Uitspraak
,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling tussen een man en zijn minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A.J.C. Koopman-Van Lieshout, verzocht om een opbouwende zorgregeling en een verdeling van vakanties en feestdagen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Warnink, was van mening dat begeleiding van de omgang noodzakelijk was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van eerdere beschikkingen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank oordeelde dat de huidige begeleide omgangscontacten tussen de man en het kind, die tijdelijk waren teruggebracht tot 2 uur vanwege de coronamaatregelen, moesten worden voortgezet. De rechtbank heeft bepaald dat de man en het kind recht hebben op begeleid contact, met een maximum van 4 uur, en dat de begeleiding door een neutrale derde moet plaatsvinden. De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de man om een ruimere zorgregeling werd afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen in het belang van het kind moeten blijven samenwerken en dat zij in de toekomst opnieuw een verzoek kunnen indienen als de omstandigheden veranderen.