In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 september 2020, stond de verdachte terecht voor het veroorzaken van een verkeersongeval met een snorfietser. De verdachte, als bestuurder van een politievoertuig, was onderweg naar een prio 1-melding over een overval. Tijdens de rit heeft hij een aanrijding veroorzaakt met de snorfietser, die daarbij zwaar letsel opliep. De rechtbank heeft de zaak op 9 september 2020 inhoudelijk behandeld, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte onvoorzichtig had gereden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte handelde in het kader van zijn taak als politieagent en dat hij niet verwijtbaar had gehandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van zijn dringende taak en dat hij zich in die korte tijdspanne van 33 seconden tussen het vertrek en het ongeval adequaat heeft gedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet onvoorzichtig of onoplettend had gereden en dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Ook de overtreding van artikel 5 WVW werd niet bewezen geacht, omdat de verdachte er alles aan had gedaan om zijn taak veilig uit te voeren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit en oordeelde dat hij niet strafbaar was voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit, dat betrekking had op artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De benadeelde partij, de snorfietser, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte niet strafbaar was.