ECLI:NL:RBZWB:2020:4467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
02-066553-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Gillesse
  • mr. Fleskens
  • mr. Van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoer en bezit van grote hoeveelheden verdovende middelen

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het vervoeren van 11,87 kilogram MDMA en het voorhanden hebben van ongeveer 12 kilogram amfetamine, 19 kilogram MDMA en 11,2 gram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Tijdens de zitting op 10 september 2020 heeft de officier van justitie, mr. Simpelaar, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging zich beriep op bewijsuitsluiting vanwege vermeende vormverzuimen. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de staandehouding en doorzoeking van het voertuig rechtmatig waren. De verdachte had de beschikking over de verdovende middelen, die in een verborgen ruimte in zijn auto en in zijn woning en garage werden aangetroffen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank hield rekening met de grote hoeveelheden harddrugs en de risico's voor de volksgezondheid, en legde een straf op die in lijn was met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/066553-20
vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [Adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Dordrecht
raadsman: mr. B.P.J.H. Van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte in een verborgen ruimte in zijn auto 11,87 kilogram MDMA (in de vorm van XTC-pillen) heeft vervoerd. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij in zijn woning en garage diverse hoeveelheden cocaïne, amfetamine en MDMA (eveneens in de vorm van XTC-tabletten) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Volgens het Openbaar Ministerie is er geen sprake geweest van een vormverzuim in de opsporingsfase. Op basis van Automatic Number Plate Recognition (ANPR) gegevens was er aanleiding om het voertuig van verdachte staande te houden. Vervolgens is op basis van de Wegenverkeerswet 1994 het voertuig gecontroleerd. Als gevolg van de verdenking die daaruit volgde, is de auto op basis van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering rechtmatig doorzocht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de staandehouding van verdachte en de controle aan het voertuig op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt namelijk dat verbalisanten al wisten dat zich in de auto van verdachte een verborgen ruimte bevond. De controle is niet gebaseerd op de Wegenverkeerswet zoals aanvankelijk in het dossier is vermeld. Deze handelswijze is in strijd met artikel 6 EVRM, het verbod op détournement de pouvoir en het legaliteitsbeginsel. Dit levert een vormverzuim op zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Daarnaast is bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, omdat er bij hem geen wetenschap heeft bestaan over de aanwezigheid van verdovende middelen in de auto en zijn garage. Ten aanzien van de aangetroffen cocaïne in de woning van verdachte heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegdeDe rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte 1400 milliliter fentanyl en/of metamfetamine voorhanden heeft gehad. De vloeistof die door verdachte in twee Spa-flesjes is bewaard, is zowel door de politie als door het NFI positief getest op amfetamine(olie). Omdat deze stof niet ten laste is gelegd, wordt verdachte van dit onderdeel vrijgesproken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het rechtmatigheidsverweer
Uit het dossier komt de volgende gang van zaken naar voren.
Verbalisanten kregen op 12 maart 2020 om 16.53 uur een melding dat een Renault Twingo met kenteken [Kenteken] rijdende op de A50 een hit in het ANPR had opgeleverd met het kenmerk
“ondermijning”. Verbalisanten hebben om 17.05 uur die dag het voertuig op de A1 zien rijden. Het voertuig was mogelijk niet verzekerd. Door middel van een volgteken hebben zij het voertuig laten stoppen bij verzorgingsplaats
[Naam 1]naast de snelweg A1 om het voertuig te controleren op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Er wordt een legitimatiebewijs gevorderd van de bestuurder (verdachte). Verdachte wordt bevraagd over de verzekering van het voertuig en de auto wordt gecontroleerd op technische eisen waaronder de banden, de gordels en het chassisnummer. Daarbij worden er afwijkingen bij de bodemplaat aan de bijrijderszijde ontdekt. De bekleding zit los en daaronder is een ijzeren plaat bevestigd. Het was de verbalisant ambtshalve bekend dat dit niet origineel is. Het was verbalisant ook ambtshalve bekend dat een Renault Twingo veelvuldig gebruikt wordt door criminelen voor het transport van verdovende middelen, wapens en/of geld doordat dit type voertuig vanuit de fabriek is uitgerust met een holle ruimte onder de voorstoelen/voetenruimte. Door enkele aanpassingen zijn deze ruimtes bereikbaar te maken en te gebruiken als verborgen ruimte. Hierdoor ontstond het vermoeden dat er een verborgen ruimte aanwezig was in de auto van verdachte. Op basis van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering wordt vervolgens het voertuig doorzocht. Onder de bodem van de bijrijderszijde wordt een verborgen ruimte aangetroffen. Hier liggen vijf in zilverfolie verpakte zakken opgeslagen met grijze pillen in de vorm van een doodshoofd.
