ECLI:NL:RBZWB:2020:4352

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
C/02/ 8697526 VV 20-62
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding betreffende ontruiming en gebiedsverboden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2020 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding. De eiseres, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, heeft gedaagden, waaronder gedaagde sub 1, aangesproken op basis van ernstige overlast en gevaarlijke situaties die door gedaagde sub 1 zijn veroorzaakt. De eiseres vorderde ontruiming van de door gedaagde sub 1 gehuurde woning en het opleggen van gebiedsverboden. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2020, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen. De vorderingen zijn toegewezen, waarbij gedaagde sub 1 en de bewindvoerders zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn er gebiedsverboden opgelegd aan gedaagde sub 1 voor een periode van zes maanden na zijn invrijheidsstelling, met dwangsommen bij overtreding. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de bewindvoerders, te voldoen uit het vermogen van gedaagde sub 1. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: C/02/ 8697526 VV 20-62
verstekvonnis in kort geding d.d. 28 augustus 2020
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [eiseres],
zetelende te [plaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.C.J. Oonk-Pallandt,
tegen
1.
[gedaagde sub 1],
wonende te [gedaagde sub 1] ,
en zijn bewindvoerder:
2)
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten:
3)
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
4)
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagden, hierna te noemen: gedaagden wanneer zij tezamen worden bedoeld, [gedaagde sub 1] wanneer gedaagde sub 1 wordt bedoeld en de bewindvoerders wanneer gedaagden sub 2 tot en met sub 4 worden bedoeld,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Het proces is ingeleid met de dagvaarding van 14 augustus 2020 met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2020.
Ter zitting waren namens [eiseres] aanwezig mevrouw [naam] , wijkconsulent, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Gedaagden zijn, zonder bericht, niet ter zitting verschenen.

2.De vordering

[eiseres] vordert, na vermindering van haar eis ter zitting, bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A) gedaagden hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] en/of de bewindvoerders te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, althans binnen een bij dit vonnis bepaalde termijn, het gehuurde aan [woonplaats 2] te ontruimen en te verlaten met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [gedaagde sub 1] bevindt en onder afgifte van alle sleutels aan [eiseres] op te leveren en ter vrije beschikking te stellen en te laten en het gehuurde na verlating en ontruiming niet wederom te betreden en/of geheel en/of gedeeltelijk in gebruik te nemen;
B) [gedaagde sub 1] te verbieden om gedurende zes maanden na zijn invrijheidsstelling [woonplaats 2] te betreden en/of zich daar op te houden, in het bijzonder in, op of rondom de woning aan de [woonplaats 2] aldaar, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding of voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
C) [gedaagde sub 1] te verbieden om gedurende zes maanden na zijn invrijheidsstelling het terrein van het kantoor van [eiseres] aan de [adres] te betreden en/of zich daar op te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding of voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
D) gedaagden, althans [gedaagde sub 1] en/of de bewindvoerders, hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
[eiseres] heeft, kort weergegeven, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
[gedaagde sub 1] huurt van [eiseres] de woning aan [woonplaats 2] . [gedaagde sub 1] heeft in korte tijd tenminste twee maal brand gesticht; één keer aan het gehuurde aan [woonplaats 2] en één keer in een bungalow op park [bedrijf] , waar hij tijdelijk verbleef wegens herstel van de door brand aangetaste huurwoning. Na de herstelwerkzaamheden heeft [gedaagde sub 1] in juli 2020 opzettelijk alle afvoeren dichtgestopt, terwijl hij de waterkranen en de gaskranen had open gezet en er een smeulende sigaret in het gehuurde aanwezig was. [gedaagde sub 1] heeft moedwillig ernstige materiële schade doen ontstaan. Bovendien is de veiligheid van omwonenden bij herhaling in het geding geweest. Daarbij is er sprake van een huurachterstand van € 1.242,06. Verder heeft [gedaagde sub 1] zich meerdere malen ontoelaatbaar agressief uitgelaten jegens medewerkers van [eiseres] en de nodige bedreigingen geuit. Daarom verzoekt [eiseres] het opleggen van gebiedsverbod sub C. Gebiedsverbod sub B wordt verzocht omdat [gedaagde sub 1] zich al meerdere malen ongeoorloofd toegang heeft verschaft tot het gehuurde door de deur te forceren. Ten tijde van de mondelinge behandeling zit [gedaagde sub 1] in de Penitentiaire Inrichting [plaats 2] .

3.De beoordeling

3.1
Nu ten aanzien van gedaagden de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen hen verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
3.3
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren brengen, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing ervan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen als gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.4
De vorderingen komen de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen, voor zover hierna niet anders blijkt.
3.5
De bewindvoerders zullen, in hun hoedanigheid van bewindvoerders, worden veroordeeld tot ontruiming. De ontruimingstermijn zal, aansluitende bij artikel 555 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, worden vastgesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
3.6
De bewindvoerders zullen in hun hoedanigheid van bewindvoerders worden veroordeeld in de proceskosten, te voldoen uit het vermogen van [gedaagde sub 1] .

4.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de bewindvoerders q.q. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [woonplaats 2] te ontruimen en te verlaten met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [gedaagde sub 1] bevindt en onder afgifte van alle sleutels aan [eiseres] op te leveren en ter vrije beschikking te stellen en te laten en het gehuurde na verlating en ontruiming niet wederom te betreden en/of geheel en/of gedeeltelijk in gebruik te nemen;
verbiedt [gedaagde sub 1] om gedurende zes maanden na zijn invrijheidsstelling [woonplaats 2] te betreden en/of zich daar op te houden, in het bijzonder in, op of rondom de woning aan [woonplaats 2] aldaar, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding of voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
verbiedt [gedaagde sub 1] om gedurende zes maanden na zijn invrijheidsstelling het terrein van het kantoor van [eiseres] aan de [adres] te betreden en/of zich daar op te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding of voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt de bewindvoerders q.q. in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op een bedrag van in totaal € 712,53, bestaande uit € 108,53 aan dagvaardingskosten, € 124,- aan griffierecht en € 480,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en in het openbaar uitgesproken op
28 augustus 2020.