ECLI:NL:RBZWB:2020:4369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
02-103794-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • J. Diepenhorst
  • A. Kooijman
  • M. de Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van amfetamine, hasjiesj en hennep met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 6 maart 2018 werd de verdachte in Tilburg aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid drugs in zijn bezit, waaronder 3806,69 gram amfetamine, 94,6 gram hasjiesj en 56 gram hennep. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de zaak op 2 september 2020 inhoudelijk behandeld. De officier van justitie heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie, waarin de drugs zijn aangetroffen, gevorderd dat de verdachte een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 541 dagen opgelegd krijgt, waarvan 540 dagen voorwaardelijk. De verdediging heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie, maar pleitte voor een minder zware straf gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte sinds zijn aanhouding.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de hoeveelheid drugs en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sinds zijn aanhouding stappen heeft gezet om zijn leven te verbeteren, waaronder het aflossen van schulden en het opzetten van een eigen bedrijf. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor zijn gokverslaving en persoonlijkheidsproblematiek. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een gevangenisstraf van 271 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/103794-18
vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Feit 1:
-verdachte 3806,69 gram amfetamine in zijn bezit heeft gehad;
Feit 2:
-verdachte 94,6 hasjiesj en 56 gram hennep in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van aantreffen van de drugs bij verdachte en het rapport van het NFI.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

2.op 6 maart 2018 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad 94,6 gram (netto) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), en 56 gram (netto), hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 541 dagen, waarvan 540 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. De verdediging stelt dat oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de goede ontwikkeling die verdachte de afgelopen periode heeft doorgemaakt zou doorkruisen en daarom niet wenselijk is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bijna vier kilo amfetamine en anderhalve ons hasjiesj en hennep in zijn bezit gehad. Het bezit van dergelijke handelshoeveelheden acht de rechtbank een ernstig feit. Drugs zijn schadelijk voor de gezondheid en zijn verslavend. Ook zorgt drugsgebruik voor meer criminaliteit in de vorm van vermogensdelicten. De drugs, en allerlei attributen die met (de vervaardiging van) drugs te maken hadden, lagen niet alleen bij verdachte in de berging, maar verspreid door de woning waar verdachte met zijn gezin leefde.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en hoogte van de straf wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn strafblad, het tijdsverloop in de strafprocedure, alsmede met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank zoekt hiertoe aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Volgens voornoemde oriëntatiepunten zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ongeveer twaalf maanden passend zijn gelet op de hoeveelheid harddrugs die bij verdachte is aangetroffen. Bovendien staan op het strafblad van verdachte eerdere veroordelingen voor Opiumwetdelicten, waarvan de laatste veroordeling in 2016 plaatsvond.
Verdachte heeft ter zitting echter verklaard dat hij achteraf blij is met zijn aanhouding op 6 maart 2018. Het heeft hem gedwongen bij zijn naasten open kaart te spelen over het dubbelleven dat hij leidde. Daardoor heeft hij met name van zijn ouders en een zus hulp gekregen bij de grote financiële problemen die hij had. Die open houding heeft verdachte ook op zitting getoond, door uitgebreider te verklaren over zijn hand- en spandiensten in de drugshandel dan was tenlastegelegd.
De positieve ontwikkelingen sinds zijn laatste aanhouding worden bevestigd door de reclassering in een tweetal uitgebrachte rapporten In de laatste reclasseringsrapportage, van 6 maart 2020, wordt vermeld dat verdachte in 2018 aan zijn naasten heeft verteld over zijn problemen en criminele activiteiten en dat hij met hun hulp zijn leven heeft opgepakt. Zijn schulden in het criminele circuit zijn afgelost en hij heeft afscheid genomen van zijn oude leven en netwerk. Hij is inmiddels bezig met het opzetten van een eigen bedrijf en heeft daarbij hulp gezocht. De reclassering heeft de kans op recidive ingeschat als gemiddeld en daarbij aangegeven dat de beschermende factoren zijn toegenomen, waardoor het recidiverisico afneemt. Er is bij verdachte mogelijk nog wel sprake van persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, een ambulante behandeling waarbij verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de forensische psychiatrische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, en een ambulante behandeling voor zijn gokverslaving bij verslavingszorg Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener. De reclassering heeft geadviseerd geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen omdat dit de positieve weg die verdachte heeft ingeslagen, zou kunnen doorkruisen en het recidiverisico dan zou kunnen toenemen.
Met de officier van justitie en de verdediging wil de rechtbank de grote stappen vooruit, die verdachte de afgelopen tweeënhalf jaar heeft gemaakt, niet doorkruisen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Alles overziend acht de rechtbank in deze zaak een taakstraf voor de duur van 180 uren passend met daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 271 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden zullen de in het reclasseringsrapport genoemde meldplicht, de ambulante behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en de ambulante behandeling voor zijn gokverslaving worden opgelegd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 271 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Alleenhouderstraat 25, 5041 LC Tilburg en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd), zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte, indien de reclassering het nodig acht, meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door forensische psychiatrische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte, indien de reclassering het nodig acht, zich laat behandelen voor zijn gokverslaving door verslavingszorg Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Diepenhorst, voorzitter, mr. Kooijman en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 september 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 6 maart 2018 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
3809,69 gram(netto), in elk geval een hoeveelheid
amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 6 maart 2018 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
94,6 gram(netto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer
56 gram(netto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 3 ahf/ond C Opiumwet )
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van beide feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 2 september 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op dossierpagina 29 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2018053350 van de politie Zeeland-West-Brabant;
-de kennisgeving van inbeslagname, opgenomen op dossierpagina 59 e.v. van het voornoemde eindproces-verbaal;
-het rapport van het NFI, pagina 117 en 118 van het voornoemde eindproces-verbaal.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.