ECLI:NL:RBZWB:2020:3524

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
C/02/373749 / JE RK 20-1226
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die geboren is op [geboortedag] 2003 te Terneuzen. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Intervence, toegewezen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld op 19 februari 2020 en verbleef op dat moment in een behandelsetting van Juvent te Terneuzen. Echter, het bleek dat deze setting niet geschikt was voor [minderjarige], die behoefte had aan meer structuur en begeleiding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder en stiefvader onveilig is door hun alcoholgebruik, wat de ontwikkeling van [minderjarige] negatief beïnvloedt.

De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij zijn grootmoeder, die bereid is om als netwerkpleeggezin te fungeren. De grootmoeder heeft een goede verstandhouding met de moeder en is bereid om de benodigde hulpverlening te accepteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is om bij zijn grootmoeder te wonen, waar hij de nodige structuur en begeleiding kan krijgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier S.A.K. Kurvink aanwezig was. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 28 juli 2020 vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/373749 / JE RK 20-1226
datum uitspraak: 14 juli 2020

beschikking machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),

gevestigd te Middelburg.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2003 te Terneuzen, hierna te noemen [minderjarige] ,
Advocaat: mr. J. Schuttkowski, te Middelburg
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[belanghebbende] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Hulst.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 24 juni 2020;
- de brief van de GI van 9 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 10 juli 2020;
- de brief van mr. Schuttkowski van 13 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 13 juli 2020;
- de brief van mr. Schuttkowski van 14 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 14 juli 2020.
De kinderrechter heeft de zaak op 14 juli 2020 met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 19 februari 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 februari 2020 en tot 19 februari 2021. Tevens is door de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 19 februari 2020 tot 19 augustus 2020.
Op grond van voornoemde beschikking verblijft [minderjarige] bij [locatie] Juvent, te Terneuzen.

Het verzoek

De GI heeft verzocht een machtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg te weten bij het netwerkpleeggezin van de grootmoeder [naam] , met ingang van 19 augustus 2020 en tot 19 februari 2021.

De standpunten

De GI heeft het verzoek gehandhaafd en tijdens de mondelinge behandeling verder toegelicht. Gebleken is dat [minderjarige] niet op zijn plek zit binnen de behandelsetting van [locatie] . Juvent is niet in staat gebleken om structuur te bieden aan [minderjarige] en dagbesteding te organiseren. De hulp die [minderjarige] verder nodig heeft kan prima ambulant geregeld worden. [minderjarige] heeft zelf ook de wens bij zijn oma te wonen nu hij duidelijk aangeeft dat de stap naar het wonen bij de moeder en zijn stiefvader te groot is. Er vindt nog een netwerkscreening plaats maar de GI heeft een huisbezoek bij de oma gedaan en haar bereidheid getoetst. De oma is zelf ook van mening dat [minderjarige] bij haar het meest toekomstperspectief heeft en is bereid om hulpverlening te accepteren. Om ervoor te zorgen dat de oma, bij plaatsing, ondersteund wordt bij het bieden van grenzen en structuur aan [minderjarige] , wordt er direct ingezet op extra hulp wanneer [minderjarige] geplaatst zal worden. Uiteindelijk is de keus gemaakt om Intensieve Pedagogische Thuishulp [IPT) voor oma en [minderjarige] in te schakelen op het moment dat [minderjarige] geplaatst wordt. Oma en [minderjarige] zullen vier uur per week ondersteund worden door een IPT-er, naast de pleegzorgbegeleider die ook betrokken zal zijn. [minderjarige] zelf is inmiddels aangemeld bij Mentaal Beter voor een persoonlijkheidsonderzoek. Met de oma, de moeder en [minderjarige] wordt gewerkt aan een veiligheidsplan en een bezoekregeling met de moeder.
De moeder staat achter de netwerkplaatsing bij de oma nu hij hier structuur en regels krijgt waar hij zich aan moet gaan houden. De moeder zal dit respecteren en het gezag en de structuur van de oma niet ondermijnen.
[minderjarige] is het eens met het verzoek. Hij vindt het maar niks bij [locatie] . Inmiddels heeft hij zich ingeschreven bij het Scalda en heeft hij daar een intakegesprek gehad. Hij wil graag bij zijn oma gaan wonen. Ook is hij bereid mee te werken aan de hulpverlening wanneer dat nodig wordt geacht.
De advocaat van [minderjarige] heeft bij brief van 14 juli 2020 verder aangevoerd dat [minderjarige] er wel bezwaar tegen heeft dat de plaatsing bij de oma pas vanaf 19 augustus 2020 wordt uitgevoerd. Er heeft al een onderzoek naar de oma plaatsgevonden en de netwerkplek bij de oma wordt als vertrouwd aangemerkt door de GI. De pleegzorgscreening zal nog de nodige tijd in beslag gaan nemen wat al veel eerder had kunnen plaatsvinden, net als het persoonlijkheidsonderzoek waar [minderjarige] pas recentelijk voor is aangemeld. Het verzoek van [minderjarige] is om hem eerder bij de oma te plaatsen omdat hij al dagbesteding in de vorm van een vakantiebaan in [plaats] gevonden heeft en zodat hij een paar avonden in de week kan gaan fitnessen met zijn broer.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het goed gaat met [minderjarige] en dat alle belanghebbenden achter een plaatsing van [minderjarige] bij de oma staan. [minderjarige] werd op 20 april 2020 geplaatst bij [locatie] van Juvent, maar gebleken is dat hij niet op zijn plek zit binnen deze behandelsetting, zijn problematiek kan binnen het ambulante traject worden aangepakt. De thuissituatie bij de moeder en de stiefvader is echter nog steeds onveilig door hun alcoholgebruik. De moeder heeft verklaard dat het nog niet gelukt is te stoppen met drinken en de moeder en de stiefvader lijken ambivalent in hun houding ten aanzien van het stoppen. Het lukt de moeder in deze situatie nog niet [minderjarige] voldoende structuur te bieden, hem te begrenzen of om een goed voorbeeld voor hem te zijn. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij gelet op de situatie zoals deze nu is bij de oma kan gaan wonen. Oma heeft een goede verstandhouding met de moeder van [minderjarige] en is bereid om als netwerkpleeggezin te fungeren en de benodigde hulpverlening te accepteren. De kinderrechter zal gelet op het voorgaande het verzoek dat nu voorligt toewijzen, te weten de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te weten bij het netwerkpleeggezin van de grootmoeder voor de – onweersproken – duur van de ondertoezichtstelling, van 19 augustus 2020 en tot 19 februari 2021.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg , voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 19 augustus 2020 en tot 19 februari 2021.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, als griffier.
(sk)
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch