Op 19 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1961, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in de garage van haar woning en aan een poging tot brandstichting in haar woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2019 opzettelijk brand heeft gesticht in de garage aan de [adres 2] te Rijen, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor de omliggende woningen en goederen. De verdachte heeft open vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen, wat resulteerde in een brand die door de brandweer tijdig kon worden geblust. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 244 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd in verband met reclassering en behandeling.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 augustus 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en forensische bevindingen, zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het feit dat zij een blanco strafblad heeft. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de gepleegde feiten zeer ernstig zijn en dat er een reëel gevaar bestaat voor herhaling van dergelijk gedrag.
De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te houden aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder het ondergaan van behandeling bij GGZ Breburg. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen.