ECLI:NL:RBZWB:2020:4382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
02-201095-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Dekker
  • A. Fleskens
  • J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal van brandstof in Breda

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]. De verdachte is beschuldigd van een poging tot zware mishandeling en meerdere diefstallen van benzine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 augustus 2019 in Breda met een vuurwapen heeft geschoten op het slachtoffer, waarbij deze gewond raakte. De verdachte heeft ontkend het slachtoffer te hebben beschoten, maar getuigenverklaringen en bewijsmateriaal wijzen in zijn richting. De rechtbank heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht, maar wel de poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen van benzine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven en vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen gasdrukpistool onttrokken aan het verkeer en de teruggave gelast van andere in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/201095-19 en 02/101015-20 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [adres 1]
raadsman: mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte met een vuurwapen heeft geschoten op [slachtoffer] in een poging om het te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij een gasdrukpistool voorhanden heeft gehad. In de gevoegde zaak is verdachte ten laste gelegd dat hij op drie verschillende momenten benzine heeft getankt zonder daarvoor te betalen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een poging doodslag omdat er op korte afstand op het slachtoffer is geschoten. De drie feiten in de gevoegde zaak (de diefstallen van benzine) kunnen volgens de officier van justitie ook bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer daar ter plaatse gewond is geraakt en evenmin dat dit gebeurde doordat hij is beschoten. Indien al wordt aangenomen dat het slachtoffer toen gewond is geraakt, is onduidelijk wat de aard en ernst van de verwonding is. Tot slot blijft in het ongewisse wie hiervoor verantwoordelijk is. De raadsman heeft zich voor wat betreft de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 (02/201095-19)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat er op 9 augustus 2019 in Breda wel degelijk op het slachtoffer [slachtoffer] is geschoten. Naar aanleiding van de melding op 9 augustus 2019 om naar de [adres 2] in Breda te gaan zijn verbalisanten ter plaatse gekomen. Zij treffen het slachtoffer [slachtoffer] aan en omschrijven dat hij een gat in zijn rechterbil heeft waaruit een klein straaltje bloed loopt. Hij ligt op de grond en is onwel geworden. Er is ambulancepersoneel dat zich over het slachtoffer heeft ontfermd en hem eerste hulp heeft verleend. Daarnaast zijn er foto’s gemaakt zowel van het letsel als de hulpdiensten die medische bijstand hebben gegeven. Het slachtoffer is met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd om te worden opgenomen voor verdere behandeling en herstel. Hij heeft een schotwond en heeft twee dagen in het [naam 1] in Breda verbleven. De kogelpunt moet in zijn bil blijven zitten omdat het meer schade oplevert als dit patroon wordt verwijderd.
De verbalisanten hebben op de plaats delict een huls op het wegdek aangetroffen en veiliggesteld. Diverse getuigen hebben een (harde) knal gehoord. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een knal heeft gehoord en wist dat het een pistoolschot betrof. Hij heeft bij defensie gewerkt en kan dit geluid herkennen. Vanuit zijn expertise weet hij dat het om een licht kaliber vuurwapen moet zijn gegaan. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze een knal hoorde. Vervolgens riep [slachtoffer] dat hij was geraakt.
Op grond van bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er op 9 augustus 2019 wel degelijk op het slachtoffer [slachtoffer] is geschoten en dat hij daarbij gewond is geraakt aan zijn bil.
Wie is de dader?
Getuige [getuige 3] (de moeder van de vriendin van verdachte) heeft op 10 augustus 2019, dus een dag na het schietincident, contact opgenomen met de politie. Zij verklaart dat haar dochter en verdachte een dag na het incident bij haar thuis zijn geweest. Naar aanleiding van een nieuwsbericht over deze schietpartij heeft verdachte ten overstaan van getuige gezegd: “Het was hij of ik.” De ex van haar dochter (een zekere [naam 2] ) zou voor twee tientjes een junk de opdracht hebben gegeven hun neer te schieten. Volgens verdachte heeft die junk naar een pistool gereikt. Verdachte heeft echter eerder geschoten. Het slachtoffer zou een schampschot hebben opgelopen.
De rechtbank constateert dat, op het moment dat [getuige 3] haar verhaal doet bij de politie, verdachte nog niet in beeld was als verdachte van de schietpartij.
Getuigen hebben nabij de plaats delict een donkerkleurige Volkswagen Golf hard zien rijden. Getuige [getuige 4] gaf aan dat het kenteken van deze auto begon met de cijfers [kenteken] . Getuige [getuige 5] zag dat het voertuig aan de bijrijderszijde was beschadigd, bestaande uit een flinke deuk en het ontbreken van een stootstrip. Uit onderzoek blijkt dat verdachte in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] rijdt waarvan de passagierszijde op soort gelijke wijze beschadigd is. Op camerabeelden nabij de woning van verdachte is zichtbaar dat een donkere Volkswagen Golf met een dergelijke beschadiging op 9 augustus 2019 om 17.16 uur voorbij gereden is. Het duurt vanaf die locatie zes minuten om met de auto naar het woonadres van het slachtoffer te rijden. Uit het dossier komt naar voren dat op 9 augustus 2019 om 17.22 uur diverse politie-eenheden worden opgeroepen om zich naar de plaats delict te begeven.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij via de Nijverheidssingel de Middellaan opreed toen er opeens een auto met schade aan de passagierszijde achter hem reed. Die auto reed hard en agressief en reed rechtsaf de [adres 2] in en parkeerde. De kortste route van het adres van verdachte aan de [adres 1] naar de [adres 2] is over de Nijverheidssingel en de Middellaan en dan rechtsaf de [adres 2] in.
Getuige [getuige 2] , woonachtig aan de [adres 2] , heeft verklaard dat ze die dag een geluid hoorde alsof een auto heel hard remde; ze hoorde piepende banden. Ze hoorde een knal, hoorde een autoportier dichtslaan en hoorde een auto hard wegrijden.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat het de auto van verdachte is geweest die ten tijde van het schietincident op de plaats delict is geweest.
