Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van de 80 percent-regeling van artikel 39d, vierde lid van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) en de kwalificatie van uitkeringen uit een levensloopregeling. De belanghebbende, die in 2015 van werkgever is veranderd, had zijn levensloopregeling bij zijn vorige werkgever afgekopen maar bleef bij zijn nieuwe werkgever ook bijdragen aan een levensloopregeling. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op de 80 percent-regeling omdat zijn levensloopregeling in 2015 niet volledig was beëindigd. De rechtbank concludeerde dat de uitkering uit de levensloopregeling moest worden aangemerkt als inkomen uit tegenwoordige arbeid, en niet als inkomen uit vroegere arbeid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de inspecteur om belastingrente in rekening te brengen. De uitspraak is gedaan in het kader van een procedure op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).