ECLI:NL:RBZWB:2020:4353

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
02-139050-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Veldhuizen
  • A. Prenger
  • J. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoldoende bewijs van schuld

Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 1 juni 2019 aan de Vaartweg in 's Gravenmoer, waarbij een vrouw op haar fiets overleed. Ondanks het uitgebreide onderzoek door het Team Forensische Opsporing, bleven er essentiële vragen over de exacte toedracht van het ongeval onbeantwoord. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte een strafrechtelijk verwijt te maken.

De rechtbank behandelde de zaak op 1 september 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De officier van justitie meende dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, gezien de onduidelijkheid over de toedracht van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er enkele feiten waren vastgesteld, de cruciale vragen over de omstandigheden van het ongeval niet beantwoord konden worden. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij onvoorzichtig had gehandeld.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank benadrukte dat de tragische gevolgen van het ongeval voor zowel de nabestaanden van het slachtoffer als de verdachte zelf geen basis konden vormen voor de juridische schuldvraag. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/139050-20
vonnis van de meervoudige kamer van 15 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboortedag]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] is overleden. Dit is subsidiair tenlastegelegd als het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De combinatie van het niet goed opletten op andere weggebruikers en het onvoldoende rechts houden, maakt dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig is geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Vanwege de grotendeels onbekende toedracht van het ongeval waardoor niet precies kan worden vastgesteld wat de aanleiding is geweest van het incident, kan niet bewezen worden dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen, dan wel een verkeersfout heeft gemaakt. Het enkele ‘niet zien’ van een slachtoffer is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op zaterdag 1 juni 2019 aan de Vaartweg in ’s Gravenmoer, gemeente Dongen, een tragisch ongeval heeft plaatsgevonden, waardoor mevrouw [slachtoffer] is overleden.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende:
 Verdachte reed met een landbouwvoertuig met aanhangwagen over de Vaartweg.
In verband met een personenauto die voor hem reed en via een oprit aan de [adres 2] wilde keren, heeft verdachte zijn voertuig tot stilstand gebracht door hard te remmen. Toen deze keermanoeuvre was afgerond, is verdachte verder gereden over de Vaartweg, zonder daarbij van zijn lijn af te wijken.
 Getuige [getuige] - die de kerende personenauto bestuurde - wilde, nadat verdachte voorbij gereden was, zijn voertuig nog een stukje naar voren rijden. Hij zag voor hem een vrouw met haar fiets op de grond liggen. Toen hij daar eerder voorbij kwam gereden, lag ze er nog niet. Getuige [getuige] heeft het ongeval niet zien gebeuren en kan niet verklaren hoe de vrouw daar terecht is gekomen.
 Er zijn geen andere getuigen die het ongeval hebben zien gebeuren of iets redengevends over de toedracht kunnen verklaren.
 Naar de toedracht van het ongeval is door het Team Forensische Opsporing van de politie uitgebreid onderzoek gedaan. Daarbij is vastgesteld dat op de linker vooras van de aanhangwagen, die zich op een hoogte van ongeveer 60 centimeter boven de grond bevond, een aantal ellipsvormige bloedspatten aanwezig waren, die gezien hun vorm afkomstig waren van een bloedbron die zich op een positie ongeveer van het linker voorwiel had bevonden. De aanhangwagen heeft ten gevolge van de aanrijding geen zichtbare schade.
Op basis van de aangetroffen situatie, de aangetroffen sporen, de eindpositie van de voertuigen en de uitgevoerde aanvullende onderzoek is door het Team Forensische Opsporing geconcludeerd dat verdachte heeft gereden over de rijbaan van de Vaartweg, gaande in de zuidelijke richting van de Gemeenteweg. De bestuurster van de fiets heeft vermoedelijk gereden over, of stilgestaan aan de linkerzijde van de rijbaan van de Vaartweg, gaande in noordelijke richting van de Capelseweg.