Daar komt bij dat de politie het telefoonverkeer van verdachte heeft onderzocht. Uit een WhatsApp-conversatie tussen verdachte en een contact genaamd [naam 3] blijkt dat [naam 3] hem heeft geïnstrueerd zijn social media niet te gebruiken Het contact vraagt zich af waarom hij tegenover [naam 4] en [naam 5] heeft verklaard dat hij iemand heeft neergeschoten. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte tegen meerdere personen heeft gezegd dat hij heeft geschoten.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat het verdachte is geweest die op 9 augustus 2019 op het slachtoffer heeft geschoten.
Verdachte heeft zelf ontkend dat hij op het slachtoffer heeft geschoten. Hij erkent dat hij op 10 augustus 2019 tegen [getuige 3] heeft gezegd dat hij een dag eerder iemand in de [adres 2] heeft neergeschoten maar geeft aan dat hij later tegen [getuige 3] heeft gezegd dat het een smoesje was om geld van haar te krijgen om op vakantie te kunnen. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom verdachte betrokkenheid bij een schietpartij en dan ook nog juist deze, zou verzinnen om geld te kunnen lenen. Er zijn toch heel veel andere redenen te verzinnen om van iemand geld te kunnen lenen. Daar komt bij dat de bekentenis van verdachte tegenover [getuige 3] naar het oordeel van de rechtbank wordt ondersteund door de bewijsmiddelen zoals hiervoor besproken.
Opzet
De vraag die de rechtbank voorts dient te beantwoorden is welk opzet verdachte tijdens het schieten op het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals in dit geval doodslag dan wel zwaar lichamelijk letsel- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte in de richting van het lichaam van slachtoffer [slachtoffer] moet hebben geschoten. Het slachtoffer is immers door een kogelpatroon in zijn rechterbil geraakt. Verdachte heeft daarnaast over het treffen verklaard dat het een situatie betrof waarin het
‘hij of ik’zou zijn geweest en daarop als eerste een pistoolschot heeft afgevuurd.
Over de wijze waarop er is geschoten, over de afstand tussen verdachte en het slachtoffer en de overige omstandigheden volgt uit het dossier niets. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen of sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten leste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Bij een kogelinslag in het lichaam is het meer dan aannemelijk dat schade zal optreden aan een orgaan, een bot, een zenuw of bloedbaan. Daarnaast is het schieten met een pistool in de richting van het lichaam van het slachtoffer naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg, namelijk op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2 van 02/201095-19 en de feiten 1,2 en 3 van 02/101015-20
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen zoals weergegeven in bijlage 2 bij dit vonnis.
4.4
bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/201095-19
feit 1:
hij op 9 augustus 2019 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen een kogel op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] in een bil werd geraakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 20 augustus 2019 te Breda, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool (merk Bersa, type Thunder 9 Pro), voorhanden heeft gehad;
02/101015-20
feit 1:
hij op 3 mei 2019 te Breda, 49,98 liter benzine (ter waarde van 84,42 EUR), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2:
hij op 24 juni 2019 te Etten-Leur, 29,27 liter benzine (ter waarde van 50,02 EUR), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3:
hij op 29 juni 2019 te Gilze, 45,52 liter benzine (ter waarde van 80,07 EUR), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd voor zover het de feiten betreft die onder parketnummer 02/201095-19 ten laste zijn gelegd. Met betrekking tot de gevoegde zaak, 02/101015-20, is verzocht om een geldboete in deels voorwaardelijke vorm op te leggen. Gelet op de geringe draagkracht is voorgesteld om deze boete in maandelijkse termijnen te betalen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling door met een vuurwapen in de richting van het lichaam van het slachtoffer te schieten. Het slachtoffer heeft daardoor een schotwond opgelopen. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke gezondheid en integriteit van het slachtoffer beschadigd.
De rechtbank vindt een dergelijke schietpartij op klaarlichte dag en op de openbare weg zeer ernstig. Verdachte is na het schieten op de vlucht geslagen. Hij heeft ter zitting ontkend het feit te hebben gepleegd en geen openheid van zaken willen geven. Dit vindt de rechtbank zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte ook nog een gasdrukpistool voorhanden gehad. Het bezit van vuurwapens en geweld dat daarmee gepaard gaat vergroot de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Voorts heeft verdachte driemaal benzine getankt zonder daarvoor te betalen. Diefstallen als deze zijn ergerlijke feiten die gedupeerden vaak financiële schade bezorgen.
Gezien de ernst van met name het schietincident is de rechtbank van oordeel dat alleen een langdurige gevangenisstraf passend is. De vraag is dan met name hoe hoog die gevangenisstraf zou moeten zijn.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat onder meer gekeken naar de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij zware mishandeling. Bij die oriëntatiepunten wordt echter geen rekening gehouden met het gebruik van een vuurwapen. Een omstandigheid die bij de rechtbank veel gewicht in de schaal legt. De rechtbank heeft daarnaast ook gekeken naar de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte komt naar voren dat hij eerder voor geweldsmisdrijven en vermogensdelicten is veroordeeld. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Er dient verder rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is. Tot slot wordt bij de strafmaat in overweging genomen dat verdachte voor deze feiten 100 dagen in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten alsmede de persoon van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij voor dit feit in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank komt tot een lage straf dan door de officier van justitie is geëist nu de officier uitgaat van een poging tot doodslag en de rechtbank verdachte daarvan vrijspreekt.

