Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 augustus 2020 deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 12 oktober 2018 te Hilvarenbeek. De verdachte, bestuurder van een tractor, had bij het afslaan naar links niet voldoende gekeken of de weg vrij was, waardoor hij in botsing kwam met een bromfietser. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige verkeersfout had gemaakt, maar sprak hem vrij van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke onoplettendheid van de verdachte niet voldeed aan de criteria voor schuld zoals vastgelegd in de wet. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte gevaar had veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, omdat hij niet voldoende had geverifieerd of de weg vrij was voordat hij afsloeg. De verdachte werd daarom veroordeeld voor gevaarzetting, maar er werd geen straf of maatregel opgelegd, mede gezien de omstandigheden van de zaak en het lange tijdsverloop voor de uitspraak. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte blijk had gegeven van oprechtheid en zorg voor het slachtoffer, en dat hij psychische hulp had gezocht na het ongeval. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuurders om altijd extra voorzichtig te zijn, vooral bij het afslaan.