ECLI:NL:RBZWB:2020:3863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
02-072201-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Beudeker
  • A. Collombon
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op lachgasverkoper met medeplegen en strafoplegging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing in vereniging. De feiten vonden plaats op 17 maart 2020 te Tilburg, waar de verdachte samen met medeverdachten een lachgasverkoper heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, onder bedreiging met een (nep)vuurwapen de lachgasverkoper heeft gedwongen tot de afgifte van lachgasflessen, geld en andere goederen. De verdachte heeft aanvankelijk zijn betrokkenheid ontkend, maar later verklaard dat hij niet op de hoogte was van het plan om de overval te plegen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de plannen en een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing in vereniging en hem een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen geld gelast, omdat dit niet kon worden weerlegd als spaargeld van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/072201-20
vonnis van de meervoudige kamer van 20 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te ( [adres 1]
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 17 maart 2020 te Tilburg samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde afpersing door middel van bedreiging met geweld heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] naar lachgasverkoper [naam 1] is toegegaan en dat [medeverdachte 1] vervolgens het (nep)vuurwapen op [naam 1] heeft gericht. Daardoor werd [naam 1] gedwongen tot afgifte van de lachgasflessen en de overige goederen, welke door verdachte samen met [medeverdachte 1] en een derde werden meegenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde feit, omdat verdachte geen opzet had op het plegen van het feit en ongewild bij de overval op de lachgasverkoper betrokken is geraakt. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 17 maart 2020, omstreeks 00:35 uur, te Tilburg is lachgasverkoper [naam 1] overvallen, waarbij [naam 1] onder bedreiging van een (nep)vuurwapen is gedwongen om onder meer lachgasflessen en geld af te staan.
In eerste instantie heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht, maar op 14 juli 2020 heeft verdachte zijn betrokkenheid bij de overval tegenover de politie bekend. Door de verdediging is ter zitting aangevoerd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een wapen bij zich droeg. Verdachte ging er vanuit dat ze een avondje zouden gaan chillen. Vervolgens zijn ze naar de lachgasverkoper toegereden, waarna verdachte is gevraagd of hij wilde helpen de lachgasflessen te sjouwen. Aangekomen bij de lachgasverkoper [naam 1] heeft verdachte een rustig gesprek gevoerd met [naam 1] en is samen met hem naar de laadruimte van diens busje gelopen om de lachgasflessen te pakken. Verdachte heeft vervolgens aan [naam 1] gevraagd om hem een tikkie te sturen zodat hij kon betalen. Voordat verdachte het wist, werd door [medeverdachte 1] een wapen getrokken en werd de gasflesverkoper gedwongen om de lachgasflessen en de overige goederen af te staan.
Hoewel de rechtbank het waardeert dat verdachte alsnog een verklaring heeft afgelegd over het gebeuren, is de rechtbank van oordeel dat hij zijn eigen rol bij de overval niet juist heeft voorgespiegeld. De rechtbank is namelijk - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - van oordeel dat verdachte in ieder geval tevoren, in de auto, al op de hoogte was van het plan om de lachgasverkoper te overvallen en de lachgasflessen weg te nemen. De rechtbank neemt hiervoor de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] als uitgangspunt. [medeverdachte 2] verklaart dat [medeverdachte 1] hem die avond had gevraagd zijn BB-gun mee te nemen en dat in de auto op weg naar [naam 1] het plan is besproken om de lachgasflessen af te pakken en dat ze in de auto op de parkeerplaats tien minuten voorafgaand aan de overval de rolverdeling hebben besproken.
De rechtbank overweegt dat zij de verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar acht, nu hij kort na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven. Ook is zijn verklaring consistent en wordt deze onder meer ondersteund door de verklaring van het slachtoffer [naam 1] .
Ook op andere punten vindt de verklaring van [medeverdachte 2] ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij zag dat verdachte op de terugweg naar de auto iets weggooide in de bosjes of het water. Dit onderdeel van de verklaring, wordt bevestigd door het feit dat de portemonnee van [naam 1] een dag na de overval in de bosjes op de plek die [medeverdachte 2] noemde, nabij de plek van de overval, is aangetroffen.
Medeplegen
Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. De rechtbank ziet dit anders. Het handelen van verdachte gaat namelijk verder dan het enkel ondersteunen van het feit. Voorafgaand aan het feit heeft verdachte een rol gehad bij de voorbereidingen van de overval. Verdachte heeft met zijn auto de medeverdachten opgehaald. Daarna is hij naar een parkeerplaats nabij de met [naam 1] afgesproken plaats gereden en in de auto is gesproken over het halen van de lachgasflessen zonder betalen en de rolverdeling.
Daarnaast heeft verdachte ook een rol gehad bij de daadwerkelijke uitvoering van de afpersing. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn naar het busje van het slachtoffer [naam 1] gelopen. Verdachte heeft aanvankelijk het woord gevoerd met [naam 1] . Vervolgens heeft [medeverdachte 1] het (nep)vuurwapen op [naam 1] gericht en hem gedwongen om de lachgasflessen en het geld, dat hij die avond had verdiend en de overige goederen af te geven. Verdachte heeft zich daarna niet afzijdig gehouden, integendeel. Tijdens de afpersing heeft verdachte de portemonnee van [naam 1] meegenomen en vervolgens heeft verdachte twee lachgasflessen naar zijn auto gedragen. De gestolen lachgasflessen zijn later ook in de kofferbak van de auto van verdachte aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de werkwijze van verdachten voorafgaand, tijdens en na afloop van de overval kan worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft in het geheel een volwaardige rol gespeeld. De rechtbank acht de tenlastegelegde afpersing in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 maart 2020 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, zijnde de Goirkekanaaldijk aldaar met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 5 lachgas-flessen en zakjes ballonnen en huis- en autosleutels (van een VW Golf) en een portemonnee (met inhoud, w.o. een rijbewijs en ID-kaart) en een hoeveelheid contant geld en een telefoon (merk: one + 6 T),
welke goederenaan die [naam 1] toebehoorde
n, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam 1] te richten en gericht te houden en daarbij dwingend naar die [naam 1] de woorden uit te spreken: "Geef mij die flessen, blijf rustig, geef je geld, geef alles wat in je zakken zit, maak je zakken leeg!".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering in haar advies van 5 juni 2020 heeft geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij het bepalen van de straf aansluiting te zoeken bij het reclasseringsadvies en verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis, nu detentie hem erg zwaar is gevallen en het de mogelijkheden voor verdachte om zijn studie te hervatten verder zal vertragen. De verdediging bepleit daarom aan verdachte bij veroordeling een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende straatroof waarbij lachgasflessen, geld, een portemonnee met inhoud, sleutels en een telefoon zijn weggenomen. Er is een bedreigende sfeer gecreëerd door een vuurwapen op het slachtoffer te richten. Weliswaar bleek het vuurwapen achteraf een BB-gun, maar dit maakt de situatie voor het slachtoffer op dat moment niet minder beangstigend.
Verdachten hebben zich kennelijk alleen laten leiden door hun eigen behoeften en zich niet bekommerd om het slachtoffer. Naast de materiële schade die het slachtoffer heeft geleden vanwege de goederen die hij is kwijtgeraakt, heeft dit incident ook diepe sporen nagelaten in het emotionele welzijn van het slachtoffer. Daarnaast leidt dit soort delicten in de samenleving tot gevoelens van onrust en onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de reclassering van 5 juni 2020. Uit dit advies blijkt dat het sociale netwerk en het psychosociale functioneren van verdachte als risicofactoren worden gezien, voornamelijk omdat verdachte het moeilijk vindt om “nee” te zeggen. Er komen beperkingen met betrekking tot handelingsvaardigheden naar voren en dit kan van invloed zijn geweest op de keuzes die verdachte heeft gemaakt ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte lijkt echter te leren van zijn huidige ervaringen. Verdachte spreekt van een traumatische ervaring en handelt ook daarnaar. Verdachte toont zich bovendien actief in het aanpakken van de gevolgen.
Verder lijken zich op de leefgebieden geen problemen voor te doen. Verdachte presenteert zich als een sociaal bewogen familiemens, die een voorbeeld wil zijn voor anderen waarbij hij voornamelijk maatschappelijk geaccepteerde doelen lijkt na te streven. Hij is hier trots op en ontleent hier ook status aan. Het is daarom volgens de reclassering opvallend dat verdachte niet eerder open is geweest tegen zijn familie over (een deel van) zijn leven buitenshuis, het gebruik van lachgas, de wijze waarop en het daarvoor over zijn eigen grenzen gaan.
De reclassering acht daarom de kans op recidive laag, maar merkt daarbij op dat de kans op recidive niet geheel uitgesloten kan worden. De reclassering adviseert om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een andere voorwaarde betreffende het gedrag. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan begeleiding en interventies.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor een overval/straatroof. Strafverzwarende omstandigheden zijn in dit geval de bedreiging met het vuurwapen, het georganiseerde karakter van de groep en de plaats van het delict. De rechtbank neemt gelet daarop als uitgangspunt voor de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het uitgangspunt op zijn plaats. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat zij ervan uit gaat dat verdachte geen leidersrol had in het geheel. Het is mogelijk dat verdachte enige druk voelde om mee te doen, maar hij is feitelijk niet onder druk gezet en heeft een aanzienlijke rol gespeeld bij de overval. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte lijkt te leren van zijn ervaringen en daarom heeft besloten om alsnog – in ieder geval gedeeltelijk – openheid van zaken te geven. Ook heeft verdachte op de zitting in de richting van het slachtoffer oprecht spijt betuigd.
De rechtbank zal daarom, mede gelet op het advies van de reclassering, een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en maakt het mogelijk de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan strafdeel te verbinden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden de meldplicht, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een andere voorwaarde betreffende het gedrag.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het inbeslaggenomen geld.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat het zijn spaargeld betreft, niet is te weerleggen, nu de politie hiernaar geen nader onderzoek heeft verricht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis
zal melden bij de reclassering aan de Alleenhoudersstraat 25 te Tilburg (telefoonnummer 088- 8041505) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA, of een andere gedragsinterventie die is gericht op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de trainer/begeleider zullen worden gegeven;
* dat verdachte zijn middelengebruik en de wijze waarop hij sociale contacten aangaat bespreekbaar maakt bij de reclassering en daarbij meewerkt aan afspraken, aanwijzingen of adviezen die hieruit voortkomen;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
EUR 1.150,- (goednummer 592173).
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. Collombon en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2020.
Mr. Collombon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 17 maart 2020 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, zijnde de Goirkekanaaldijk aldaar met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 5, in elk geval een of meerdere lachgas-flessen en/of zakjes ballonnen en/of huis- en/of autosleutels (van een VW Golf) en/of een portemonnee (met inhoud, w.o een rijbewijs en/of ID-kaart) en/of een hoeveelheid contant geld ter waarde van (ongeveer) 4000 euro en/of een telefoon/gsm (merk: one + 6 T) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam 1] toebehoorde, door een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam 1] te richten en/of gericht te houden, in elk geval aan die [naam 1] te tonen en/of daarbij (dwingend) naar die [naam 1] de woorden uit te spreken: "Geef mij die flessen, blijf rustig, geef je geld, geef alles wat in je zakken zit, maak je zakken leeg!" althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking.

