getuige 2] verklaarde dat de man bij de groene auto vervolgens achter het stuur in die auto gaan zitten. Volgens [getuige 2]
kwam [slachtoffer] naar de groene auto gelopen en ging deze daar op een afstand van ongeveer anderhalve meter ter hoogte van het portier heen en weer lopen. Volgens de getuige liep [slachtoffer] daarbij richting de auto te praten.
De getuige zag de bestuurder van de groene auto snel uitstappen, naar [slachtoffer] lopen en één snelle handbeweging richting de halsstreek maken. [getuige 2] verklaarde dat [slachtoffer] in reactie op die beweging met beide handen naar de halsstreek pakte.
De getuige verklaarde dat de man uit de groene auto na de handbeweging snel in de auto stapte en wegreed.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] door de rechter-commissaris, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was boven op het balkon. Ik zag een meneer die volgens mij had gedronken, die zat te wankelen, die kwam aanlopen vanaf de kant van de hoek vanuit het café.
Hij begon met handgebaren.
Toen pakte te bestuurder iets tevoorschijn. Zijn hand kwam onder zijn jas vandaan, met iets in zijn hand. Toen deed hij zo, langs de keel van de meneer. Ja hij raakte die Turkse man, bij zijn keel hier. De getuige wijst met zijn rechterhand naar zijn keel. Toen zag ik overal bloed en toen liep hij een meter of drie verder, terug naar waar hij vandaan kwam. Toen zakte hij in elkaar.
U vraagt mij waar de beide heren stonden op het moment toen het mes werd getrokken. Naast de auto aan de bestuurders kant. Die Turkse man stond eerst bij de motorkap. Hij liep naar de portier van de auto en de bestuurder stapte uit en zij vonden elkaar bij de portier van de auto.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 587-591 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik net opstond om weg te gaan hoorde ik scheldwoorden in het Turks buiten.
De man die aan het schelden was in het Turks schold tegen de bestuurder van de Volkswagen.
Ik zag dat de man die later werd neergestoken toen naar de auto liep. Ik zag dat deze man aan de bestuurderszijde van de auto stond en ik zag dat de bestuurder zijn portierraam open deed. Ik hoorde dat er werd gesproken.
Vervolgens zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen uit de auto stapte. De man kwam toen toch weer terug naar de bestuurder van de Volkswagen. Ik zag dat de man op zijn auto sloeg en vervolgens de scheldende man wegduwde. Ik zag dat de scheldende man weer terug kwam. Ik zag dat de bestuurder van de auto zich toen omdraaide in de richting van de auto. Hij ging naar voren in de auto bukken. Waarschijnlijk ging hij iets onder de stoel van de bestuurder vandaan halen.
Dat ging heel snel en vervolgens zag ik dat hij omdraaide en zag ik dat hij met zijn rechterhand een slaande beweging maakte naar de scheldende man. Ik zag dat de man met zijn rechterhand sloeg in de richting van de linkerzijde van de
nek of gezicht van de scheldende man. Ik dacht dat de bestuurder de scheldende man met zijn vuist had geslagen. Ik zag dat de scheldende man naar zijn
gezicht en zijn nek greep.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , pagina 61-63 van proces-verbaal 2, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dat moment begint [slachtoffer] te gillen. Hij heeft van alles gezegd. Ik zag dat [verdachte] uit de auto stapte. Ik stapte ook uit. Ik probeerde de boel te sussen. Toen gaf [verdachte] [slachtoffer] een duw met platte open hand.
Ik zag dat [slachtoffer] weer naar ons toe liep.
Ik zag dat [verdachte] uitstapte. [verdachte] heeft dat ding gepakt wat hij gepakt heeft en heeft alleen maar dit gedaan.
O: Getuige maakt met haar hand zwaaiende bewegingen vanuit elleboog, korte bewegingen van links naar rechts en terug.
Ze stonden dicht bij elkaar. Ik denk een halve meter ongeveer.
[verdachte] had een Zwitsers mes gepakt.
Na die zwaaiende bewegingen kon ik zien dat [slachtoffer] zijn linkerhand op zijn linker hals legde ter hoogte van zijn halsslagader.
De verklaring van verdachte ter zitting van 13 juli 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 20 juni 2020 in Breda samen met mijn vrouw en een vriend en nog iemand naar café [cafe] gegaan. In het café hing een normale sfeer. Er zijn daar geen bijzonderheden voorgevallen. Wij zijn het café uitgelopen en in de auto gaan zitten, ik aan de bestuurderskant, mijn vrouw naast mij. Wij stonden geparkeerd tussen andere auto’s. Ik reed een klein stukje achteruit toen er ineens een man stond, het latere slachtoffer. Hij hield een hand op de motorkap. Ik ben uitgestapt. Ik wilde weer in de auto stappen toen hij mijn richting weer op kwam. In het portier had ik een klein mes liggen. Ik heb dat gepakt. Ik weet niet meer wanneer ik het uitgeklapt heb. Ik heb niet met het mes gedreigd.
U vraagt mij of ik me bedreigd voelde. Ik voelde me niet op mijn gemak. De afstand tussen de man en mij was ongeveer een halve meter. Ik heb een zwaaiende beweging gemaakt met de arm en de hand waarin ik het mes vast had.