ECLI:NL:RBZWB:2020:3523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
02-228385-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Collombon
  • mr. Breeman
  • mr. Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 22 maart 2019 vond er een verkeersongeval plaats in Breda waarbij de verdachte, als bestuurder van een bestelbus, een fietser aanreed die het kruispunt overstak. De verdachte reed met een snelheid van 60 à 65 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Hij reed om een afslaande vrachtwagen heen, zonder zicht op het verkeer dat zich achter de vrachtwagen bevond. Hierdoor heeft hij de fietser, een vrouw van 69 jaar, niet opgemerkt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een gebroken oogkas en een dubbele beenbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 160 uren op, alsook een voorwaardelijke rijontzegging van 18 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die haar leven drastisch heeft veranderd door het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/228385-19
vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeers- ongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit en hij gebruikt daarbij onder meer de getuigenverklaringen, de geneeskundige verklaring over het letsel van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) en de verklaring van verdachte voor het bewijs.
Naar de opvatting van de officier van justitie kan op grond daarvan worden vastgesteld dat verdachte de in de tenlastelegging weergegeven feitelijke gedragingen heeft begaan. Als gevolg daarvan heeft verdachte het slachtoffer aangereden, waarbij zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De feitelijke gedragingen kunnen niet worden aangemerkt als roekeloos, gelet op de hoge eisen die de Hoge Raad daaraan stelt, zodat verdachte van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken. Wel kan in de gegeven omstandigheden de combinatie van de feitelijke gedragingen worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en stelt daartoe dat verdachte zich geconfronteerd zag met de vrachtwagen waarvoor hij moest uitwijken, zodat hem geen verwijt kan worden gemaakt dat hij zich op de weghelft voor het tegengesteld verkeer heeft begeven. Het enkele verwijt dat verdachte kan worden gemaakt is dat hij met een te hoge snelheid heeft gereden. Die enkele verkeersovertreding kan niet tot de conclusie leiden dat hij zich roekeloos of zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen, zodat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Wel leidt het rijgedrag van verdachte tot de conclusie dat hij zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, zodat wel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval en zo ja, in welke mate. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
De rechtbank dient vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen, dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Van schuld is sprake wanneer de verdachte zich roekeloos, dan wel in hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen.
Dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen heeft begaan staat niet ter discussie. Op de kruising waar het ongeval plaatsvond, stond op de weghelft waarop verdachte reed een uit tegengestelde richting komende en links afslaande vrachtauto dwars op de weg (nagenoeg) stil. Hierdoor ontbrak voor verdachte zicht op verkeer dat zich achter de vrachtwagen bevond. Verdachte heeft ook bevestigd dat hij de afslaande vrachtwagen links voorbij reed door over de weghelft voor het tegengesteld verkeer te rijden en dat het op dat moment voor hem niet zichtbaar was wat er zich aan de andere kant van de vrachtwagen op de kruising afspeelde. Daarnaast heeft hij bij de politie verklaard dat hij ongeveer 60 à 65 km/u reed terwijl ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 50 km/u. Verdachte reed dus met een aanzienlijk te hoge snelheid gelet op de voor hem onoverzichtelijke situatie, op de weghelft voor tegenliggers de vrachtauto voorbij. Verdachte heeft hierdoor ook niet het slachtoffer opgemerkt dat met de fiets achter de vrachtwagen de weg overstak, als gevolg waarvan zij door verdachte is aangereden.
De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte, dat de chauffeur zijn vrachtwagen ineens voor zijn bestelbus gooide, waardoor verdachte plotseling moest uitwijken, omdat hij anders niet had kunnen stoppen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde. In zijn verhoor direct na het ongeval had verdachte immers nog verklaard dat hij de vrachtwagen inhaalde, omdat de vrachtwagen langzaam reed, terwijl hij haast had.
Met de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet kunnen worden aangemerkt als roekeloos in de zin van artikel 175 lid 2 WVW, omdat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen voor andere weggebruikers en de verkeersveiligheid geheel heeft veronachtzaamd. Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte wel kunnen worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Verdachte had die dag haast en heeft daarbij onaanvaardbare risico’s genomen. Hij is met een te hoge snelheid voorbij de afslaande vrachtwagen gereden zonder dat hij enig zicht had op de kruising aan de andere kant van de vrachtwagen, waarbij hij ook nog eens over de weghelft voor het tegengesteld verkeer heeft gereden. Vervolgens heeft hij het slachtoffer aangereden. Gelet hierop is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, stelt de rechtbank tot slot vast dat het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding letsel heeft opgelopen en dat dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Dit staat overigens ook niet ter discussie.