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R020033
(onderzoek Polybotes)van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 547.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 17 maart 2020, pagina 108 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Vandaag, 17-02-2020, was ik werkzaam voor online detailhandel bd, de bedrijfsnaam is [naam 2] Samen met een vriend ben ik eigenaar van dat bedrijf en verkopen wij onder andere lachgasflessen, als groothandel en losse verkoop. We hebben een website en via internet kan je ons telefoonnummer vinden en zo kan iedereen ons bereiken. Dit is op het telefoonnummer; [telefoonnummer 1] .
Op 16-03-2020 hebben ze mij voor het eerst gebeld. Dit was rond 23:45 uur. Ze belden mij en er werd niet voorgesteld met een naam. Het gesprek begon gelijk of ik flessen kon komen brengen. Hij wilde 10 kg en 2 kg lachgas en 2 smaakjes. We hadden een prijs van 410 euro afgesproken. We hadden afgesproken dit middels Tikkie te betalen. Het gesprek liep in eerste instantie als een gewone bestelling. Ik kreeg wel wat argwaan omdat ik aan hem vroeg via WhatsApp een locatie te sturen. Hij wilde dit niet. In eerste instantie werd ik ook gebeld door een onherkenbaar nummer. Ik wilde een adres waar ik naartoe moest komen of een locatie die hij naar mij zou zenden via WhatsApp of via sms. Dit is niet gebeurd. Echter belde hij mij op een gegeven moment met een zichtbaar telefoonnummer: [telefoonnummer 2] .
Ze hebben mij twee keer met privé-nummer gebeld en daarna nog 1 keer met herkenbaar nummer, deze heb ik niet opgenomen. Vervolgens nog 1 keer met herkenbaar nummer, die heb ik wel opgenomen. En daarna heb ik hem nog twee keer op dat nummer gebeld. In eerste instantie wilde hij dat ik naar het [adres 2] te Tilburg zou komen. Dit betreft een doodlopende staat bij het tankstation in de buurt.
Uiteindelijk hebben we afgesproken, telefonisch, dat we bij de [naam 3] aan de Mascagnistraat zouden ontmoeten. Ik heb het telefoonnummer nog een sms bericht gestuurd om 00:00 uur dat ik er over 26 minuten zou zijn. Ik werd vervolgens nog gebeld omdat ze met mij ergens anders wilde afspreken, bij het [naam 4] . Ik had een Ford Transit bij, wit van kleur met rode strepen aan de voor- en achterkant en met een ijzeren rek op het dak. Kenteken van dit voertuig betreft; [kenteken 1] . Ik zat in mijn bus te wachten en ik zag ze ineens aankomen lopen. Ik zag dat door het raam van het voertuig toen ik naar buiten keek. Het betroffen twee jongens. Een jongen had een donker getinte huidskleur en de andere leek een Turk of Marokkaan. Ik ben uitgestapt, ze deden normaal tegen mij en toen dacht ik dat er niks aan de hand was. Ik ben naar de achterzijde van de bus gelopen. Ik heb de flessen die ze wilde gepakt en bij de deur van de bus gezet, nog niet buiten het voertuig. Ik stond in de laadruimte van het voertuig en hij vroeg mij om het Tikkie te sturen. Daarom was ik met mijn telefoon bezig en toen ik op keek zag ik op ongeveer 50 centimeter van mijn hoofd een zwart, hand vuurwapen. De donkere jongen had dit vuurwapen vast. Ik keek in de loop van het vuurwapen. Het wapen was ook niet echt pikzwart. Het was iets groter als het politiewapen, en ook meer vierkant, Ik keek recht in de loop; de voorkant van de loop, het rondje zelf, was ijzerkleur, het vierkant eromheen donkerder met afgeschaafde stukjes waardoor ijzerkleur zichtbaar was. Hij richtte dat vuurwapen op mij en hij zei:" Geef mij die flessen, blijf rustig, geef je geld, geef alles wat in je zakken zit, maak je zakken leeg."
Ze wilde meer flessen, ik moest meer flessen geven. Ik heb meer flessen uit de bakken gepakt en deze aan hen gegeven. De grote fles, van 10 kg, moest ik op de grond zetten.
De andere flessen die ze mee hebben genomen, stonden nog in de bus. Ik heb mijn zakken leeggemaakt dus ik heb ze ook mijn sleutels, geld en portemonnee gegeven. Het was best veel geld omdat ik de hele avond al aan het rijden was. Ze hebben ook nog 10 a 15 zakjes ballonnen meegenomen.
In eerste instantie sprak ik vooral met de Turks/ Marokkaanse jongen. Vanaf het moment dat het pistool werd getrokken, deed de getinte jongen het woord. Het viel mij op dat ze erg rustig waren en bleven, ze maakten op mij de indruk dat dit niet de eerste keer was. Ze leken ervaren in wat ze deden.
Ze hebben het volgende gestolen:
- huissleutel;
- autosleutel van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] ;
- privé-telefoon, merk: One+ 6T, zwart van kleur, met doorzichtig hoesje, telefoonnummer [telefoonnummer 3] ;
- ongeveer 4000 euro contant;
- 3 lege flessen van 2 kg;
- 1 volle fles 2 kg;
- volle fles 10 kg, blauwe van kleur, in de lengte staat daarop: [naam 5] in witte letters met daarnaast aan beide zijde 1 streep;
- 10 a 15 zakjes ballonnen van Funtime, gele verpakking;
- portemonnee; donker bruin van Fossil met daarin een rijbewijs, ID-kaart, kentekenbewijs van mijn privé auto en de zakelijk bus.
Beide gasten spraken goed Nederlands. Ik kan ze als volgt omschrijven:
Getinte jongen:
- Somalische uiterlijk;
- Donker, kort kroeshaar;
- Groot voorhoofd;
- Smaller hoofd aan de onderzijde als aan de bovenzijde;
- Smal postuur;
- Zwarte kleding;
- 1.75/ 1.80 lang;
- Geen bril;
- Vermoedelijk geen handschoenen;
- Schoenen onbekend;
- Ongeveer 20 jaar, misschien iets ouder, 25 ofzo;
Turks/ Marokkaanse jongen:
- Kort voorhoofd;
- Donker, kort haar met een slag;
- Donkere, dikke, strakke wenkbrauwen;
- Ongeveer net zo groot en ongeveer even oud;
- Droeg een bodywarmer met daaronder een polo, denk ik;
- Baard en snor, volgroeid;
- Geen bril;
- Schoenen onbekend;
- Geen zichtbare tatoeages of gouden tanden;
- Geen handschoenen.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 1] , pagina 112 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
V: Ik heb begrepen dat je je portemonnee terug hebt. Hoe is dat gegaan?
A: Ons pap had de verzekering gebeld en later hoorde ik dat hij van de verzekering had gehoord dat iemand op facebook mijn portemonnee met pasjes had gevonden. Toen ik die portemonnee ophaalde bij [naam 6] zei zij dat zij in de ochtend de hond uit aan het uitlaten was en dat ze toen mijn portemonnee zag liggen tussen het tankstation [naam 4] waar ik beroofd ben en een bruggetje een stukje verder langs het kanaal.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , d.d. 19 maart 2020, pagina 347 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Pagina 357:
V: [verdachte] was er bij betrokken. Wanneer wist hij dat er iets ging gebeuren?
A: Ook op het moment dat we een beetje gingen rijden en mensen gingen ophalen.
V:Dus als ik het goed begrijp is [verdachte] uit eigen beweging zonder dat de twee jongens dat vroegen uit de auto gestapt en richting het slachtoffer gelopen?
A: Nee niet zo. Er is wel gevraagd wie gaat er mee en ik denk dat uit niet groepsdruk maar je goed houden dat hij heeft gezegd dan ga ik wel mee.
V: Ik vroeg je net of er afspraken gemaakt waren en dan zei je van niet. En nu hoor ik dat er toch afspraken gemaakt zijn.
A: Ik wist niet dat dit onder de afspraken viel.
V: Wanneer is die rolverdeling besproken voor ter plaatse van de overval?
