ECLI:NL:RBZWB:2020:3883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 19_2710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over maatwerkvoorschriften voor verlichting bij supermarkt in relatie tot lichthinder

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, een inwoner van [plaatsnaam], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarin maatwerkvoorschriften werden opgelegd aan de exploitant van de Emté supermarkt in verband met de verlichting op een nabijgelegen parkeerplaats. Eiser stelde dat de verlichting hinderlijk was en dat het college strengere voorschriften had moeten opleggen om lichthinder te voorkomen.

In het primaire besluit van 31 juli 2018 had het college al maatwerkvoorschriften opgelegd, maar in het bestreden besluit van 3 mei 2019 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 7 juli 2020 waren zowel eiser als zijn gemachtigde, mr. C. Lubben, aanwezig, evenals mr. J. Vasseur namens het college.

De rechtbank overwoog dat het college bij het stellen van de maatwerkvoorschriften de Richtlijn Lichthinder van de NSVV als uitgangspunt had genomen. De rechtbank oordeelde dat de maatwerkvoorschriften voldoende waren om de lichthinder te beperken en dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat de verlichting buiten openingstijden van de supermarkt niet volledig mocht worden uitgeschakeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekende dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiser werd niet in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2710 ACTMIL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2020 in de zaak tussen

[Eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. C. Lubben,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere , verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 31 juli 2018 (primaire besluit) heeft het college maatwerkvoorschriften opgelegd aan de exploitant van Emté supermarkt te [plaatsnaam] in verband met het gebruik van verlichting op een nabij eisers woning gelegen parkeerplaats.
In het besluit van 3 mei 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 juli 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en mr. J. Vasseur namens het college.

Overwegingen

1. Eiser woont in de woning aan de [adres eiser] te [plaatsnaam] . Achter de woning ligt parallel aan de [straatnaam2] een parkeerterrein. Het parkeerterrein is onderdeel van een groter parkeerterrein dat hoort bij de supermarkt die gevestigd is aan de [vestigingsadres supermarkt] te [plaatsnaam] en die wordt geëxploiteerd door [naam supermarkt eigenaar] . De supermarkt is een niet-vergunningplichtige inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit Milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Bij brief van 12 september 2017 heeft eiser het college verzocht om maatwerkvoorschriften op te leggen aan de supermarkt voor de verlichting van het gedeelte van het parkeerterrein dat het dichtst bij eisers woning ligt. Dat gedeelte van het parkeerterrein werd op dat moment iedere nacht en de hele nacht verlicht door middel van vier lichtmasten.
Bij brief van 22 december 2017 heeft het college aan [naam supermarkt eigenaar] medegedeeld van plan te zijn een maatwerkvoorschrift op te leggen, inhoudende dat de armaturen van de masten zodanig afgesteld moeten staan dat voldaan wordt aan de grenswaarden van de Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) voor zone E3. Daarnaast dient de supermarkt binnen twee maanden na het inwerking treden van het te nemen besluit een door een deskundige opgemaakt lichtplan te overleggen, dat is opgemaakt volgens de NSVV richtlijnen voor zone E3. Uit het lichtplan moet blijken welke verlichting minimaal noodzakelijk is, gelet op het doel van de verlichting, te weten het verlichten van het parkeerterrein voor bezoekers en verlichten uit het oogpunt van sociale veiligheid als de supermarkt gesloten is. Het lichtplan moet een voorstel bevatten voor de noodzakelijke aanpassingen om lichthinder te voorkomen en energie te besparen. Na goedkeuring van het lichtplan moeten de maatregelen vervolgens binnen één maand worden aangebracht.
Bij het primaire besluit heeft het college overeenkomstig het voornemen maatwerkvoorschriften opgelegd aan de exploitant van de supermarkt.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft het bezwaar toegelicht tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 11 oktober 2018.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie ongegrond verklaard.
2. Artikel 2, eerste lid van het Activiteitenbesluit bepaalt dat degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, die gevolgen voorkomt of die beperkt voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
Het tweede lid, aanhef en onder h bepaalt dat onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder.
Het vierde lid, eerste volzin bepaalt dat het bevoegd gezag met betrekking tot de verplichting, bedoeld in het eerste en derde lid, maatwerkvoorschriften kan stellen voor zover het betreffende aspect bij of krachtens dit besluit niet uitputtend is geregeld.
3. Bij het stellen van de maatwerkvoorschriften heeft het college de Richtlijn Lichthinder van de NSVV voor zone E3 als uitgangspunt genomen. Bepaald is dat de armaturen zodanig afgesteld moeten staan dat voldaan wordt aan de grenswaarden van de Richtlijn Lichthinder. Daarnaast dient de supermarkt een lichtplan te overleggen, dat is opgemaakt volgens de Richtlijn Lichthinder, en dient dat plan ook te worden uitgevoerd.
Het beroep van eiser komt er in de kern op neer dat hij vindt dat de maatwerkvoorschriften niet ver genoeg gaan. In het belang van het voorkomen van lichthinder voor eiser en het beperken van energieverbruik had het college moeten bepalen dat de verlichting buiten openingstijden van de supermarkt in het geheel niet mag branden, aldus eiser.
De omstandigheid dat eiser lichthinder ervaart, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het college gehouden is zodanige maatwerkvoorschriften te stellen dat eiser geen enkele lichthinder meer ervaart. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voor het stellen van maatwerkvoorschriften in redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij de Richtlijn Lichthinder. De rechtbank wijst daarbij op de nota van Toelichting bij het Activiteitenbesluit Stb. 2007, 415, blz. 181) waaruit volgt dat er voor de vaststelling of er sprake is van hinder weliswaar geen universele definitie van het begrip “lichthinder” beschikbaar is, maar dat de Richtlijn Lichthinder daarvoor als uitgangspunt kan worden gehanteerd. De Richtlijn Lichthinder geeft grenswaarden voor verschillende soorten verlichtingssituaties in verschillende omgevingszones. De algemene grenswaarden hebben betrekking op het verlichtingsniveau op een gevel (de verticale verlichtingssterkte) en de lichtsterkte van elk armatuur. Verder kunnen grenswaarden worden gesteld aan de uitstralingshoek van de verlichting om strooilicht te beperken. De hoogte van de aanvaardbare grenswaarde is afhankelijk van de omringende, oorspronkelijk reeds aanwezige mate van verlichting in de omgeving van de plaats waar de metingen worden verricht. Daartoe is in de Richtlijn Lichthinder een zone-indeling opgenomen.
Bovendien heeft het college bij het stellen van de maatwerkvoorschriften acht geslagen op het belang van eiser bij zo beperkt mogelijke verlichting in de avond en nacht, door te bepalen dat uit het lichtplan moet blijken welke verlichting
minimaalnoodzakelijk is, gelet op het doel van de verlichting, te weten het verlichten van het parkeerterrein voor bezoekers en verlichten uit het oogpunt van sociale veiligheid als de supermarkt gesloten is. De rechtbank neemt aan dat daarbij ook de twee lantaarns langs de [straatnaam] worden betrokken. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat het terrein een privé-terrein is en er dus geen aanleiding is om in het lichtplan rekening te houden met de noodzaak het terrein uit het oogpunt van sociale veiligheid te verlichten, volgt de rechtbank eiser daarin niet. Dat het terrein een privé-terrein is betekent naar het oordeel van de rechtbank niet automatisch er uit het oogpunt van sociale veiligheid ter plaatse geen behoefte zou zijn aan verlichting. Overigens moet het lichtplan binnen twee maanden na de inwerkingtreding van het primaire besluit worden overgelegd en niet, zoals eiser heeft gesteld, pas na het onherroepelijk worden van dat besluit.
4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 18 augustus 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak (mede) te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.