Uitspraak
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Wiegant, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen de heer [slachtoffer] te hebben geprobeerd te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, met name door herkenning op camerabeelden door twee verbalisanten.
De verdediging betwistte echter de herkenning, omdat deze alleen op basis van beelden van de achterkant van de verdachte was gedaan. De rechtbank oordeelde dat er naast de herkenning door de verbalisanten geen ander bewijs was dat de verdachte op de plaats delict kon plaatsen. De rechtbank concludeerde dat de herkenning niet voldoende specifiek was om de verdachte zonder twijfel te identificeren. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Daarnaast vorderde de benadeelde partij, de heer [slachtoffer], een schadevergoeding van € 22.174,98, maar omdat de verdachte was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partij niet in de kosten van de verdachte werd veroordeeld, aangezien deze kosten op nihil waren begroot.