 De bestuurster van de fiets en de fiets zijn ter hoogte van [adres 2] overreden door het linker voorwiel van de aanhangwagen. Door het ontbreken van contactsporen kon niet worden vastgesteld of de fiets daadwerkelijk door het landbouwvoertuig en de daarachter gekoppelde aanhangwagen werd aangereden, of dat de bestuurster van de fiets zelf ten val was gekomen.
 Uit overlijdensonderzoek is gebleken dat de doodsoorzaak van Mevrouw [slachtoffer] het massieve trauma ten gevolge van het overrijden is.
 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat toen hij weg reed, hij vóór zich en in de rechterzijspiegel geen verkeer zag. Hij weet niet of hij in de linker spiegel gekeken heeft, omdat daar voor zijn gevoel geen ruimte was voor ander verkeer. Het zou kunnen dat het slachtoffer in zijn dode hoek heeft stilgestaan of gefietst, zo redeneert hij achteraf. Hij heeft geen fietser gezien vlak vóór en ten tijde van het ongeval. Hij heeft niets van het ongeval gemerkt, gevoeld of gezien.
Ter terechtzitting heeft verdachte hieraan toegevoegd dat het voor hem nog altijd een groot vraagteken is hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren. Hij weet niet waar het slachtoffer vandaan is gekomen, op welk moment dat was en waar zij zich bevond tijdens het ongeval. Verdachte weet nog steeds niet of hij in de linker spiegel heeft gekeken, maar geeft aan dat hij dit wel gewend is om te doen en dit eigenlijk altijd doet.
Hoewel op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting een deel van de omstandigheden rondom het incident duidelijk is geworden, is de rechtbank van oordeel dat een aantal essentiële vragen onbeantwoord blijft. De rechtbank kan ondanks het uitgebreide onderzoek door het Team Forensische Opsporing niet vaststellen
hoeen
op welk momenthet slachtoffer ter hoogte van de linkerzijde van de aanhangwagen terecht is gekomen. De rechtbank kan evenmin vaststellen of verdachte haar op het moment van het ongeval had kunnen en moeten zien. Doordat deze vragen onbeantwoord blijven, kan niet worden uitgesloten dat het slachtoffer, op het moment dat het voertuig van verdachte stilstond en zijn aandacht gericht was op getuige [getuige] die een bijzondere manoeuvre maakte, getracht heeft links langs de aanhanger van verdachte te rijden en daarbij in verband met de geringe ruimte die er was, ten val is gekomen. Omdat verdachte in dit scenario het slachtoffer vanwege zijn hoge zitpositie - ook bij voldoende spiegelen – zeer waarschijnlijk niet heeft kunnen zien, zou hem in een dergelijk geval geen blaam treffen.
De rechtbank realiseert zich dat de gevolgen van het ongeval bijzonder tragisch zijn, niet alleen voor de nabestaanden van het slachtoffer, maar ook voor verdachte zelf als betrokkene bij het ongeval. Deze gevolgen kunnen op zichzelf echter geen basis vormen voor de beantwoording van de juridische schuldvraag.
De rechtbank acht, gelet op het feit dat de feitelijke toedracht van het ongeval onvoldoende is komen vast te staan, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enig strafrechtelijk verwijt te maken is. De rechtbank spreekt verdachte dan ook integraal vrij.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en het subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. Prenger en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 september 2020.
Mr. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 juni 2019 te 's Gravenmoer, gemeente Dongen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Vaartweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zonder er zich
(voldoende) van te vergewissen dat het voor hem en/of naast hem, verdachte,
gelegen wegdek vrij was te (blijven) rijden en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet
tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 juni 2019 te 's Gravenmoer, gemeente Dongen als bestuurder
van een voertuig (landbouwvoertuig), daarmee rijdende op de weg, de Vaartweg,
zonder er zich (voldoende) van te vergewissen dat het voor hem en/of naast hem,
verdachte, gelegen wegdek vrij was te (blijven) rijden en/of zijn, verdachtes,
motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht waarover verdachte de weg kon
overzien en deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )