Uitspraak
2.De verzoeken
3.De beoordeling
Draagkracht man
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure tussen een vrouw en een man, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de toevertrouwing van de minderjarigen aan haar, en een onderhoudsbijdrage voor de kinderen en voor zichzelf. De man verzocht voorwaardelijk om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er een tolk aanwezig voor de man.
De rechtbank heeft overwogen dat de woning gemeenschappelijk eigendom is en dat beide partijen recht hebben op gebruik. De vrouw stelde dat zij met de kinderen in de woning moet blijven wonen, terwijl de man daarentegen de mogelijkheid heeft om elders te verblijven. De rechtbank concludeerde dat de situatie niet zo onhoudbaar was dat de vrouw het exclusieve gebruik van de woning kon vorderen. Het verzoek van de vrouw werd dan ook afgewezen, maar de rechtbank verwachtte wel dat de man zo snel mogelijk vervangende woonruimte zou zoeken.
Wat betreft de toevertrouwing van de minderjarigen, heeft de man geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de vrouw, waardoor dit verzoek werd toegewezen. De rechtbank heeft ook een voorlopige regeling getroffen voor de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen bij de man zullen verblijven zodra hij over vervangende woonruimte beschikt. De rechtbank heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 73 per maand per kind, te betalen door de man, en heeft het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft voor deze betaling.