ECLI:NL:RBZWB:2020:4063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
02/127096-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Vliegenberg
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ijzeren voorwerpen

Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 mei 2020 in Roosendaal samen met anderen heeft geprobeerd de heer [slachtoffer] te doden. De verdachte heeft, gewapend met een ijzeren staaf, de aangever meerdere keren geslagen, wat resulteerde in een open schedelbreuk en andere verwondingen. Tijdens de zitting op 18 augustus 2020 heeft de officier van justitie, mr. Wiegant, de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangever van het leven te beroven, en dat hij daarbij de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever heeft aanvaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor zowel materiële als immateriële schade, tot een totaal van € 3.571,33. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze nog niet onherroepelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/127096-20 en 96/231242-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 1 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Wiegant, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte samen met anderen de heer [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden, althans hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, of in elk geval heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen door hem te slaan met een metalen voorwerp.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Verdachte is samen met zijn (half-)broers verhaal gaan halen en de officier van justitie gaat er vanuit dat het verdachte is geweest die met een ijzeren staaf op aangevers schouder en op zijn hoofd heeft geslagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij vindt dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte daadwerkelijk heeft geslagen. En ook al zou één klap op de schouder bewezen kunnen worden, dan is dit niet voldoende om te kunnen spreken van een poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling. Mocht de rechtbank er wel vanuit gaan dat verdachte [slachtoffer] (ook) een klap op het hoofd heeft gegeven, dan meent de raadsman dat dit niet gezien kan worden als een poging doodslag en ook niet als (poging) zware mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte samen met anderen opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden.
Het geweld
Uit de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt dat verdachte en [medeverdachte] aangever, slaand met een metalen strip en een ijzeren staaf, op het hoofd, op zijn schouder en op zijn arm hebben geraakt. De verklaring van aangever wordt ondersteund door zowel het letsel als de getuigenverklaringen. De stelling dat er geen aanmerkelijke kans was op de dood, wordt verworpen. Uit de bewijsmiddelen, waaronder ook de bij de schadevergoedingsvordering overgelegde medische informatie en uit de foto’s in het dossier blijkt zowel het hevige geweld als de ernst van het letsel. Aangever had na het voorval een impressiefractuur aan zijn schedel en daarnaast een kneuzing aan zijn linkerarm en rechterschouder. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel. Met name de open schedelbreuk geeft aan dat er met kracht en met een gevaarlijk voorwerp op het hoofd van aangever is geslagen en dat dit wel degelijk de dood tot gevolg had kunnen hebben.
Opzet
De door verdachte met [medeverdachte] uitgevoerde geweldshandelingen, onder meer bestaande uit het met kracht met een metalen voorwerp op het hoofd van aangever slaan, zodanig hard dat een schedelbreuk ontstond, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] het leven zou laten. De rechtbank is daarom van oordeel dat er bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.
Medeplegen
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij thuis was toen zijn broer [medeverdachte] binnenkwam en zei dat hij een klap had gekregen. Vervolgens zijn zij naar buiten gegaan en hebben beiden een ijzeren of metalen voorwerp gepakt waarmee ze [slachtoffer] te lijf zijn gegaan. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachten gelijktijdig, gedurende enige tijd, excessief geweld hebben uitgeoefend tegen aangever. Dit kan niet anders worden aangemerkt dan als een gezamenlijk optreden, waaraan de verdachte bewust heeft deelgenomen en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een metalen/stalen strip en een ijzeren staaf/buis/pijp, tegen het hoofd en zijn armen en lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat als de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, er een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf kan volgen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft naar aanleiding van een ruzie op straat samen met zijn halfbroer geprobeerd om aangever [slachtoffer] te doden door met een ijzeren voorwerp op zijn hoofd en tegen zijn lichaam te slaan. Uit de medische verklaring en de overgelegde foto’s blijkt dat aangever ernstig letsel heeft opgelopen en dat hij zich gelukkig mag prijzen met de huidige afloop. De rechtbank tilt zwaar aan dergelijke geweldsdelicten.
De reclassering heeft gesteld dat zij weinig probleemgebieden zien bij verdachte. De rechtbank ziet echter een strafblad van 15 pagina’s, met weliswaar geen recidive of overigens zeer ernstige delicten, maar gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte acht zij deze omvang wel zorgwekkend. De rechtbank hoopt dat nu verdachte tijdens zijn detentie vader is geworden, hij deze gebeurtenis aangrijpt om zijn leven op de rails te zetten. Er is geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke straf. De rechtbank acht de geëiste straf van 24 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden en zal deze daarom aan verdachte opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 22.174,98 voor het feit, in verband met zowel materiële als immateriële schade.
De rechtbank wijst het verzoek toe voor zover dit ziet op de schade aan de kleding, het ziekenhuisverblijf en het eigen risico van de zorgverzekering, tot een bedrag van €571,33.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.571,33 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 571,33 ter zake van materiële schade en € 3000,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Voor de berekening van het verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de schade die [slachtoffer] stelt te hebben geleden aan zijn horloge en telefoon en door zijn Audi voortijdig te verkopen, acht de rechtbank deze vordering onvoldoende onderbouwd zodat het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de wettelijke rente toekennen.
De benadeelde partij heeft gevorderd dat proceskosten worden toegewezen en daarbij p.m. vermeld. Op basis van artikel 592a Wetboek van Strafvordering is de rechtbank gehouden een beslissing te nemen over de proceskosten. Voor de rechtsgang in eerste aanleg is gebruikelijk dat aansluiting wordt gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken, dat gebruikelijk wordt toegekend in soortgelijke zaken (overeenkomstig de staffel buitengerechtelijke incassokosten en salarissen in rolzaken kanton),
Bij een toegewezen vordering tot en met € 3.750,- wordt in de regel (op basis van de genoemde staffel) € 210,- per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door zijn advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van zijn advocaat ter terechtzitting.
De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. De proceskosten, die ten laste van de verdachte zullen worden gebracht, worden daarom tot op heden begroot op € 420,-.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen nu het vonnis waarin de voorwaardelijke straf is opgelegd niet onherroepelijk is.
Ook de rechtbank constateert dat het vonnis waarin verdachte veroordeeld is tot een voorwaardelijke straf nog niet onherroepelijk is. De vordering tot tenuitvoerlegging dient daarom te worden afgewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten ;
€ 17.460,00 goednummer 2192010;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 571,33, ter zake van materiële schade en € 3.000,= ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand en buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, te weten € 420,-;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst af de vordering voor het overige deel met betrekking tot de immateriële kosten;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 3.571,33 te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 45 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 september 2020.
Mr. Van Kralingen is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) schedelbreuk en/of een diepe en/of grote snij(ver)wond(ing) en/of diepe en/of grote snee (van tien centimeter) op zijn hoofd en/of een diepe en/of grote snij(ver)wond(ingen) aan zijn linker onderarm, heeft toegebracht, door met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020112452 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 139.
1.1
het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 14 mei 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn broer kwam naar binnen gelopen met een dik hoofd en hij moest kotsen. Mijn broer zei hij toen hij aankwam om te parkeren kwam de buurman aan om te zeggen dat hij daar niet mocht parkeren. Er is daar kennelijk een ruzie geweest waarna mijn broer rennend naar huis is gegaan, nadat de man hem had geslagen. Toen zijn wij samen terug gegaan naar de auto om te kijken voor een oplossing. Toen zag ik daar een man staan. Mijn broer pakte een staaf, of iets. Die lag daar in verband met een verbouwing. Toen hij die pakte, wilde die man een vuist geven. Toen pakte ik ook een staaf om ons zelf te verdedigen.
1.2
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 57-59 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op maandag 5 mei 2020 rond 20.45 uur op de [adres 2] te Roosendaal.
Ik hoorde dat hij riep: "Ik kom terug binnen 1 minuut. Ik heb een pistool. Je gaat weten wie ik ben", of woorden van deze strekking. Ik zag dat hij een beweging maakte met zijn rechter hand als of het een pistool was.
Ik zag dat die jongen waarmee ik ruzie had gehad na ongeveer 3 a 4 minuten weer terug
kwam. Ik zag dat er meerdere personen bij hem waren. Ik telde er drie. Ik zag dat de ene
een stalen strip in zijn hand had, de andere een stalen buis. De derde had niks in zijn
handen.
Ik zag dat hij kwam aanrennen. Ik hoorde dat hij op dat moment zei: "Nu ga je eraan",
of woorden van deze strekking. Ik zag dat hij de stalen strip in zijn handen had
en daarmee maakte hij een zwaaibeweging. Ik zag dat deze strip op schouderhoogte
aankwam zetten. Ik kon deze aanval blokken door een sprong achterwaarts te zetten. De
strip raakte mijn rechterbovenarm. Ik voelde een pijn, maar kon dit wel dragen.
Meteen daarop heb ik hem een front kick gegeven om hem op afstand te houden. Meteen
kwam er de tweede aanval van achter door de jongen met de ijzeren buis. Deze kwam van
schuin van achter. Ik voelde de klap op mijn rechterschouder. Ik wilde mij omdraaien
om te kijken waar deze aanval vandaan kwam. Ik voelde toen dat ik geraakt werd door
die ijzeren strip op mijn hoofd. Ik hoorde het borrelen en voelde het bloed langs
mijn nek naar beneden lopen. Ik wist een van die drie gasten beet te pakken. Ik zag
dat hij een beetje stevig postuur had. Ik zag dat deze mij wilde aanvallen in de rug.
Ik hield deze gast stevig beet. Ik gaf hem een knietje, hierdoor zakte hij iets wat
in elkaar hierdoor raakte we allebei op de grond. Toen ik op de grond lag werd ik
weer aangevallen. Ik voelde weer een klap op mijn hoofd, dit was weer met die ijzeren
staaf. Dit deed gemeen pijn. Ik sta op, die jonge met die ijzer strip haalt weer uit. Deze
klap weet ik op te vangen met mijn linker onderarm. Ik voelde dat ik daar flink
geraakt werd. Ik wilde die strip afpakken, maar op dat moment valt hij uit die handen
van die jongen. Ik bukte om de strip op te rapen. Ik kreeg op dat moment weer een klap
op mijn rug.