A: Net 10 minuten voordat het gebeurde.
V: Wie waren daar allemaal bij?
A: Iedereen die ik genoemd heb was bij de overval.
V: En de gasflessen?
A: Die waren gewoon in de auto gebleven. Er was nog niets verdeeld.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , d.d. 25 maart 2020, pagina 360 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Van tevoren had een van de jongens, [medeverdachte 1] , gevraagd of ik mijn BB-gun mee wilde nemen. Dat had hij via snapchat gevraagd, 21.45 uur ongeveer, een kwartier voordat ze mij kwamen ophalen. In de auto waren ze aan het praten dat ze het eerder wilden proberen.
V: Waar heb je de jongens opgehaald?
A: Bij de tweede flat in Noord als je vanaf de [naam 3] de straat in rijdt hadden we de eerste jongen opgehaald en in het hofje daar vlakbij hebben we de tweede jongen opgehaald. Dat was als je de parkeerplaats bij de flat af reed de eerste of de tweede afslag na de bocht. Ik was achtergebleven met [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] . [verdachte] zat achter het stuur. [medeverdachte 1] wist waar [naam 10] woonde.
V: Wie zijn [medeverdachte 1] en [naam 10] ?
A: Dat zijn de jongens waar ik eerder de namen niet van wilde vertellen.
V: Begrijp ik het dan goed dat [medeverdachte 1] en [naam 10] de jongens zijn die jullie hebben opgehaald in Noord.
A: Ja.
V: En wie hadden het erover dat ze het al eens eerder wilden proberen?
A: [medeverdachte 1] weet ik zeker dat hij het daarover had gehad. De rest was [medeverdachte 1] daar vragen over aan het stellen. Ik denk dat het toen ergens ter sprake is gekomen. Op een gegeven moment heb ik gezegd dan gaan we [naam 5] bellen, . Ik heb toen [naam 5] gebeld. Ik had eerst anoniem gebeld want ik wilde er niets mee te maken hebben. Ik heb op een gegeven moment naar iemand anders gebeld, naar een vriend of vriendin en toen heb ik mijn nummerherkenning weer aangezet en die ben ik daarna vergeten weer uit te zetten. Ik heb daarna nog een keer naar [naam 5] gebeld om de locatie door te geven. In eerste instantie werd gesproken over de [naam 3] , maar dat wilden [naam 10] en [medeverdachte 1] absoluut niet. Ik denk omdat daar super veel camera’s stonden. Daarna gaven ze na overleg het [naam 4] door, dus dat moest ik doorgeven. Ze vroegen of ik nog één keer kon bellen om de locatie bij het [naam 4] door te geven, dus dat heb ik gedaan. Toen we bij de parkeerplaats waren aangekomen vroeg [medeverdachte 1] om mijn BB-gun. Ik kon voor mijn gevoel niet echt nee zeggen, dus ik heb hem meegegeven. Ondertussen kreeg ik een sms’je van het slachtoffer hoelaat hij er zou zijn. [medeverdachte 1] , [naam 10] en [verdachte] zijn toen bij het tankstation gaan wachten. Ik bleef in de auto samen met [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] . Op een gegeven moment kwam een wit busje aan rijden en toen zag ik dat [medeverdachte 1] en [verdachte] naar het busje liepen en dat [naam 10] bij de parkeerplaats bij het kanaal bleef wachten. Het duurde een beetje lang. Ik zag op een gegeven moment [naam 10] , degene met het petje, vanaf de parkeerplaats waar hij stond te wachten rennen richting het witte busje.
