ECLI:NL:RBZWB:2020:3514
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 februari 2019, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker werd vastgesteld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 12 mei 2020 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken en verzoeker een Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) toegekend. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen door het intrekken van het besluit.
De rechtbank heeft de kosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050,- en daarnaast reiskosten van € 99,80 voor het bijwonen van een zitting en medisch onderzoek. De totale kosten die het UWV aan verzoeker moet vergoeden, bedragen € 1.149,80. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 24 juli 2020 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.