Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.E.M. Edelman, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 juni 2019 van het UWV, waarin de toekenning en wijziging van haar WIA-uitkering werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen toestemming hebben gegeven om het beroep zonder zitting af te doen. Het onderzoek is op 10 juni 2020 gesloten, waarna de rechtbank de uitspraaktermijn heeft verlengd.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische beoordeling van eiseres, die als praktijkondersteuner heeft gewerkt en is uitgevallen door pijn- en depressieve klachten. Het UWV had eerder een WIA-uitkering toegekend, maar de mate van arbeidsongeschiktheid werd later vastgesteld op 39,80%. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zij nog steeds 80-100% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van eiseres en dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, medisch passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de mate van arbeidsongeschiktheid van 39,80% zoals vastgesteld door het UWV. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.