ECLI:NL:RBZWB:2020:3473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
02-088898-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Toekoen
  • A. Beudeker
  • J. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld tegen een minderjarige, gepleegd door twee verdachten

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 april 2020 samen met een ander een straatroof heeft gepleegd op de Kapelmeesterlaan in Tilburg. Het slachtoffer, een 15-jarige jongen, werd met geweld bedreigd en beroofd van 175 euro en sleutels. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 14 juli 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij alleen met het slachtoffer had afgesproken om drugs te kopen. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de getuigen, die onafhankelijk van elkaar de gebeurtenissen hadden waargenomen, geloofwaardig waren en de aangifte van het slachtoffer ondersteunden. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander, [Naam 2], het slachtoffer had beroofd met geweld en bedreiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en de impact die dergelijke feiten op slachtoffers kunnen hebben.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/088898-20
vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag verdachte] 2000 te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [Adres verdachte]
raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer, dat verdachte in Tilburg op
1 april 2020 samen met een ander een straatroof heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit samen met een ander heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaringen van de drie getuigen die hebben gezien wat er op de plaats delict is gebeurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw volgt de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij met aangever [Naam 1] (hierna: aangever of [Naam 1] ) had afgesproken om drugs van hem te kopen en dat er geen sprake was van een beroving met geweld en bedreiging met geweld, zoals aangever beweert. Het letsel bij aangever zou ontstaan zijn door de botsing die in paniek tussen aangever en verdachte ontstond toen de politie arriveerde. Ook was er volgens de raadsvrouw geen sprake van een derde persoon, zoals de aangever en de getuigen beweren. Voor zover zij wel gevolgd worden in hun verklaringen over een derde persoon, kan niet bewezen worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de derde persoon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft ontkend dat hij [Naam 1] heeft geslagen, bedreigd en/of beroofd van geld en van sleutels. Daarnaast heeft hij ontkend dat er naast hemzelf nog een ander persoon aanwezig was toen hij die avond van 1 april 2020 met [Naam 1] samen was.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank, anders dan verdachte en zijn raadsvrouw stellen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, te weten [Naam 2] , [Naam 1] heeft beroofd van geld (175 euro) en sleutels en dat [Naam 2] en hij daarbij geweld hebben gebruikt en bedreigingen hebben geuit richting [Naam 1] .
De rechtbank stelt vast dat de getuigen [Naam 3] , [Naam 4] en [Naam 5] eensluidend verklaren, dat zij op 1 april 2020 aan de Kapelmeesterlaan te Tilburg een drietal personen zagen, waarbij een persoon door de twee andere personen werd vastgehouden en meegesleept/meegesleurd naar de bosjes. [Naam 3] en [Naam 4] hebben daarnaast gezien dat een van de personen werd geslagen door in elk geval een van de andere personen. Het betreft drie getuigen die de verdachten en aangever niet kenden en die onafhankelijk van elkaar een verklaring van wat zij zagen, hebben afgelegd. [Naam 3] en [Naam 4] stonden op het balkon van de flat en [Naam 5] liep met de hond. Op geen enkele wijze is gebleken dat zij een motief zouden kunnen hebben om hierover - in gezamenlijkheid - een valse verklaring af te leggen. Hun verklaringen acht de rechtbank dan ook geloofwaardig. De verklaringen van deze getuigen ondersteunen de aangifte van [Naam 1] op essentiële punten, namelijk dat hij door twee personen is vastgepakt, door hen is geslagen en door hen is meegesleept naar de bosjes, hetgeen die aangifte geloofwaardig maakt.
De aangifte van [Naam 1] acht de rechtbank ook geloofwaardig vanwege de door de politie bij hem waargenomen emoties en letsel (bloedneus) die passen bij een beroving waarover hij heeft verklaard.
Daartegenover staan de verklaringen die verdachte over het gebeuren heeft afgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierover wisselend bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft verklaard en dat zijn verklaringen over het gebeuren in tegenspraak zijn met wat de genoemde onafhankelijke getuigen hebben waargenomen.
In eerste instantie heeft hij bij de politie verklaard, dat hij een van de bij hem aangetroffen telefoontoestellen onderweg naar de Kapelmeesterlaan in de Mahlerstraat had gevonden op een scootmobiel en dat hij [Naam 1] bij de Kapelmeesterlaan tegenkwam en dat hij hem alleen maar heeft gesproken zonder dat daar verder iemand bij was en dat hij [Naam 1] niet de bosjes heeft ingetrokken. Wel laat hij zich in de loop van hetzelfde verhoor bij de politie ontvallen dat er mogelijk toch sprake was van een derde persoon. Ook zou hij bij zijn fouillering, waarbij onder andere een geldbedrag van 175 euro en sleutels bij hem werden aangetroffen, hebben gezegd, dat dat geldbedrag en de sleutels van [Naam 1] waren en dat hij dat geldbedrag en die sleutels even daarvoor had opgeraapt en had willen teruggeven aan [Naam 1] . Dat verdachte bij zijn verhoor bij de politie heeft verklaard, dat dat geldbedrag van hem was en dat hij dat gewonnen had met een weddenschap met zijn moskeeleraar en deels van zijn moeder en van zijn broer had gekregen, hetgeen hij ook nog ter zitting heeft volgehouden, overtuigt de rechtbank geenszins. De rechtbank stelt vast, dat het geldbedrag precies het bedrag is dat aangever in zijn aangifte noemt en dat het bestaat uit dezelfde coupures als door aangever toen is verklaard. Dat aangever dit bedrag en ook de verschillende coupures had gezien bij verdachte toen hij bezig was om drugs aan verdachte te verkopen, zoals verdachte op zitting heeft verklaard, acht de rechtbank zeer onaannemelijk.
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte over de onder hem aangetroffen sleutels anders verklaard dan bij de politie, namelijk dat hij die in paniek van een muurtje had gepakt, omdat [Naam 1] die daar even daarvoor had weggelegd.
Ter zitting is verdachte uiteindelijk met een geheel andere verklaring over het gebeuren gekomen. Hij zou in de avond van 1 april 2020 hasj van [Naam 1] , die in drugs dealde, willen kopen en had daarom dat geldbedrag bij zich. Omdat [Naam 1] met de drugs had staan zwaaien en verdachte dat niet zichtbaar wilde, had hij [Naam 1] min of meer bij de arm gepakt en meegetrokken de bosjes in. Verdachte bleef tijdens de terechtzitting bij zijn verklaring, dat er naast hemzelf en [Naam 1] niemand betrokken was bij hetgeen daar op de Kapelmeesterlaan gebeurde. Hoe het dan kan dat drie onafhankelijke getuigen wel degelijk twee daders hebben waargenomen, kon verdachte niet verklaren.
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig en zal zij die verklaring terzijde schuiven.
Uit de aangifte, de bevindingen van de politie op de plaats delict en haar bevindingen met betrekking tot het telefoonverkeer tussen de bij de verdachte aangetroffen telefoons en die van [Naam 2] vlak na de beroving, leidt de rechtbank af dat de derde persoon die bij de beroving van [Naam 1] betrokken was, [Naam 2] was.
Dat sprake was van “nauwe en bewuste samenwerking” (en dus van medeplegen) tussen verdachte en [Naam 2] bij de beroving van [Naam 1] , leidt de rechtbank af uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen. Daaruit blijkt genoegzaam dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [Naam 2] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde “tezamen en in vereniging” plegen bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 april 2020 te Tilburg op de openbare weg, zijnde de Kapelmeesterlaan aldaar tezamen en in vereniging met een ander, geld ter waarde van 175 euro en een aantal sleutels, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan: [Naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [Naam 1] in te sluiten en vast te pakken en in een greep mee te slepen naar een andere plaats en door die [Naam 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en hem daarbij de dreigende woorden toe te voegen: "Beter werk je mee, anders steek ik jou" en "Wil je serieuze klappen, deze man, ik ga hem steken" althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering worden geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een veroordeling pleit de raadsvrouw voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die niet langer is dan het door verdachte ondergane voorarrest plus een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, waarbij de bijzondere voorwaarden van de reclassering kunnen worden overgenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij een jongen van 15 jaar in de avonduren met geweld en bedreiging met geweld is beroofd van een geldbedrag van 175 euro en sleutels. Bij dit feit is sprake geweest van meer dan licht geweld. Slachtoffer [Naam 1] is immers niet alleen vastgepakt en meegesleept naar de bosjes waarop omwonenden geen zicht hadden, maar hij is ook geslagen waarbij hij een bloedneus heeft opgelopen. Ook is hij toen bedreigd. Naast dat fysieke en emotionele gevolg, is in het algemeen het gevolg van dit soort feiten, dat het lang kan duren voordat slachtoffers weer alleen in het donker over straat durven te gaan en dat zij erg alert en wantrouwig worden tegenover personen die zij buiten in hun buurt aantreffen. Het kan dan ook een zeer aangrijpende gebeurtenis zijn, zeker voor een jonge jongen van 15 jaar. Verdachte heeft bij die gevolgen kennelijk niet stilgestaan. Hij heeft zich puur gericht op het verwerven van geld en zijn eigen belang.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door deze rechtbank in gevallen – grosso modo – vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd en met de oriëntatiepunten die door het LOVS zijn opgesteld, welke oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt voor een bepaling van een op te leggen straf.
Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging geldt als LOVS-uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
Nu sprake is van meer dan licht geweld en van medeplegen, naast het feit dat aangever als 15-jarige behoort tot een kwetsbare groep, ligt het in de rede om een hogere straf dan zes maanden gevangenisstraf op te leggen.
Aan de andere kant stelt de rechtbank vast, dat verdachte weliswaar een strafblad heeft, maar dit strafblad telt één sanctie (namelijk een transactie van 20 uur taakstraf in 2018 voor een diefstal) met betrekking tot vermogensdelicten. Voorts maakt de rechtbank uit de aangifte van [Naam 1] op dat verdachte niet de grootste rol van de daders heeft gehad.
Over verdachte is op 7 juli 2020 een voorlichtingsrapport uitgebracht door Reclassering Nederland. Uit dit rapport komt het volgende naar voren.
Mocht betrokkene schuldig bevonden worden dan ziet de reclassering aanwijzingen voor een mogelijk verband met zijn sociale netwerk binnen zijn woonomgeving, zijn financiële situatie en tekorten op het gebied van adequate copingvaardigheden. Het is moeilijk een goed beeld te krijgen van de sociale contacten die betrokkene onderhoudt in de wijk maar om zijn eigen positieve toekomstdoelen na te streven wordt het door hem, zijn broer en de betrokken jongerenwerker van belang geacht dat hij meer zijn eigen weg gaat volgen. Betrokkene wil zijn opleiding positief afronden, een (bij)baan vinden met een stabiel inkomen en zijn vrije tijd op een positieve manier invullen. Zijn familie steunt hem hierin evenals de betrokken jongerenwerker. Een aandachtspunt is dat het betrokkene tot op heden niet is gelukt om een startkwalificatie te bemachtigen. Zijn mogelijkheden tot zelfreflectie dienen naar de mening van de reclassering nog verder ontwikkeld te worden evenals zijn inzicht in oorzaak-gevolg relaties.
De stabiele thuissituatie van betrokkene wordt gezien als een positieve factor, evenals het feit dat er geen sprake is van overmatig middelengebruik of psychische problematiek. Betrokkene stelt zich daarnaast open voor positieve beïnvloeding vanuit zijn jongerenwerker en broer.
