6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee gewapende overvallen. Bij beide overvallen is door verdachte een mes gebruikt om de slachtoffers te bedreigen. De rechtbank rekent deze feiten, en in het bijzonder het geweldselement, verdachte zwaar aan. Het is algemeen bekend dat feiten zoals door de verdachte gepleegd een grote impact op slachtoffers hebben en dat slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om op deze manier snel aan geld te komen. Ook veroorzaken feiten als deze gevoelens van onveiligheid bij de betrokken omstanders en bij de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op de in het dossier aanwezige rapporten van de Raad. De Raad heeft in het meeste recente rapport van 10 augustus 2020 aangegeven dat over verdachte en zijn opgroei- en opvoedsituatie grote zorgen bestaan. Verdachte is belast met een licht verstandelijke beperking en er is sprake van een algehele ontwikkelingsachterstand. Hij heeft weinig zelfkennis en zelfreflectie, is beïnvloedbaar en kan impulsief reageren. Ook op de overige domeinen zoals gezin, school, vrije tijd en vriendenkeuze worden zorgen gezien. Vanwege de zorgen is eerder een ondertoezichtstelling uitgesproken over verdachte. Verdachte zal daarnaast nog langere tijd ondersteuning vanuit de jeugdreclassering nodig hebben. Het advies van het NIFP om de sociale vaardigheidstraining ‘So Cool’ in te zetten wordt momenteel door de Raad niet onderschreven, omdat verdachte al een weerbaarheidstraining bij Jamin te Tilburg volgt. De Raad acht het wel wenselijk dat de jeugdreclassering deze weerbaarheidstraining volgt aangezien de Raad niet bekend is met de aanbieder. De Raad is hiernaast van mening dat een voorwaardelijke jeugddetentie passend is bij de ernst van de delicten. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou de scholing van verdachte opnieuw doen stagneren. Ook kan er, indien gewenst, aanvullend gestraft worden middels een werkstraf.
De Raad adviseert daarom een voorwaardelijke jeugddetentie en onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige zich:
- niet onttrekt aan de weerbaarheidstraining van Trainingsbureau Jamin te Tilburg;
- niet onttrekt aan deelname aan de nog te starten opvoedingsondersteuning;
- niet onttrekt aan de schoolgang.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting in aanvulling hierop naar voren gebracht dat ten aanzien van de weerbaarheidstraining en de opvoedondersteuning het ‘niet onttrekken’ moet worden gewijzigd in ‘meewerkt aan’. Hij onderstreepte verder het belang van Stichting Nieuwlander voor het succes van de in te zetten hulpverlening, tenzij gaandeweg blijkt dat de intensievere multisysteemtherapie (verder: MST) noodzakelijk is.
Bij haar beslissing over de strafafdoening zoekt de rechtbank aansluiting bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van minderjarigen. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Uitgangspunt bij een winkeldiefstal met geweld/afpersing is 4 maanden. Strafverzwarende omstandigheden kunnen de strafmaat naar boven wijzigen. Bij iedere strafverzwarende omstandigheid geldt daarbij in beginsel een verhoging van 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie. Het gebruik van wapens is een dergelijke strafverzwarende omstandigheid, waar verdachte zich ook aan schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte al op jonge leeftijd betrokken is bij strafbare feiten als diefstal met geweld en afpersing, en dat hij daarvoor weinig verantwoordelijkheid neemt. Met deze feiten heeft verdachte slechts zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad en geen respect getoond voor andermans eigendommen. Hij lijkt geen enkel inzicht te hebben gehad in de gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft er ook geen rekening mee gehouden dat deze feiten het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers ernstig heeft aangetast. Dit alles komt ten nadele van verdachte.
Tegelijkertijd heeft de rechtbank oog voor de persoon van verdachte, waaronder onder meer zijn licht verstandelijke beperking en de daarmee gepaarde gedragsproblemen, zoals uiteengezet in de rapporten van de Raad en het psychologisch onderzoek. De ouders van verdachte hebben weliswaar het beste met verdachte voor, maar beschikken over beperkte kennis en opvoedingsvaardigheden als het gaat om het opvoeden van een jongeman met een licht verstandelijke beperking in de puberteit. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De ernst en aard van de feiten rechtvaardigen in beginsel een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 250 dagen opleggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Met de officier van justitie en de raadsman gaat de rechtbank uit van een voorarrest van 130 dagen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel (120 dagen) een proeftijd verbinden van 2 jaar, waarbij naast de algemene voorwaarde als bijzondere voorwaarden zullen gelden:
- dat verdachte meewerkt aan de weerbaarheidstraining van Trainingsbureau Jamin te Tilburg;
- dat verdachte meewerkt aan deelname aan de nog te starten opvoedingsondersteuning van Stichting Nieuwlander, of, indien de jeugdreclassering dat nodig acht, MST;
- dat verdachte zich niet onttrekt aan de schoolgang.
Tevens acht de rechtbank het van belang dat verdachte gedurende de proeftijd wordt begeleid door de jeugdreclassering.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat, in het licht van de ernst van de feiten daarnaast een taakstraf in vorm van een werkstraf van 100 uur passend en geboden is.