7.Het beslag

Onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een gasdrukpistool, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan verdachteDe rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen computer en T-shirt. Verdachte is hiervan de rechtmatig eigenaar en er is geen rechtens te respecteren belang om een strafrechtelijke beslagtitel hierop te laten voortduren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 63, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 02/201095-19 onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde poging doodslag;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/201095-19:
feit 1: poging tot zware mishandeling;
feit 2: overtreding van artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
02/101015-20:
feit 1, feit 2 en feit 3: diefstal, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:
 een gasdrukpistool
(goednummer: G2083596);
- gelast de teruggaven aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een HP-computer
  • een T-shirt (merk: Gildan)
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2020.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
02/201095-19
feit 1:
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Breda, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans om aan die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen een kogel op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] in een bil werd geraakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 20 augustus 2019 te Breda, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool (merk Bersa, type Thunder 9 Pro), voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 lid 1 Wet wapens en munitie)
02/101015-20feit 1:
hij op of omstreeks 3 mei 2019 te Breda, althans in Nederland, 49,98 liter benzine (ter waarde van 84,42 EUR), althans een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 6] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 24 juni 2019 te Etten-Leur, althans in Nederland, 29,27 liter benzine (ter waarde van 50,02 EUR), althans een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
feit 3:
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, althans in Nederland, 45,52 liter benzine (ter waarde van 80,07 EUR), althans een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
02/201095-19
Ten aanzien van feit 1:

1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 66-67 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op vrijdag 9 augustus 2019 omstreeks 17.22 uur was ik belast met de
incidentenafhandeling binnen het teamgebied Breda. . Ik hoorde dat op de [adres 2] te Breda een persoon in zijn been was geschoten. Een aantal minuten later was ik ter plaatse. Ik zag dat de ambulance al ter plaatse was en zich over het slachtoffer ontfermde. Ik zag dat het slachtoffer een gat in zijn rechterbil had en dat daar een heel klein straaltje bloed uit liep. Ik zag dat het slachtoffer in de ambulance werd gelegd en dat zijn partner mee ging naar het ziekenhuis.

2. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 68-69 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Ik zag dat collega [verbalisant 1] bij een man stond die op de grond lag en waarbij medische handelingen werden verricht door het ambulancepersoneel. Ik zag dat
een man op de grond lag en bloedde ter hoogte van zijn rechterheup. Ik zag op het wegdek een huls liggen, welke mogelijk afkomstig is van een klein vuurwapen.

3. De foto’s zoals gevoegd bij het aanvullend proces-verbaal d.d. 6-2-2020.

Op deze foto’s is het ambulancepersoneel te zien op het moment dat zij het slachtoffer verzorgen op de plaats delict. Op deze foto is ook het letsel van het slachtoffer zichtbaar.

4. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 63-64 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 11 augustus 2019 bevond ik mij in het [naam 1] te Breda. Wij spraken daar met slachtoffer [slachtoffer] . Ik vroeg hem naar zijn letsel. [slachtoffer] verklaarde ons dat hij in zijn rechterbil was geschoten. De artsen hebben besloten om de kogelpunt niet te verwijderen en deze te laten zitten. Het zou meer schade
opleveren als deze verwijderd zou worden. [slachtoffer] heeft ons laten zien waar hij geraakt was. Ik zag dat er een grote pleister aan de bovenkant op zijn rechterbil zat. Het zag er naar uit dat hij deze dag naar huis mocht.

5. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 72 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Op de PD werd ik door een man aangesproken die mogelijk informatie had die betrekking had op het incident. De man identificeerde zichzelf als: [naam 9] .
Ik hoorde [naam 9] het volgende zeggen:
- Dat hij ter hoogte van de Tramsingel/Nieuwe Haagdijk een zwarte VW Golf als een dwaas zag rijden.
- Hij zag dat de bestuurder een soort ‘Frank Sinatra hoedje’ op had.
- Hij geen andere inzittenden in de VW golf zag zitten.

6 Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 79-81 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 2] :

Ik hoorde een auto hard de straat in rijden. Ik hoorde een geluid dat leek alsof de auto heel hard op de rem gaat. Ik hoorde piepende banden. Ik keek toen naar buiten. Ik zag toen geen auto. Vervolgens hoorde ik een knal. Ik hoorde een autoportier dichtklappen, toen hoorde ik dat er een auto wegreed met een hoge snelheid. Meteen daarna hoorde ik dat [slachtoffer] riep:
“Ik heb geraakt.”Ik zag dat [slachtoffer] rechtop stond. Ik zag zijn gezicht wit wegtrekken. Ik hoorde dat hij riep dat hij duizelig was en over moest geven. Ik zag dat hij naar zijn bil wees, ik zag dat hij zijn broeksband naar beneden trok. Ik zag toen een rood dotje, ik zag dat de huid eromheen begon te verkleuren en op te zetten. Ik besefte dat [slachtoffer] was neergeschoten. Ik schat dat de wond ongeveer een diameter had van 1 centimeter.

7 Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 84-85 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 5] :

Op 9 augustus 2019 omstreeks 17:30 uur was ik op de scooter van mijn werkgever [naam 10] eten aan het bezorgen in Breda. Ik reed in de Middellaan. Ik zag ik achter mij een donkergekleurde auto rijden. Net voor de Leuvenaarsstraat sneed hij mij af . Ik zag dat de auto een flinke deuk had aan de bijrijderszijde. Ik zag dat de stootstrip niet meer op de auto aanwezig was. Ik zag dat hij agressief rechtsaf de [adres 2] insloeg. Ik zag dat hij zijn personenauto op een wilde manier tot stilstand bracht.
Signalement voertuig:
- Kleine donker kleurige personenauto
- Schuine strakke achterkant / klep
- Vermoedelijk vier deurs
- Flinke deuk aan bijrijderszijde

8. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 84-85 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 5] :

Ik kwam aanrijden via de Nijverheidssingel. Ik moest de weg oversteken bij de
Schorsmolenstraat. Wat opvallend was dat ik niet hoefde te wachten. Ik zag geen verkeer komen vanaf de richting van de Lunetstraat. Wat dus voor mij opvallend was dat toen ik in de Middenlaan reed, die auto plots achter me zat. Hij reed mij ter hoogte van de Leuvenaarstraat voorbij en sloeg ook meteen rechtsaf, omdat ik rechtdoor moest sneed hij me daarom ook echt af.
V: Je had aangegeven dat er een deuk in de auto zat. Kun je aangeven waar de deuk precies zat?
A: De deuk zat in de deur van de bijrijderszijde en liep zo verder naar de achterzijde van het voertuig. Ik zag echt dat de strip in de deur afweek van het voorste deel naar het achterste deel van de auto, het was echt een flinke deuk. Verder zag ik veel krassen. Toen had ik zicht in de Leuvenaarstraat en ik zag dat hij al stil stond. Voor mijn gevoel moet hij dus als een gek hebben moeten remmen, gezien de snelheid waarmee hij die straat inreed.

