ECLI:NL:RBZWB:2020:4001

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
C/02/373390 FA RK 20-3079
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en toevertrouwing van minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure tussen een vrouw en een man, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de toevertrouwing van de minderjarigen aan haar, en een onderhoudsbijdrage voor de kinderen en voor zichzelf. De man verzocht voorwaardelijk om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er een tolk aanwezig voor de man.

De rechtbank heeft overwogen dat de woning gemeenschappelijk eigendom is en dat beide partijen recht hebben op gebruik. De vrouw stelde dat zij met de kinderen in de woning moet blijven wonen, terwijl de man daarentegen de mogelijkheid heeft om elders te verblijven. De rechtbank concludeerde dat de situatie niet zo onhoudbaar was dat de vrouw het exclusieve gebruik van de woning kon vorderen. Het verzoek van de vrouw werd dan ook afgewezen, maar de rechtbank verwachtte wel dat de man zo snel mogelijk vervangende woonruimte zou zoeken.

Wat betreft de toevertrouwing van de minderjarigen, heeft de man geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de vrouw, waardoor dit verzoek werd toegewezen. De rechtbank heeft ook een voorlopige regeling getroffen voor de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen bij de man zullen verblijven zodra hij over vervangende woonruimte beschikt. De rechtbank heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 73 per maand per kind, te betalen door de man, en heeft het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft voor deze betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/373390 FA RK 20-3079
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. Klootwijk,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. van Vliet.
1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 16 juni 2020 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 11 augustus 2020 ontvangen verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brief van mr. Klootwijk van 10 augustus 2020 met bijlagen en twee brieven van 11 augustus 2020 met bijlagen.
1.2. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 11 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Tevens was voor de man aanwezig een tolk Arabisch, Marokkaans.

2.De verzoeken

2.1.
De vrouw verzoekt samengevat,
- het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar,
- toevertrouwing van de minderjarigen aan haar,
- vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarigen van € 300,= per maand per kind,
- vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor haar van € 500,= per maand.
2.2.
De man verzoekt voorwaardelijk, samengevat, vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

3.De beoordeling

Gebruik van de echtelijke woning
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, naar de rechtbank begrijpt, gelegen aan de [adres] , alsmede tot de inboedel behorende zaken en met bevel aan de man om de woning te verlaten en daarin niet terug te keren.
3.2.
De vrouw voert daartoe aan dat zij hier met de kinderen moet kunnen blijven wonen, omdat zij geen andere woonruimte heeft en geen familieleden heeft bij wie zij tijdelijk zou kunnen wonen. De man kan daarentegen vrij gemakkelijk woonruimte voor zich alleen zoeken. Voor de man is het mogelijk om bij vrienden te verblijven, aldus de vrouw. De vrouw wenst daarbij de echtelijke woning over te nemen. Zij betaalt ook al jaren alleen de vaste lasten van de koopwoning. Ter zitting heeft de vrouw toegelicht dat omdat de man niets bijdraagt aan alle lasten van de huishouding, er onderling irritaties ontstaan. Alles komt voor rekening van de vrouw, hetgeen reden is voor haar verzoek. De vrouw is bereid de man tot 1 september 2020 in de woning te laten blijven.
3.3.
De man heeft verweer gevoerd. Hij betwist dat de situatie in de woning onhoudbaar is en wenst in de woning te kunnen verblijven totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de woning gemeenschappelijk eigendom is van partijen, zodat partijen beiden evenveel recht hebben op het gebruik daarvan. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat de verstandhouding tussen partijen niet zodanig slecht is dat het onmogelijk is om gezamenlijk in de echtelijke woning te verblijven. De discussies tussen partijen zien voornamelijk op de financiële bijdrage van de man aan de huishoudelijke kosten. De rechtbank is ervan overtuigd dat wanneer voor partijen duidelijk is welk bedrag de man zal betalen in de huishoudelijke kosten, partijen de woning tijdelijk kunnen blijven delen gedurende de korte periode die de man nodig heeft voor het vinden van alternatieve woonruimte. Nu de man ter zitting heeft bevestigd de woning op korte termijn te willen en zullen verlaten, wordt van de man verwacht dat hij per ommegaande andere woonruimte zal zoeken en de woning zo spoedig mogelijk zal verlaten, maar hij hoeft de woning niet per 1 september 2020 te verlaten als hij dan nog geen vervangende woonruimte heeft. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de woning aldus af.
3.5.
Subsidiair zijn partijen het er ter zitting met elkaar over eens geworden dat bij afwijzing van het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de woning de man de helft van de woonlasten en de gebruikerslasten van de woning aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van de huishouding. Daarbij is ook afgesproken dat de man bij het betalen van deze bijdrage geen bedragen met de vrouw zal verrekenen ter zake de vordering die de man stelt te hebben op de vrouw betreffende een lening. Partijen hebben afgesproken de discussie daarover uit te stellen tot het moment van de boedelverdeling. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen deze afspraak zullen nakomen.
Toevertrouwing van de minderjarigen
3.6.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de minderjarigen aan haar worden toevertrouwd. De man heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben, zodat dit verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.7.
De man heeft voorwaardelijk, in het geval de man over vervangende woonruimte beschikt, verzocht te bepalen dat er op wekelijkse basis omgang tussen hem en de kinderen zal plaatsvinden.
3.8.
Ter zitting zijn partijen het er met elkaar over eens geworden dat wanneer de man over vervangende woonruimte zal beschikken, de kinderen iedere week op maandag en dinsdag na school tot na het avondeten bij man zullen verblijven. Hierbij is ook besproken dat wanneer de kinderen een studiedag hebben, zij dan de hele dag bij de man verblijven.
3.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in 3.4, waarbij van de man wordt verwacht zo spoedig mogelijk vervangende woonruimte te vinden, zal de rechtbank beslissen overeenkomstig de overeenstemming tussen partijen ter zake de voorlopige zorgregeling.
Kinderalimentatie
3.10.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw ten behoeve van de minderjarigen een bijdrage moet voldoen van € 300,= per maand per kind. De man heeft verweer gevoerd.
Behoefte kinderen
3.11.
Partijen zijn het er ter zitting met elkaar over eens geworden dat de behoefte van de kinderen € 313,= per maand per kind bedraagt.
3.12.
Het aandeel van de man en de vrouw in deze kosten becijfert de rechtbank aan de hand van ieders huidig netto besteedbare inkomen (NBI), waarbij hun draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule of tabel zoals opgenomen in de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen.
Draagkracht vrouw
3.13.
De man heeft op basis van wat er ter zitting door de vrouw is gezegd en overgelegd ter zake het feit dat haar dienstverband per september 2020 niet zal worden verlengd, ermee ingestemd om in het kader van onderhavige procedure uit te gaan van 70% van het huidige inkomen van de vrouw. Partijen zijn het er over eens geworden dat daarom 70% van het inkomen van de vrouw volgens haar jaaropgave 2019, te weten € 21.791,=, in aanmerking kan worden genomen voor de becijfering van de draagkracht van de vrouw.
3.14.
De rechtbank volgt partijen hierin. De rechtbank stelt het NBI van de vrouw vast op € 1.495,= per maand, uitgaande van 70% van € 21.791,= en rekening houdend met de toepasselijke algemene heffingskorting, inkomstenbelasting en het kindgebonden budget. De draagkracht van de vrouw is aldus volgens de tabel € 87,= per maand.
Draagkracht man
3.15.
Partijen zijn het er met elkaar over eens dat de draagkracht van de man € 219,= per maand bedraagt. De rechtbank volgt partijen hierin.
Zorgkorting
3.16.
De man maakt aanspraak op toepassing van een zorgkorting van 25%. De vrouw heeft verweer gevoerd en gesteld dat 15% van toepassing is.
3.17.
De man heeft, gelet op voormelde voorlopige zorgregeling van twee middagen na school tot na het eten, gemiddeld een dag per week de zorg voor de minderjarigen, zodat de zorgkorting op 15% van de behoefte van de minderjarigen wordt vastgesteld, te weten afgerond € 141,= per maand.
3.18.
Nu de draagkracht van partijen onvoldoende is om volledig in de behoefte van de minderjarigen te voorzien, wordt de zorgkorting niet in de berekening meegenomen. Dit betekent dat de man met zijn totale draagkracht dient bij te dragen in de kosten van de kinderen, te weten met een bijdrage van € 73,= per maand per kind.
3.19.
De rechtbank zal de verplichting tot betaling van voormelde bijdrage doen ingaan op het moment dat de man over vervangende woonruimte beschikt.
Partneralimentatie
3.20.
Partijen zijn het erover eens gebleken dat er aan de zijde van de man na betaling van de bijdrage ten behoeve van de minderjarigen, nu geen draagkracht is voor betaling van een partnerbijdrage aan de vrouw. Gelet hierop, wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw daartoe daarom af.
Berekeningen
3.21.
De rechtbank heeft een berekening van het NBI van de vrouw gemaakt. Een gewaarmerkt exemplaar van deze berekening is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

4.Beslissing

De rechtbank
bepaalt dat aan de vrouw worden toevertrouwd de minderjarigen:
1. [minderjarige] , geboren [geboortedatum] ,
2. [minderjarige] , geboren [geboortedatum] ,
3. [minderjarige] , geboren [geboortedatum] ;
bepaalt dat de man en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zodra de man over vervangende woonruimte beschikt, voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar elke week op maandag en dinsdag na school tot na het avondeten, een en ander met inachtneming van het overwogene in 3.8;
bepaalt dat de door de man te betalen bijdrage voor de verzorging en opvoeding van de genoemde minderjarigen, met ingang van de datum van deze beschikking wordt vastgesteld op € 73,= (drieënzeventig euro) per maand per kind, aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen;
weigert het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Meyboom, en, in tegenwoordigheid van mr. Witsmeer, griffier, in het openbaar uitgesproken op

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.