ECLI:NL:RBZWB:2020:4404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5309
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht en niet indienen bestreden besluit

Op 23 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft op 12 maart 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 31 januari 2020. In het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is eiseres gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen. Ondanks een aangetekende betalingsherinnering op 13 april 2020, is het griffierecht niet ontvangen. Tevens heeft eiseres niet voldaan aan het verzoek om een kopie van het bestreden besluit te sturen, wat ook voor 4 mei 2020 had moeten gebeuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel het griffierecht als het bestreden besluit niet tijdig zijn ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere behandeling op zitting. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5309 WIA

uitspraak van 23 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 maart 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van
31 januari 2020.

Overwegingen

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om griffierecht te betalen. Eiseres is ook schriftelijk gewezen op deze verplichting. Na dit verzoek is echter geen betaling ontvangen. De rechtbank heeft daarom op 13 april 2020 aan eiseres een aangetekende betalingsherinnering gestuurd. Daarin heeft de rechtbank meegedeeld dat het griffierecht nog niet is ontvangen en dat dat alsnog binnen 4 weken moet zijn overgemaakt, met de waarschuwing dat als het griffierecht niet op tijd wordt overgemaakt het risico bestaat dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank in de brief van 19 maart 2020 aan eiseres gevraagd om uiterlijk 4 mei 2020 een kopie van het besluit waar zij het niet mee eens is op te sturen (bestreden besluit). In deze brief is voorts aangegeven dat als niet wordt voldaan aan dit verzoek het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen 4 weken na 13 april 2020 is ontvangen. Ook heeft eiseres niet uiterlijk 4 mei 2020 een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gezonden.
De rechtbank zal het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren en niet op een zitting behandelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 23 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
WETTELIJK KADER
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.