De reclassering is van mening dat wanneer betrokkene schuldig wordt bevonden hij baat kan hebben bij een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Hierin kan gewerkt worden aan het opstellen van een delictanalyse, het vergroten van inzicht in het eigen handelen en het ontwikkelen van adequate copingvaardigheden. Tevens zal het behalen van een startkwalificatie en het vergroten van zelfredzaamheid onderdeel zijn van de begeleiding
.Mocht betrokkene schuldig bevonden worden, dan achten wij het van belang dat de reclassering de begeleiding afstemt op de ontwikkelingsfase waarin betrokkene zich begeeft als adolescent. Bij betrokkene dient aandacht te zijn voor de ontwikkeling van oorzaak-gevolg relaties, reflecteren op het eigen handelen en het creëren van een stabiele basis om op een positieve wijze deel te nemen aan de maatschappij.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
 Meldplicht bij de reclassering,
 Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden,
 Contactverbod,
 Volgen van opleiding.
Voorts adviseert de reclassering op basis van het wegingskader van het ASR het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu er geen aanwijzingen voor een verstandelijke beperking zijn, het overkomen van betrokkene conform zijn kalenderleeftijd is en dat hij zijn leven redelijk weet te organiseren.
De rechtbank kan zich vinden in de inhoud van de rapportage van Reclassering Nederland en zal het advies volgen, inclusief het advies tot het toepassen van het volwassenenstrafrecht.
Gelet op de ernst van het strafbare feit enerzijds en de persoon van verdachte anderzijds, ziet de rechtbank reden een deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten drie maanden, voorwaardelijk op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Niet alleen de ernst van het gepleegde feit staat in de weg aan een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest, zoals door de raadsvrouw is bepleit, maar ook het feit dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn rol bij de beroving. Hij neemt daardoor niet zijn verantwoordelijkheid en geeft geen blijk van inzicht in het laakbare van zijn handelen. De rechtbank acht dit laatste kwalijk en zorgelijk.
De rechtbank acht, alles overziend, de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen zwarte iPhone 11 (met rood hoesje) aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag aan aangever [Naam 1] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.3
Overige beslag
Verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van de in beslag genomen zwarte iPhone met een doorzichtig bruin hoesje. De rechtbank hoeft dan ook geen beslissing te nemen over dit voorwerp en zal dat dan ook niet doen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Alleenhouderstraat 25 te Tilburg, telefoonnummer:
088-8041505, en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd, indien de reclassering het nodig acht, actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de reclassering bepaalt welke training het precies wordt en op welke wijze deze wordt uitgevoerd, individueel of in de groep; verdachte houdt zich daarbij aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de heer [Naam 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte een opleiding volgt en zich inzet om deze op positieve wijze af te ronden zodat hij toewerkt naar het bezit van een startkwalificatie;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
een zwarte iPhone 11 (met rood hoesje);
- gelast de teruggave aan aangever [Naam 1] van een in beslag genomen geldbedrag van
175 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 juli 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 april 2020 te Tilburg op de openbare weg, zijnde de Kapelmeesterlaan aldaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld ter waarde van (circa) 175 euro en/of een aantal sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan: [Naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Naam 1] in te sluiten en/of vast te pakken en/of in een greep mee te slepen naar een andere plaats en/of door die [Naam 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of hem daarbij de dreigende woorden toe te voegen: "Beter werk je mee, anders steek ik jou" en/of "Wil je serieuze
klappen, deze man, ik ga hem steken" althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020081244 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van
1. tot en met 119.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 64 en 65 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, [Naam 6] , brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant en [Naam 7] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaren het volgende:
Op woensdag 1 april 2020, omstreeks 20.55 uur, kregen wij de melding dat er een vechtpartij zou plaatsvinden ter hoogte van de Kapelmeesterlaan te Tilburg aan de kant van de groenstrook.
