Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 24 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
1. Feiten
4. Het bestreden besluit
- het vervallen van de oorspronkelijke bushalte aan het [straatnaam 2] en ter hoogte van de woning [straatnaam 1] [huisnummer 2] ;
- het instellen van een bushalte aan beide zijden van de [straatnaam 1] nabij de kruising [straatnaam 1] – [straatnaam 2] ;
- aan de noordzijde (plantsoenzijde) is een abri (wachtruimte) geplaatst en zijn over een lengte van 28 meter geleideblokken aangelegd om de instap te vergemakkelijken;
- aan de zuidzijde (zijde woningen met even nummers) zijn over een lengte van 25 meter geleideblokken aangelegd;
- aan weerszijden wordt het verkeersbord geplaatst volgens model L-3 van Bijlage I van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- aansluitend aan (achter) de bushalte zijn haakse parkeervakken en fietsstandaarden gerealiseerd.
kanstrekken tot bescherming van de daar genoemde belangen, maar staat niet dat het verkeersbesluit daartoe
moetstrekken. Uit die bepaling volgt dus niet dat het college bij de voorbereiding van een verkeersbesluit verplicht is om te toetsen aan artikel 2, tweede lid, van de WVW. Dat neemt niet weg dat de daar genoemde belangen wel meegenomen moeten worden in de belangenafweging, wanneer het bij het verkeersbesluit betrokken belangen zijn.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1050,-.