ECLI:NL:RBZWB:2020:4312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
02/376263 HA RK 20-185
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • P. Peters
  • M. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een zorgmachtigingszaak

Op 8 september 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een zorgmachtigingszaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. P.L.J.M. van Dun, die als rechter optrad in de hoofdzaak. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt, omdat de zitting op 25 augustus 2020 via Skype was gehouden en de rechter zich baseerde op een medische verklaring die volgens de verzoeker niet objectief was.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de rechter, op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De keuze voor een digitale zitting was een procedurele beslissing die geen grond voor wraking kon vormen.

Daarnaast werd opgemerkt dat de rechter zich op het moment van het wrakingsverzoek nog niet had uitgelaten over de inhoud van de medische verklaring, waardoor er geen sprake kon zijn van een schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer besloot ook dat, gezien het feit dat dit de tweede keer was dat verzoeker de rechter in de hoofdzaak wraakte, een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: [adres]
Procedurenummer: 02/376263 HA RK 20-185
Beslissing van 8 september 2020 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoeker] ,
thans verblijvende aan [adres] ,
verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 25 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer van het team familie- en jeugdrecht van deze rechtbank, belast met de behandeling van de hierna te noemen zaak (hierna: de hoofdzaak), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
  • de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak;
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 8 september 2020, waarbij aanwezig was: verzoeker. De wrakingskamer heeft ter zitting uitspraak gedaan.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. P.L.J.M. van Dun (hierna: de rechter), optredend als rechter van het team familie- en jeugdrecht van deze rechtbank in de zaak met zaaknummer 02/375929 FA RK 20/4407 (hierna: de hoofdzaak) op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in zijn wrakingsverzoek.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

In de hoofdzaak heeft de officier van justitie een verzoek ingediend tot het verlenen van een aanvullende zorgmachtiging aan verzoeker.

4.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt doordat:
  • de rechter de zaak ter zitting van 25 augustus 2020 via Skype/beeldbellen behandelde;
  • de rechter sowieso uitgaat van de medische verklaring, welke verklaring niet juist c.q. objectief is.

5.De beoordeling

Beoordelingskader
5.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de gronden
5.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit geen van de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden, ook niet in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende omstandigheid als bedoeld in 5.2 worden afgeleid.
5.4.
De rechtbank heeft de keuze voor een digitale zitting in de uitnodiging van 24 augustus 2020 als volgt gemotiveerd:
“Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkenen door middel van Skype (beeldbellen) worden gehoord en niet in persoon. Betrokkenen worden via Skype in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken.
Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkenen in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen.”
5.5.
De wrakingskamer stelt voorop dat de behandelend rechter, op grond van artikel 2 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, de bevoegdheid heeft om zonder instemming van partijen een zitting te houden via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. Dat de rechter hiertoe in het onderhavige geval heeft besloten is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan geen grond voor wraking vormen. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
De wrakingskamer is van oordeel dat de motivering van de beslissing een digitale zitting te houden geen blijk geeft van (de schijn van) vooringenomenheid.
5.6.
De wrakingskamer stelt vast dat de rechter zich, op het moment dat het wrakingsverzoek werd gedaan, nog in het geheel niet had uitgelaten over de inhoud van de medische verklaring. Op dat moment kon zich dus nog niet een (schijn van) vooringenomenheid voordoen met betrekking tot de inhoud van de medische verklaring. Het was immers niet ondenkbaar dat de rechter (deels) aan de conclusies uit de medische verklaring voorbij zou gaan.
Bovendien resulteert het (al dan niet geheel) overnemen van de conclusies uit een medische verklaring in een (tussen)beslissing die, zoals omschreven in 5.5, slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan leiden tot (de schijn van) vooringenomenheid.
5.7.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter ten aanzien van hem vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
5.8.
Dit alles leidt ertoe dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
5.9.
Omdat dit de tweede keer is dat verzoeker de rechter in de hoofdzaak wraakt, hij ter zitting heeft overwogen de voorzitter van de wrakingskamer te wraken en hij er ter zitting blijk van heeft gegeven bij iedere rechter partijdigheid te bespeuren, ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak betreffende de (verlenging van de) zorgmachtiging ten aanzien van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen. Met een dergelijk verzoek maakt verzoeker immers misbruik van het middel van wraking.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer: 02/375929 FA RK 20/4407 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van dit verzoek;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de zaak betreffende de (verlenging van de) zorgmachtiging ten aanzien van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 8 september 2020, door mr. Peters, voorzitter, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Van Wijk, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.