Er is een gast waarvan ik heb gehoord dat hij [naam] heet of iets dergelijks. Hij droeg die avond een blauwe trainingsbroek en een witte hoodie of vest. Hij is mager. Hij had die ijzeren strip vast. De tweede gast had een sikje en een wit T-shirt aan. Hij droeg een blauwe spijkerbroek en zwarte schoenen. Hij had die staaf in zijn handen.
1.3
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , op pagina 88 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de aangifte staat de datum van maandag 5 mei 2020. Dit is fout, het moet zijn
maandag 4 mei 2020.
1.4
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 102 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat hij terug zou gaan komen met een pistool of iets dergelijks.
Ik zag dar er een groepje jongens aan kwam lopen met versnelde pas. Ik herkende de ene, dat was de jongen waar [slachtoffer] ruzie mee had gehad. Ik zag dat hij en een andere jongen een ijzeren voorwerp vast hielden. Ik zag dat ze direct de aanval opende op [slachtoffer] . Ik zag dat ze hem insloten. Ik zag dat [slachtoffer] werd geraakt met de ijzeren staaf, of wat het ook was door
die jongen waar [slachtoffer] ruzie mee had gehad. Die droeg een blauwe broek en een wit
shirt met lange mouwen. Ik zag dat de andere jongen [slachtoffer] sloeg met de ijzeren staaf
en hem raakte op zijn schouder. Deze jongen had een blauwe spijkerbroek en een wit
shirt aan. Ik zag dat [slachtoffer] de andere jongen beet pakte. Ik zag dat hij met die
jongen op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer] weer een klap kreeg met die ijzeren buis of
iets dergelijks. Ik zag dat [slachtoffer] flink aan het bloeden was op zijn hoofd. Ik zag dat
hij wist op te staan en plots de staaf van die jongen wist af te pakken waarmee alles
begonnen was.
1.5
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , op pagina 98 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn stiefvader, [slachtoffer] , had een woordenwisseling met iemand.
Ik heb van deze persoon ook een foto gemaakt. Op de foto zie ik dat hij een blauwe
trainingsbroek en een witte hoodie aan heeft.
Ik hoorde dat hij riep ik heb een pistool en ik ben over 1 minuut terug.
Toen hij even later terugkwam was hij samen met twee andere mannen. Ik zag dat hij
een ijzeren staaf in zijn handen had.
Ik zag dat de drie jongens mijn stiefvader in het nauw dreven. Ik zag dat de jongen
met het geruite T-shirt met zijn vuisten sloeg. Ik zag dat de jongen met de witte
hoodie met de ijzeren staaf diverse keren uithaalde en mijn stiefvader op zijn arm en
hoofd heeft geraakt.
1.6
het proces-verbaal van bevindingen, op pagina 77 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 10 mei 2020 keek ik, verbalisant [verbalisant 1] , naar het materiaal wat is aangeleverd door de getuige [getuige 2] . Er is bewegend beeld materiaal en een aantal foto’s.
Het filmpje wat is aangeleverd is gemaakt met een mobiele telefoon. De beelden laten
de aangever [slachtoffer] zien die is omsingeld door drie mannen. De drie mannen staan in
een halve cirkel om hem heen. Te zien is dat verdachte [medeverdachte] in beeld op
rechts staat. Verdachte [medeverdachte] heeft een ijzeren profiel lat in zijn handen die hij schuin voor zijn lichaam houdt, van links naar rechts. Verdachte [medeverdachte] draagt een
blauwe trainingsbroek een witte hoodie.
Verdachte [verdachte] staat iets links uit het midden voor de aangever [slachtoffer] .
In zijn rechterhand heeft de verdachte [verdachte] een ijzeren staaf. Verdachte [verdachte]
heeft een wit T-shirt aan en een blauwe spijkerbroek. Verdachte [verdachte] draagt zwarte
schoenen. Verdachte [verdachte] heeft zijn haar aan de zijkant van zijn hoofd iets
opgeschoren. Op een beeldfragment kijkt verdachte [verdachte] recht in de camera, te zien
is dat hij onder zijn kin een sikje draagt.
Op het bewegend beeld is te zien dat de verdachte [medeverdachte] in een versnelde pas naar
voren gaat en de aangever [slachtoffer] probeert te benaderen in zijn linkerzijde.
Hierbij zwaait verdachte [medeverdachte] met de ijzeren profiel op schouderhoogte.
Op het zelfde moment komt verdachte [verdachte] naar voren met de ijzeren staaf.
Aangever [slachtoffer] weet de aanval van verdachte [medeverdachte] te ontwijken door naar achteren
te springen.
1.7
een geschrift, inhoudende medische informatie van neuroloog [naam 2] , overgelegd bij de vordering benadeelde partij d.d. 17 augustus 2020, inhoudende zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is op 5 mei 2020 opgenomen geweest op de afdeling neurologie in verband met een impressie fractuur (schedel- en hoofdwond) en contusies (kneuzingen) aan rechterschouder en linkeronderarm.