Het slachtoffer kwam aan met een witte bus. Ik kon de jongens niet zien want die stonden denk ik achter de bus. We konden dus niet zien wat er gebeurde. We zagen [naam 10] ineens, ik denk na 5 minuten, met de grootste tank rennen. Hij was zwaar denk ik, want hij liep een beetje moeilijk. De tank was 2/3 van zijn lengte. Opeens zien wij [medeverdachte 1] en [verdachte] ook rennen. Ik weet niet of ze het hebben laten vallen, maar ze lieten iets vallen. Ze waren bij het water en [verdachte] gooide iets weg, ergens in de bosjes of in het water. Als eerste kwamen [medeverdachte 1] en [naam 10] vervolgens aanrennen en gooiden alles in de kofferbak. [naam 10] sprong voorin de auto, [medeverdachte 1] kwam op de achterbank tussen ons in zitten. Iets later kwam [verdachte] aanrennen, hij was op slippers dus hij was iets trager. [verdachte] gooide ook iets in de kofferbak en sprong toen boven op ons op de achterbank. [naam 10] reed weg. Ik denk dat [verdachte] het meest geshockeerd was. Hij was heel de terugrit aan het vertellen hoe het was gegaan. Hij vertelde dat ze in gesprek waren. [medeverdachte 1] trok de BB-gun en zei als je gewoon meewerkt dan gebeurt er niks. [verdachte] zei dat het slachtoffer doodsbang was en dat hij grote ogen had. [verdachte] vertelde dat hij als eerste een tank pakte, toen kwam [naam 10] aanrennen en pakte ook een tank.
O: We gaan je wat foto's laten zien van camerabeelden van het tankstation.
V: Wat kun je zeggen over deze foto? (Foto 1)
A: Dat is het busje van het slachtoffer, dat wij hebben gezien.
V: Wat kun je zeggen over deze foto? (Foto 2)
A: Dit is de parkeerplaats. Het [naam 4] is ervoor of ernaast.
V: Wat kun je zeggen over deze foto’s? (Foto 3 en 4)
A: Degene aan de linkerkant [verdachte] met een bodywarmer, grijze trui, joggingbroek en slippers. Degene aan de rechterkant is [medeverdachte 1] met zwarte jeans, groene jas jackachtig en witte sneakers.
V: Wat kun je zeggen over deze foto’s? (Foto 5 en 6)
A: Hier lopen ze naar dat busje toe. De jongen die voorop loopt is [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen (tactische doorzoeking grijze Peugeot met kenteken [kenteken 3] ), pagina 137 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Naar aanleiding van het onderzoek is vervolgens kentekenvoertuig [kenteken 3] in beslag genomen en getakeld. Hierop hebben verbalisanten dit voertuig tactisch doorzocht
en het volgende bevonden:
Vanuit het dashboardkastje zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- Vier (4) zakken Funtime (10 stuks) XL latex ballonnen;
- Rabobank Wereldpas ( [rekeningnummer] ) met rekeninghouder [verdachte] .
Vanuit de kofferbak zijn de volgende goederen in beslag genomen (foto 4 en foto 9 tot en met foto 11):
- 10 kg lachgasfles blauw van kleur met de tekst “ [naam 5] ”;
- 2 kg lachgasfles blauw/grijs van kleur;
- 2 kg lachgasfles blauw van kleur;
- 4 kg lachgasfles blauw/grijs van kleur met opdruk “delachgas concurrent Den Bosch";
- 4 kg lachgasfles blauw/grijs van kleur;
- Vier (4) zakken Funtime (10 stuks) XL latex ballonnen.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 6 augustus 2020, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het was de bedoeling om met een paar jongens lachgas te halen. We zijn met mijn auto naar de lachgasverkoper gereden. Vervolgens ben ik uitgestapt om te helpen sjouwen en heb ik met de lachgasverkoper gesproken. We zijn naar de laadruimte van het busje gelopen, omdat daar de lachgasflessen lagen. Ik zei stuur maar een tikkie en terwijl de lachgasverkoper een tikkie aan het sturen was, trok [medeverdachte 1] een wapen en dwong hij de lachgasverkoper om zijn spullen af te staan. Vervolgens heb ik geholpen met het dragen van de lachgasflessen en de andere spullen naar de auto op de parkeerplaats.