In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning te [plaatsnaam2], een omgevingsvergunning aangevraagd voor de vervangende nieuwbouw van zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere heeft op 18 juli 2016 de vergunning van rechtswege verleend, maar heeft deze later herroepen en geweigerd op basis van een bezwaar van een derde partij. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat in eerste instantie ongegrond werd verklaard door de rechtbank. Eiser heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het hoger beroep gegrond verklaarde en de eerdere uitspraak vernietigde. Het college moest opnieuw beslissen op het bezwaar van de derde partij, maar heeft in een later besluit de vergunning opnieuw geweigerd. Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld, wat leidde tot deze uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank oordeelt dat het college niet op goede gronden heeft geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat de eigen welstandscommissie (CRK) positief had geadviseerd over het bouwplan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van de derde partij ongegrond, waardoor de van rechtswege verleende vergunning standhoudt. Eiser krijgt zijn griffierecht terugbetaald en het college wordt veroordeeld in de proceskosten.