Daarom acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op omstreeks 22 maart 2019 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heerbaan in de richting van de Tilburgseweg, komende uit de richting van de Claudius Prinsenlaan, naderende het kruisingsvlak met de Bergschot en het Waltersveld zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, op het moment dat er vanaf de Heerbaan, komende uit de richting van de Tilburgseweg, een vrachtauto linksaf de Bergschot inreed
- genoemd kruisingsvlak te naderen en op te rijden met een (aanzienlijk) te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was en
- die vrachtwagen (links) in te halen bij welke inhaalmanoeuvre hij, verdachte, het door hem bestuurde motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegengesteld verkeer heeft gestuurd, terwijl achter die afslaande vrachtwagen een fietser eerdergenoemd kruisingsvlak opreed, waardoor het door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing met die fietser is gekomen, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en een dubbele beenbreuk, werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van één jaar. Zij heeft daarbij onder meer acht geslagen op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt, heeft de verdediging betoogd dat, naast het opleggen van een taakstraf, moet worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke rijontzegging. Verdachte is chauffeur van beroep en heeft in dat kader zijn rijbewijs nodig. Hij is ook niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor een soortgelijk feit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 22 maart 2019 een vrouw van 69 jaar die met haar fiets het kruispunt overstak, aangereden. Als gevolg van die aanrijding heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Door met een te hoge snelheid om de afslaande vrachtwagen over de weghelft voor het tegengesteld verkeer heen te rijden zonder enig zicht op het verkeer dat zich op de kruising achter de vrachtwagen bevond, heeft hij zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag vertoond. Door de combinatie van gedragingen heeft verdachte op geen enkele manier rekening gehouden met mogelijk verkeer aan de andere kant van de vrachtwagen en kon hij niet tijdig reageren op de verkeerssituatie.
Ter zitting is namens het slachtoffer verwoord wat het ongeval voor haar heeft betekend en wat voor gevolgen het voor haar heeft gehad en nog steeds heeft. Door het ongeluk is haar leven drastisch veranderd. Ze heeft lang in het ziekenhuis gelegen en is nog steeds niet helemaal hersteld. Ze heeft ook nog regelmatig herbelevingen van het ongeluk en is een bang mens geworden. Ze zal blijvend moeite houden met lopen en fietsen waardoor ook haar sociale leven is ingeperkt.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt voorts rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hanteren. Op grond van deze oriëntatiepunten past bij een overtreding van artikel 6 WVW, waarbij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en waarbij sprake is van ernstige schuld, een taakstraf van 160 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van één jaar. Gelet op de aard van het feit acht de rechtbank deze straf in beginsel ook passend.
Omdat verdachte chauffeur van beroep is en daarvoor zijn rijbewijs nodig heeft, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke rijontzegging opleggen. De ernst van het feit vormt voor de rechtbank wel een reden om niet te volstaan met een rijontzegging van een jaar, maar een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen van 18 maanden. De rechtbank zal hieraan een proeftijd verbinden van 3 jaar. Verdachte heeft maar deels verantwoordelijkheid genomen voor het veroorzaken van het ongeval. Hij wijt het ongeval immers grotendeels aan het handelen van de vrachtwagenchauffeur. De langere proeftijd vormt een stok achter de deur, omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte beseft dat zijn rijgedrag ontoelaatbaar was en om herhaling te voorkomen.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 160 uren opleggen, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, en daarnaast een voorwaardelijke rijontzegging van 18 maanden met een proeftijd van 3 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Breeman en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 juli 2020.
mr. Collombon en mr. Gillesse zijn verhinderd om te tekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heerbaan in de richting van de Tilburgseweg, komende uit de richting van de Claudius Prinsenlaan, naderende het kruisingsvlak met de Bergschot en het Waltersveld zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - op het moment dat er vanaf de Heerbaan, komende uit de richting van de Tiburgseweg een vrachtauto linksaf de Bergschot inreed
- met onverminderde snelheid genoemd kruisingsvlak te naderen en/of op te rijden, in ieder geval met een (aanzienlijk) te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was en/of
- die vrachtwagen (links) in te halen bij welke inhaalmanoeuvre hij, verdachte, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig op de weghelft bestemd op het tegengesteld verkeer heeft gestuurd, (zulks) terwijl achter die afslaande vrachtwagen een fietser eerdergenoemd kruisingsvlak opreed, mede waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing met die fietser is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een dubbele beenbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Breda als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg, de Heerbaan in de richting van de Tilburgseweg, komende uit de richting van de Claudius Prinsenlaan, naderende het kruisingsvlak met de Bergschot en het Waltersveld, - op het moment dat er vanaf de Heerbaan, komende uit de richting van de Tiburgseweg een vrachtauto linksaf de Bergschot inreed
- met onverminderde snelheid genoemd kruisingsvlak heeft genaderd en/of is opgereden, in ieder geval met een (aanzienlijk) te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was en/of die vrachtwagen (links) heeft ingehaald bij welke inhaalmanoeuvre hij, verdachte, het door hem, verdachte, bestuurde voertuig op de weghelft bestemd op het tegengesteld verkeer heeft gestuurd, (zulks) terwijl achter die afslaande vrachtwagen een fietser eerdergenoemd kruisingsvlak opreed, mede waardoor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in aanrijding/botsing met die fietser is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindprocesverbaal met dossiernummer PL2000-2019066614
van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 41 en het aanvullend proces-verbaal dat afzonderlijk aan het dossier is toegevoegd.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina’s 6 tot en met 8 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 22 maart 2019 omstreeks 14:05 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Heerbaan in Breda op de kruising met de Bergschot tussen een bestelauto van het merk Ford Transit met kenteken [kenteken] en een fietser.
Verdachte was de bestuurder van de bestelauto en [slachtoffer] was de bestuurder van de fiets (hierna: het slachtoffer).
Op de Heerbaan geldt een maximum snelheid van 50 kilometer per uur (hierna: km/u).
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 14 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik kwam met mijn vrachtwagen vanaf de kruising Tilburgseweg/Heerbaan en reed op de Heerbaan. Ik sloeg linksaf de Bergschot in. Ik zag dat er een vrouw op de fiets stond te wachten voor de kruising Bergschot/Heerbaan. Ze kwam vanuit de richting Bergschot.
Ik zag dat de vrouw de Heerbaan wilde oversteken. Ik stond met de vrachtauto nog op
de Heerbaan, gedraaid in de richting van de Bergschot. Ik zei tegen de vrouw dat ze kon oversteken. Ik reed vervolgens langzaam door, de Bergschot in en zag dat de vrouw ook overstak. Ik reed verder op en zag dat er een witte bestelbus met hoge snelheid, ongeveer
70 km/u, op de Heerbaan kwam aanrijden. Ik zag dat de vrouw links van mijn vrachtwagen was. Ik ben toen nog op de Heerbaan gestopt. Ik heb toen geclaxonneerd in de hoop dat de bestuurder van de witte bus zou stoppen en ik wilde de vrouw op de fiets waarschuwen. Ik zag dat de bestuurder van de witte bus met dezelfde hoge snelheid naar links stuurde en achter mijn vrachtwagen door reed. Ik zag in mijn spiegel dat de vrouw op de fiets werd aangereden door de witte bus.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 12 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De fietser reed achter de vrachtwagen langs om over te steken. Ik zag dat er van links een wit busje kwam aangereden. Ik zag dat hij van baan verwisselde en op het middenstuk ging rijden om achter de vrachtwagen langs in te halen. Hij kwam hierdoor op de tegengestelde rijbaan. Ik zag dat de fietser werd geraakt door het witte busje.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 21 van voornoemd eind- proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het letsel dat ik heb opgelopen is een gebroken oogkas en een dubbele beenbreuk.
Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring, pagina 22 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het slachtoffer heeft een scheur in haar oogkas opgelopen. Het slachtoffer is geopereerd aan haar rechterknie, waarin een plaat en een schroef zijn aangebracht. Daarnaast is haar knie opgezwollen en heeft ze een verdikt oog. Ook heeft ze schaafverwondingen opgelopen. De geschatte duur van genezing bedraagt 6 tot 9 maanden.
Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb het slachtoffer gevraagd hoe het met haar ging. Ik hoorde haar zeggen dat zij nog steeds niet normaal kan lopen en dat zij zich nu voortbeweegt met een rollator.
Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina’s 25 en 26 van voornoemd eind- proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De snelheid die ik reed was ongeveer 60 à 65 km/u. Ik zag dat er een vrachtwagen vanaf de zijde van de Tilburgseweg kwam. De vrachtwagen sloeg linksaf de Bergschot in. De vracht- wagen reed erg rustig. Ik had haast en terwijl deze vrachtwagen rustig aan het afslaan was, wilde ik achter de vrachtwagen langs rijden. Ik stuurde mijn auto naar links de verkeerde baan op voor tegemoetkomend, afslaand verkeer. Ik reed op het moment dat ik inhaalde zo’n 60 km/u. Toen ik achter de vrachtwagen langs reed zag ik op het laatste moment een vrouw. Ik zag dat zij tegen mijn auto aan kwam en vervolgens viel. Ik weet dat ik fout zit, maar ik had echt haast.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 17 juli 2020, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Door de afslaande vrachtwagen kon ik niet zien wat er aan de achterkant van de vrachtwagen gebeurde op de kruising.