9 Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 93-94 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 4] :

Op 9 augustus 2019 omstreeks 17:23 uur kwam ik samen met mijn vriendin de tattoeageshop uit lopen aan de [adres 3] . Ik hoorde opeens van achter een auto hard aan komen. Ik zag dat hij vervolgens naar rechts de brug op de Haagweg opreed en toen meteen links de Weerijssingel inreed. Ik zag dat hij hard richting de Vincent van Goghstraat reed. Ik kan de auto als volgt omschrijven:
- hatchback,
- Polo of Golf model,
- Kenteken begon met de cijfers [kenteken] .
De bestuurder kan ik als volgt omschrijven:
- Man;

10. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 95-96 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 1] :

Vandaag was ik in mijn woning aan de [adres 4] te Breda. Ik hoorde ik een klap. Ik wist dat het om een pistoolschot ging. Ik heb bij defensie gewerkt en ik ken dat geluid. Ik weet vanuit mijn expertise dat het om een licht kaliber vuurwapen moet zijn gegaan. Ik hoorde duidelijk maar 1 schot. Ik
ben naar mijn balkon gelopen en ik zag op straat mijn onderbuurman, [slachtoffer] . Ik zag dat hij een verwoning had aan zijn rechterheup. Ik zag dat hij onwel werd.

11. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 99-104 van het proces-verbaal), van de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant

[naam 13] :

Op zaterdag 10 augustus omstreeks 17:00 uur werd ik verbalisant, [naam 13] ,
gebeld door de politie Rotterdam. Zij hadden [getuige 3] bij zich aan de balie staan. [getuige 3] had informatie over de schietpartij aan de [adres 2] te Breda. [verdachte] heeft gisteren de persoon welke de opdracht had gekregen om hen te vermoorden neer geschoten in Breda

12. Het ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor (opgenomen als bijlage op pagina 99-104 van het proces-verbaal), van de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [getuige 3]

Ik ben via de Facebookpagina van mijn dochter achter de achternaam van [verdachte] gekomen. Hij heet [verdachte] . Ik wist dat [verdachte] een vriend was van de ex van mijn dochter. Hij heet [naam 2] . Mijn dochter heeft een relatie met [verdachte] .
V: Kan u mij nogmaals vertellen wat u zaterdag 10 augustus 2019 van uw dochter en [verdachte] heeft gehoord?
A: [verdachte] liet mij zijn telefoon zien met hierop een nieuwsbericht over een schietpartij in Breda. Uit het niets kwam hij met het verhaal van:
“Het was hij of ik!”[naam 2] zou voor twee tientjes een junk de opdracht hebben gegeven hun neer te schieten. [verdachte] vertelde dat die junk naar een pistool reikte. Hij deed het voorkomen dat hij mijn dochter had verdedigd. Ik ben gaan vragen wat er met diegene was. [verdachte] zei:
“Schampschot, hij liep nog weg!”Mijn dochter of [verdachte] zei dat ze maar weg moesten gaan totdat alles weer rustig zou worden. Ik hoorde [verdachte] nog zeggen dat ze toch niet wisten, wie of wat. [verdachte] zei ook dat ze op zoek waren naar een zwarte auto en hij heeft een donker blauwe.
V: Met wat voor auto waren [verdachte] en uw dochter zaterdag 10 augustus 2019?
A: Een donkere Volkswagen Golf met een hele grote deuk aan passagierskant. Het was echt een flinke deuk.

13. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 131-134 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] en de bijbehorende foto’s:

Op dinsdag 20 augustus 2019, omstreeks 17.41 uur, maakt ik foto’s van de buitenkant van de personenauto van [verdachte] . Het voertuig betrof een donkerblauwe Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] Ik zag dat het schade had aan de passagierszijde van het voertuig.

14. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 159-161 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Tijdens de doorzoeking werd onder andere een mobiele telefoon in beslag genomen. De telefoon van de verdachte. Tijdens het uitkijken werden diverse WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen [verdachte] met [naam 3] .
11-8-2019 (12:42:30)(UTC+2)
[whatsapp nummer] [naam 3]
[verdachte] sluit ook even je Facebook voor een tijdje af en alle media anders komen ze jou snel op spoor!
12-8-2019 (17:43:37)(UTC+2)
[whatsapp nummer] [naam 3]
[verdachte] als je niets heb gedaan waarom heb je tegen [naam 4] en [naam 5] gezegd dat je iemand heb geschoten en bla bla bla?
12-8-2019 17:48:41 (UTC+2)
[whatsapp nummer] [naam 3]
Je zei dat ook tegen [naam 3] waar ik erg van schrok

15. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 199-200 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

Betrokkene:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1988
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: [geboorteplaats]
In het onderzoek naar het schietincident op de [adres 2] op 9 augustus 2019 omstreeks 17.22 uur werden camerabeelden gevorderd van de bewoners van de [adres 5] te Breda. Dit is in de straat waar verdachte [verdachte] woonachtig is. Ik zag dat op 9 augustus 2019 om 17.16 uur een donkere Volkswagen Golf uit de richting van de Gielis Beijsstraat komt rijden. Ik zag dat deze auto aan de rechterzijde ter hoogte van het voorportier forse schade had. Ik zag dat deze schade geheel overeenkomt met de schade van het voertuig van verdachte [verdachte] . De velgen komen ook geheel overeen met de velgen op het voertuig van verdachte [verdachte] . De tijd op de camerabeelden komt overeen met de daadwerkelijke tijd. Uit onderzoek op Google blijkt dat het 6 minuten rijden is van de [adres 1] te Breda naar de [adres 2] in Breda.
Ten aanzien van feit 2:
1. Het ambtsedig proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming inclusief de daaraan gehechte fotobijlagen (opgenomen als bijlage op pagina 119-121 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland- West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Door een arrestatieteam van de politie werd de woning gelegen aan de Gielis de Beijsstraat 99 B, 4813 ER te Breda betreden ter aanhouding van [verdachte] . In de woning werd [verdachte] aangehouden. Voor een doorzoeking ter inbeslagneming werd binnengetreden in de flatwoning. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- een vuurwapen, aangetroffen op de salontafel in de woonkamer -
Op 20 augustus 2019 werd de zoekplaats afgesloten en in goede orde verlaten.

2. Het ambtsedig proces-verbaal van binnentreden woning (opgenomen op pagina 122 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] .

Op dinsdag, 20 augustus 2019 om 16.15 uur, trad ik binnen in de woning [adres 1] te Breda, bewoond door [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] .

3. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (opgenomen als bijlage op pagina 232-233 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019189270), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

Op 20 augustus 2019, werd aan mij een op vuurwapen gelijkend voorwerp, voor nader onderzoek aangeboden. Dit goed is op 20 augustus 2019 aangetroffen en in beslag genomen. Uit nader onderzoek bleek mij het volgende. Het op een pistool gelijkend voorwerp is een gasdrukpistool van het merk Bersa, type Thunder 9 Pro. Dit gasdrukwapen valt niet onder de speelgoedrichtlijn, gezien de werking op samen geperst gas. Dit voorwerp is niet voorzien van de Europese CE speelgoed aanduiding. Het inbeslaggenomen voorwerp is een nabootsing van een pistool dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Bersa Thunder 9 Pro.
Juridische omschrijving imitatiewapen:
Gezien het hierboven gerelateerde is het in beslag genomen voorwerp een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van het Regelement Wapens en Munitie.
Strafbaarheidstelling:
Het voorhanden hebben is een overtreding van artikel 13 lid 1, strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
02/101015-20
Ten aanzien van feit 1:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, op 3 september 2020;

2. Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte, inclusief de daaraan gehechte Bijlage goederen (opgenomen als bijlage op pagina 9-11 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019147267), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [naam 11] (namens [naam 6] te Breda).

Ten aanzien van feit 2:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, op 3 september 2020;

2. Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte, inclusief de daaraan gehechte Bijlage goederen (opgenomen als bijlage op pagina 16-18 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019161753), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [naam 12] (namens [naam 7] te Etten-Leur).

Ten aanzien van feit 3:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, op 3 september 2020;

2. Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte, inclusief de daaraan gehechte Bijlage goederen (opgenomen als bijlage op pagina 21-23 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2019162516), van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende de verklaring van [naam 12] (namens [naam 8] te Gilze).