Aanrijdend naar de Kapelmeesterlaan te Tilburg hoorden wij middels de portofoon dat er tevens ook een persoon met een hond ter hoogte van de groenstrook. Ter plaatse aan de Kapelmeesterlaan zagen wij op ongeveer 150 meter een man met een hond wandelen. Ik, [Naam 6] , draaide het raam open en sprak de man aan. Hij zei direct dat er iets vreemds plaatsvond in de bossen ter hoogte van het huisje. Hij wees tegelijk in de richting van de Burgmeester Bechtweg. Ik. [Naam 7] , besloot om voorop te lopen en de bossen in te gaan. Ik, [Naam 6] , liep er op ongeveer 15 meter achteraan. We moesten hiervoor over het prikkeldaad stappen van de omheining. Ik, [Naam 7] , richtte mijn zaklamp richting de Burgemeester Bechtweg en zag dat er 2 personen in de bossen stonden. We zagen beiden dat de linkse persoon, met kort haar, emotioneel was en dat hij bloed in zijn gezicht had. De persoon rechts was wat steviger. We zagen ook dat de linker persoon tranen in zijn ogen had. Ik, [Naam 6] , besloot om met de rechter persoon in gesprek te gaan en om zijn identiteit vast te stellen. Deze persoon had een donkere huidskleur, zwart haar, bol gezicht, +/- 1.75 meter, droeg een blauwe sportbroek, zwarte jas met daaronder een hoodie van het merk Nike met een grijze capuchon. Het bleek te gaan om: [Verdachte]
,geboren op [Geboortedag verdachte] 2000 te [geboorteplaats verdachte] , wonend aan de [Adres verdachte]
Ik, [Naam 7] , besloot om met het vermoedelijk slachtoffer afzonderlijk te praten. We hadden namelijk beide het gevoel dat hij niet vrijuit durfde te praten. Het slachtoffer bleek te zijn [Naam 1]
,geboren op [Geboortedag van naam 1] 2004. [Naam 1] gaf aan dat hij door 2 personen in de bossen getrokken was en dat van hem geld was afgepakt.
Ik, verbalisant [Naam 7] , zag dat [Naam 1] een bebloed gezicht had, een bloedneus had en dat hij meerdere bloedvlekken op zijn jas had. [Naam 1] was tijdens het gehele gesprek emotioneel en was duidelijk ontdaan door de gehele situatie. Ik hoorde [Naam 1] zeggen dat de tweede dader [Naam 2] betreft
.[Naam 1] wist de achternaam van [Naam 2] niet maar ik hoorde hem zeggen dat hij [Naam 2] zei. Hij vertelde dat [Naam 2] een lange slanke Marokkaanse jongen is, boven op zijn hoofd krullend haar heeft en dat hij eerder door de politie is opgepakt
.Ik, verbalisant [Naam 7] , hoorde dat [Naam 1] zei dat hij zeker weet dat [Naam 2] een paar maanden geleden een straatroof heeft gepleegd op de Mahlerstraat in Tilburg. [Naam 2] is toen ook opgepakt. Het is mij ambtshalve bekend dat er een [Naam 2] in Tilburg-Noord woont. Deze persoon paste geheel in het signalement wat [Naam 1] mij opgaf. Toen ik [Naam 2] op had gezocht in Meos bleek hij inderdaad de verdachte te zijn van een overval in de Mahlerstraat in Tilburg. Dit betrof een straatroof gepleegd op 12 juli 2019.
Ik, [Naam 6] , was inmiddels [Verdachte] in het politiesysteem aan het nakijken. Ik zag dat [Verdachte] , op 16 november 2019, was gecontroleerd samen met [Naam 2] . De controle had te maken in verband met een verdachte situatie naar aanleiding van een straatroof.
Ik, [Naam 6] , heb [Verdachte] gefouilleerd. Uit de fouillering kwamen 2 telefoons naar voren, 175 euro, een losse sleutel en twee bossleutels. Ik hoorde [Verdachte] zeggen dat het geld, de losse sleutel en één bos sleutels van [Naam 1] waren. Hij gaf aan het geld te hebben opgeraapt en dit te willen teruggeven aan [Naam 1] en voor de sleutels betrof dit hetzelfde.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 54 t/m 56 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [Naam 7] , hoofdagent van
politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op woensdag 1 april 2020 om 22:30 uur, verscheen voor mij, in het politiebureau te Tilburg, een persoon die mij opgaf te zijn: [Naam 1] , geboren te Tilburg op [Geboortedag van naam 1] 2004
Hij deed aangifte en verklaarde:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Op woensdag 1 april 2020 omstreeks 20.30 uur was ik bij de Kapelmeesterlaan in Tilburg. Er kwamen toen aldaar twee jongens op mij af gelopen. Zij sloten mij in op de parkeerplaats van de flat. Ik herkende de twee jongens uit de buurt in Tilburg Noord
.Ik kan de personen als volgt beschrijven:
Persoon 1:
- [Verdachte] (voornaam mogelijk niet goed gespeld)
- zwart haar, donker getint, gezet postuur, tussen de 1.80 en 1.90 meter, donkerkleurige jas, donkerkleurige Nike trainingsbroek, zwarte Nike's.
Persoon 2:
- [Naam 2]
- zwart haar, licht getint (Marokkaanse afkomst), opvallende grote, spitse neus, slank, tussen de 1.80 en de 1.90 meter, donkergroene North face jas (logo op zijn borst), zwarte joggingbroek, zwarte schoenen.
Ik wilde wegrennen. [Naam 2] rende achter mij aan en pakte mij vervolgens vast. [Verdachte] zorgde ervoor dat ik niet weg kon rennen voor [Naam 2] . Ik kon echt niet weg. Zij pakten mij allebei vast. Ik zag en voelde dat [Naam 2] en [Verdachte] mij op mijn gezicht en hoofd sloegen. Ik zag dat [Naam 2] en [Verdachte] hun gebalde vuist met kracht en snelheid richting mijn gezicht brachten. Ik voelde dat zij mijn gezicht raakten
.Ik voelde meteen hevige pijn aan mij gezicht. Ik voelde ook dat het bloed uit mijn neus over mijn mond liep.
Vervolgens hoorde ik hen zeggen dat ik mee moest komen. [Naam 2] en [Verdachte] pakten mij bij mijn beiden armen en sleepten mij mee naar de bosjes welke zich achter de Kapelmeesterlaan bevinden
.[Naam 2] en [Verdachte] hadden mij in een goede greep. Ik wilde niet mee werken maar ik hoorde [Naam 2] zeggen: "Beter werk je mee anders steek ik jou". Toen [Naam 2] dat zei werd ik bang en ging ik mee. Ik zag en voelde dat zij in mijn jaszakken wilden grijpen maar ik liet dat niet toe. Vervolgens zei [Naam 2] : "Wil je serieuze klappen. Deze man ik ga hem steken of woorden van gelijke strekking". Ik wilde geen verder klappen en gaf mij toen over.
pakte vervolgens al het geld uit mijn zakken. [Naam 2] pakte ook mij sleutel. [Naam 2] had vervolgens al het geld wat ik bij had en mijn sleutels. Ik had het vermoeden dat [Naam 2] echt het baasje was en dat [Verdachte] een meeloper was. Ik zag dat [Naam 2] mijn geld en mijn sleutel aan [Verdachte] gaf. [Verdachte] stopte dit in zijn zak. Ik zag op een gegeven moment licht dat onze kant op scheen. Op dat moment zag ik dat [Naam 2] en [Verdachte] wegrenden. Ik riep naar [Verdachte] geef mijn geld terug. [Verdachte] stopte met rennen en kwam weer mijn richting op. Ik zag toen dat jullie aankwamen. Het geldbedrag wat [Naam 2] en [Verdachte] weggenomen hadden bestond uit een biljet van 100 euro
,drie biljetten van 20 euro
,een biljet van 10 euro en een biljet van 5 euro. Het totale bedrag was 175 euro.
De sleutels die [Naam 2] en [Verdachte] weggenomen hadden bestonden uit een losse huissleutel en een bosje sleutels.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 84 t/m 86 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [Naam 8] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op vrijdag 3 april 2020 verhoorde ik telefonisch en met haar instemming de getuige [Naam 3] .
De getuige verklaarde:
A: Ik was rond 20.50 uur in de keuken van mijn woning aan [Straatnaam 1] te Tilburg. Mijn nichtjes en neefjes waren bij mij. De achterdeur was open. Zij zeiden tegen mij, "Tante er is iets aan de hand buiten, wil je gaan kijken?"
