ECLI:NL:RBZWB:2020:3824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 19 _ 3158 en 19_6651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van Baanbrekers inzake uitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres had een uitkering aangevraagd op grond van de Participatiewet, welke per 8 februari 2019 werd toegekend. Echter, Baanbrekers legde arbeidsverplichtingen op en kortte de uitkering vanwege pensioeninkomsten. Eiseres maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar Baanbrekers verklaarde het bezwaar tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen het tweede besluit ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2020 was eiseres aanwezig, terwijl Baanbrekers zich schriftelijk afmeldde. De rechtbank oordeelde dat eiseres nog procesbelang had, ondanks dat Baanbrekers haar tijdelijk vrijstelde van arbeidsverplichtingen. De rechtbank concludeerde dat Baanbrekers ten onrechte het bezwaar van eiseres tegen de arbeidsplicht niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit I voor zover het bezwaar van eiseres tegen de arbeidsplicht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde dit bezwaar gegrond.

Daarnaast oordeelde de rechtbank over het beroep tegen het tweede bestreden besluit, waarin Baanbrekers het bruto pensioeninkomen van eiseres in mindering had gebracht op de bijstandsuitkering. Eiseres was van mening dat alleen het netto bedrag in mindering gebracht mocht worden. De rechtbank stelde vast dat Baanbrekers gelijk had en verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank droeg Baanbrekers op het griffierecht van € 47,00 aan eiseres te vergoeden en veroordeelde Baanbrekers in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
Zaaknummers: BRE 19/3158 PW en BRE 19/6651 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en

het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 28 maart 2019 (primair besluit I) heeft Baanbrekers aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Participatiewet per 8 februari 2019 en daarbij de arbeidsverplichtingen opgelegd.
Op 11 april 2019 heeft Baanbrekers aan eiseres een specificatie toegezonden over de maand maart 2019. Daarop staat dat een bedrag van € 92,85 op de uitkering is gekort als pensioeninkomsten (primair besluit II).
In het besluit van 6 juni 2019 (bestreden besluit I) heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard.
In het besluit van 6 juni 2019 (bestreden besluit II) heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 2 juli 2019 tegen beide besluiten beroep ingesteld.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 7 augustus 2020. Hierbij was eiseres aanwezig. Baanbrekers heeft zich schriftelijk afgemeld.

Overwegingen over het beroep tegen bestreden besluit I (19/3158)

Procesbelang
Bij besluit van 9 september 2019 heeft Baanbrekers eiseres tot 1 maart 2020 vrijgesteld van haar arbeidsverplichtingen. Baanbrekers meent dat eiseres daarom geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen bestreden besluit I. De rechtbank stelt echter vast dat de voormalig gemachtigde van eiseres in beroep heeft gevraagd om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Eiseres heeft dus nog wel degelijk procesbelang bij deze procedure.
Sollicitatieplicht
Bij de aanvraag om bijstand heeft eiseres aangegeven medische beperkingen te hebben. Baanbrekers heeft deze mededeling opgevat als een verzoek om ontheffing van de arbeidsplicht. De werkmakelaar [naam werkmakelaar] heeft vervolgens de bedrijfsarts ingeschakeld om te beoordelen of eiseres in staat is om werkzaamheden te verrichten. [naam werkmakelaar] heeft volgens Baanbrekers in het intakegesprek van 18 februari 2019 tegen eiseres gezegd dat eiseres niet actief hoefde te solliciteren totdat er een beslissing is genomen op het verzoek om ontheffing van de arbeidsplicht.
Baanbrekers heeft in primair besluit I aan eiseres een bijstandsuitkering toegekend en medegedeeld dat aan het recht op bijstand een aantal verplichtingen is verbonden, waaronder een arbeidsplicht.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In bestreden besluit I heeft Baanbrekers dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De arbeidsplicht vloeit rechtstreeks voort uit de wet. Volgens Baanbrekers is hetgeen hierover is opgenomen in de toekenningsbeslissing feitelijk slechts een bevestiging daarvan.
Baanbrekers geeft aan dat de medische belastbaarheid van eiseres nog wordt onderzocht door de bedrijfsarts. Zodra dat onderzoek is afgerond, zal een beslissing worden genomen op het verzoek tot ontheffing van de arbeidsplicht. In de tussentijd hoeft eiseres niet actief te solliciteren. Omdat er nog geen besluit is genomen over de arbeidsplicht, is het bezwaarschrift prematuur en dus niet-ontvankelijk, aldus Baanbrekers.
Eiseres stelt in beroep dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is geklaard. In bestreden besluit I wordt immers alsnog tijdelijk ontheffing verleend van de actieve sollicitatieplicht. Baanbrekers had haar bezwaar dus gegrond moeten verklaren en een proceskostenvergoeding moeten toekennen.
De rechtbank is het met Baanbrekers eens dat de mededeling waarmee een betrokkene wordt herinnerd aan de arbeidsplicht, in beginsel niet is gericht op rechtsgevolg. De arbeidsplicht vloeit rechtstreeks voort uit de Participatiewet en in die zin heeft de mededeling slechts een informatief karakter.
De rechtbank stelt echter vast dat Baanbrekers in bestreden besluit 1 heeft vastgelegd dat eiseres in afwachting van het besluit op haar ontheffingsverzoek niet actief hoefde te solliciteren. Baanbrekers is dus op dit punt tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiseres. Waar Baanbrekers in primair besluit I geen besluit had genomen over de sollicitatieplicht van eiseres, heeft Baanbrekers dat in bestreden besluit I wel gedaan.
Dit betekent dat het bezwaar van eiseres op dit punt ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank vernietigt bestreden besluit I voor zover daarin het bezwaar van eiseres tegen de arbeidsplicht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en dit bezwaar van eiseres gegrond verklaren.
Bijstand met terugwerkende kracht
Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij het vooral niet eens is met het besluit van Baanbrekers om haar niet met terugwerkende kracht een uitkering toe te kennen.
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond niet eerder is aangevoerd in deze procedure. Eiseres komt daar nu te laat mee. De rechtbank zal daarom niet ingaan op deze beroepsgrond en volstaat met de opmerking dat de bijstandsuitkering conform haar aanvraag met ingang van 8 februari 2019 aan eiseres is toegekend.
Griffierecht en proceskosten in bezwaar en in beroep
Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, moet Baanbrekers aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt Baanbrekers in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en
1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 0,5).

Overwegingen over het beroep tegen bestreden besluit II (19/6651)

Eiseres ontvangt naast de bijstand een klein pensioentje van PME van € 98,46 bruto per maand, na loonheffing € 58,27 netto per maand.
Baanbrekers heeft het bruto bedrag in mindering gebracht op haar bijstandsuitkering. Eiseres vindt dat alleen het netto bedrag in mindering gebracht mag worden.
Baanbrekers vindt dat PME ten onrechte heeft nagelaten om de heffingskorting toe te passen op het pensioentje van eiseres. Eiseres heeft zo’n laag pensioen, dat zij daarover geen loonheffing hoeft te betalen. Volgens Baanbrekers betaalt PME eiseres dus te weinig uit. Eiseres moet bij PME regelen dat zij het correcte bedrag van € 98,46 per maand krijgt uitbetaald.
Eiseres heeft ter zitting uitgelegd dat zij dit nu begrijpt en ook inmiddels met PME heeft geregeld of gaat regelen. De rechtbank volstaat daarom nu met de vaststelling dat het standpunt van Baanbrekers juist is.
Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
In zaak 19/3158:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt bestreden besluit I uitsluitend voor zover daarbij het bezwaar van eiseres tegen de sollicitatieplicht niet-ontvankelijk is verklaard, bepaalt dat dit bezwaar gegrond wordt verklaard en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van bestreden besluit I;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit I overigens in stand blijven;
  • draagt Baanbrekers op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
  • € 1.312,50.
In zaak 19/6651:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
T.B. Both-Attema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.