Ik ben uit de voordeur gaan kijken en hoorden een jongen hard "Help!" roepen. Daarna
was het snel-snel gebeurd. Ze gaven hem een klap of een stoot en hebben hem meegesleept naar de bossen.
Ik stond op de derde verdieping. Het was best dicht bij. Ze stonden schuin onder mij.
V: Je zegt 'ze', over hoeveel personen heb je het dan?
A: Twee jongens. Zij namen een andere jongen mee. Ik zag de persoon die ze sloegen niet. Want ze stonden om hem heen. Ze stonden nog bij de flat rechts van de onze. Toen ik net naar buiten liep en hun net een stukje liepen, zag ik dat de rechtse persoon hem sloeg. Die persoon had een grijze of zwarte jas aan, een donkere jas. Hij was langer dan de andere persoon.
V: Je zegt dat ze hem meesleepten. Kun je zeggen waar ze hem naartoe sleepten?
A: Naar de bossen. Wij wonen recht tegenover de bossen. Ze trokken aan zijn armen. Hij was duidelijk aan het terugtrekken zo van, "Nee, laat los."
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 88 t/m 90 van voornoemd eind-proces-
verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [Naam 9] , BOA domein generieke opsporing, van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op dinsdag 7 april 2020 verhoorde ik telefonisch en met zijn instemming de getuige [Naam 4] , adres [Straatnaam 1] te Tilburg.
De getuige verklaarde:
0: Je bent getuige geweest van een straatroof, gepleegd op woensdag 1 april 2020.
V: Kun je vertellen wat je precies gezien hebt?
A: Ik stond buiten op het balkon en zag drie mannen samen dicht bij elkaar lopen. Ik woon in de flat op de derde verdieping. Toen trokken ze hem achter bij zijn nek en duwde hem. Dan hadden zij alle twee de man vast aan ieder één kant en liepen ze naar de andere kant van mijn flatgebouw. Ik zag toen dat de man werd geslagen op zijn achterhoofd.
Ik ben toen met mijn andere jongere nichtjes en neefjes naar de voordeur gegaan om vanaf de galerij te zien wat er aan de hand was. Wij zagen toen dat de man de bosjes in werd getrokken aan beiden armen.
V: Kon je zien hoe hij hem sloeg, bijvoorbeeld met welke hand?
A: Hij werd met vlakke hand geslagen op zijn achterhoofd. Ik weet niet met welke hand.
V: Kun je de man omschrijven die sloeg?
A: De man was licht getint en had een dun postuur. Hij droeg een grijze capuchon.
..........
V: Je zegt dat ze hem meesleepten. Kun je zeggen waar ze hem naartoe sleepten?
A: Hij werd naar de bosjes getrokken. Hij werd door beiden aan zijn armen meegetrokken de bosjes in. De bosjes liggen aan de voorkant van de flat. Dat ging hardhandig.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 92 t/m 90 van voornoemd eind-proces-
verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [Naam 7] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op donderdag 9 april 2020 verhoorde ik op de locatie Kapelmeesterlaan, Tilburg de getuige:
Achternaam: [Naam 5]
De getuige verklaarde:
Ik stond op woensdag 1 april 2020, omstreeks 21.00, uur op de galerij van een flat aan de Kapelmeesterlaan. Ik was bij mijn vriendin aan de [Straatnaam 2]
Ik zag dat twee jongens een andere jongen meesleurden. Zij stonden beneden bij de parkeerplaats van de flat. De twee jongen die het slachtoffer meesleurden droegen beiden een donkere dan wel zwarte jas en een grijze capuchon. Ik ben vervolgens naar beneden gelopen met mijn hond. De twee jongen sleurden het slachtoffer mee in de richting van de bosjes welke zich achter de flats bevinden. Ik liep met mijn hond over het pad welke zich in het bosperceel bevindt. Ik hoorde toen iemand het volgende roepen: "
Hou op, hou op". Daarna kwam de politie ter plaatse.
Het signalement van beide verdachten is:
- donkere of zwarte jas en droegen een grijze capuchon
- twee verdachten waren een stuk groter dan het slachtoffer
- afkomst vermoedelijk Afrikaans of Marokkaans (hoorde ik aan de stem).
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , pagina’s 105 t/m 110 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, [Naam 10] , brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant en [Naam 11] hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaren het volgende:
Op donderdag 2 april 2020 verhoorden wij de verdachte [Verdachte]
Hij verklaarde:
V: Wat voor telefoon(s) heb jij een?
A: Iphone 11, zwart van kleur.
V: Wat is er gebeurd op de Kapelmeesterlaan?
A: Ik kwam een andere jongen tegen. Ik pakte de jongen vast.
V: Die vriend die je sprak was dat [Naam 1] ?
A: Ja
O: Jullie, jij en de andere persoon, zouden achter de aangever aangerend zijn.
V: Waarom deden jullie dit?
A: Ik ben achter niemand aan gerend en die vriend van mij ook niet. Wacht even ik gaf
te snel antwoord, ik was alleen.
0: Jullie liepen met de aangever de bossen in en kwamen bij een stenen huisje uit.
V: Wat is hier gebeurd?
A: Toen ging ik met hem praten.
V: Alleen?
A: Ik zei niet dat ik alleen was.
0: In november ben je gecontroleerd samen met [Naam 2] .
A: Ik zie hem niet vaak, maar ik ken hem wel.
0: Bij jouw aanhouding werden er 2 telefoons gevonden.
V: Van wie zijn deze telefoons?
A: Die met het rode hoesje is van mij
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 96 t/m 97 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [Naam 12] , brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Naar aanleiding van de diefstal met geweld, gepleegd op 1 april 2020 aan de Kapelmeesterlaan te Tilburg, werd door mij een onderzoek ingesteld naar de bij verdachte [Verdachte] aangetroffen telefoons. Verdachte verklaarde dat de telefoon, merk Iphone, kleur zwart voorzien van een rood hoesje, van hem was.
Door de digitale recherche werd de zwarte Iphone 11 voorzien van het rode hoesje uitgelezen en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam van de beroving. Door mij, verbalisant, werden de gegevens op deze telefoon bekeken. Uit de gegevens bleek dat er in de telefoon een simkaart zat met het telefoonnummer [Telefoonnummer 1] .
Ik zag in de oproepgeschiedenis (call log) van de telefoon dat er op 1 april 2020 tussen 21.14 uur en 21.30 uur diverse malen werd gebeld door het nummer
[Telefoonnummer 2]naar het nummer
[Telefoonnummer 1], zijnde het telefoonnummer van verdachte [Verdachte] . De gesprekken werden niet beantwoord. Verdachte [Verdachte] werd op 1 april 2020 om 21.20 uur op heterdaad aangehouden voor de diefstal met geweld.
De andere telefoon (zwarte iPhone) kon niet worden uitgelezen. Uit de opgevraagde historische gegevens van deze telefoon bleek dat de telefoon op 1 april 2020 was voorzien was een simkaart met telefoonnummer
[Telefoonnummer 3]. De gegevens van dit telefoonnummer werden gevorderd. Het bleek dat dit een prepaid nummer betroffen waar geen persoons-gegevens van bekend waren. Uit de historische gegevens van deze andere telefoon bleek dat de telefoon alleen maar actief was geweest op 1 april 2020 tussen 20.23 uur en 20.56 uur en dat de enige in en uitgaande gesprekken hadden plaatsgevonden met het telefoonnummer
[Telefoonnummer 2]. Dit betreft hetzelfde nummer waar er met de telefoon van verdachte [Verdachte] ook contact was geweest.
8.
Het geschrift, zijnde een Antwoord Details Afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Dit geschrift vermeldt:
Vraag
Telefoonnummer : [Telefoonnummer 2]
Antwoord Telefoonnummer
[Naam 2]
Straat : [Straatnaam 3]