Over de registratie van het kenteken van het voertuig in het ANPR wordt in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd. Het Flexibel Interventieteam (FIT) van de Landelijke Eenheid analyseert voertuigen die mogelijk zijn voorzien van verborgen ruimtes. Als er sprake is van bepaalde indicatoren kunnen deze voertuigen worden opgenomen in een afgeschermd referentiebestand binnen het ANPR. Uit een analyse blijkt dat het voertuig met [Kenteken] en de vorige tenaamgestelde in verband kan worden gebracht met een MMA-melding terzake verdovende middelen. Voorts blijkt dat voertuigen met verborgen ruimten vaak een wisseling van tenaamstelling ondergaan en na het wisselen van tenaamstelling overgaan op iemand anders die van die ruimte gebruik wil maken. Het inbouwen van een professionele verborgen ruimte kost namelijk veel werk en geld. Daarom bestond het vermoeden dat genoemd kenteken ook na de overschrijving mogelijk nog voorzien was van een verborgen ruimte.
Een in artikel 159 Wegenverkeerswet 1994 genoemde opsporingsambtenaar is op grond van artikel 160, vierde lid Wegenverkeerswet 1994, bevoegd een onderzoek in te stellen naar de naleving van de bij of krachtens die wet vastgestelde voorschriften. Hieronder valt de controle naar de staat van het voertuig en de algemene inrichtingseisen van het voertuig. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de verbalisant een geldig legitimatiebewijs van verdachte heeft gevorderd en het voertuig heeft gecontroleerd met betrekking tot de banden, de gordels, het chassisnummer en de verzekeringsplicht. Uit de beschreven gang van zaken kan dan ook niet worden afgeleid dat de controlebevoegdheid enkel voor een ander doel is aangewend dan waarvoor deze is verleend. De verbalisant heeft daarna een afwijking geconstateerd bij de bodemplaat aan de bijrijderszijde. Naar het oordeel van de rechtbank valt het constateren van een afwijking aan de bijrijderszijde binnen de grenzen van de bevoegdheid van de verbalisanten op grond van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank overweegt verder dat een opsporingsambtenaar op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd is een vervoermiddel te doorzoeken in geval van ontdekking op heterdaad of bij verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid Wetboek van Strafvordering. In het proces-verbaal van bevindingen is beschreven dat de verbalisanten ambtshalve bekend zijn met het feit dat een Renault Twingo veelvuldig wordt gebruikt door criminelen voor het transport van onder andere verdovende middelen. Dit type voertuig is vanuit de fabriek uitgerust met een holle ruimte onder de voorstoelen. Door enkele aanpassingen zijn deze ruimtes bereikbaar te maken en te gebruiken als verborgen ruimte.
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van het constateren van de afwijkingen bij de bijrijdersstoel en de ambtshalve kennis zoals hiervoor omschreven op dat moment voldoende verdenking hebben opgeleverd voor overtreding van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid Wetboek van Strafvordering. Dat betekent dat de politie bevoegd was de auto op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering te doorzoeken. Het vervolgens aantreffen van de drugs is dus niet het resultaat van onrechtmatig handelen.
De rechtbank volgt de stelling van de verdediging niet dat de verbalisanten al bekend waren met het feit dat er in het voertuig van verdachte een verborgen ruimte verwerkt zou zijn. Uit hetgeen hierboven is beschreven volgt dat op basis van het merk en type auto, bepaalde indicatoren en kennis over de vorige tenaamgestelde er rekening mee werd gehouden dat er een verborgen ruimte in de auto zou zitten en na de overschrijving op naam van het bedrijf van verdachte nog steeds in zou zitten. Van een schending van artikel 6 EVRM, het verbod op détournement de pouvoir of het legaliteitsbeginsel is geen sprake. De rechtbank verwerpt deze verweren.
Het opzet/de wetenschap van verdachteUit de bewijsmiddelen komt naar voren dat het bedrijf van verdachte,
[Naam 2]sinds 6 maart 2020 de tenaamgestelde is van de Renault Twingo met kenteken [Kenteken] . Verdachte is de bestuurder van het voertuig als hij op 12 maart 2020 staande wordt gehouden. In een verborgen ruimte wordt 11,87 kilogram pillen ontdekt die MDMA bevatten. Deze pillen komen qua kleur (grijs), qua vorm (doodshoofd) en qua verpakking (zilverfolie) exact overeen met de aangetroffen pillen MDMA in zijn garage. Verdachte is de bewoner van de [Adres] waar de garage onderdeel van uitmaakt. Voor de garage van verdachte zijn [Naam 3] en [Naam 4] aangetroffen. [Naam 3] verklaart dat verdachte de eigenaar is van de garage en dat het deel van de garage waar de verdovende middelen zijn aangetroffen in gebruik was bij verdachte. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat [Naam 3] een deel van de garage gebruikt voor zijn werkzaamheden en dat de andere helft bij hem in gebruik was.
De rechtbank leidt uit de vooromschreven feiten en omstandigheden af dat verdachte willens en wetens verdovende middelen heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. Van deze wetenschap mag in beginsel worden uitgegaan omdat de auto, de woning en garage bij hem in gebruik waren. De verdachte had daardoor de beschikkingsmacht over de gevonden verdovende middelen. Verder had de aangetroffen MDMA in het voertuig exact dezelfde uiterlijke kenmerken als de partij MDMA die in de garage is aangetroffen.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
hij op 12 maart 2020 te Wilp, gemeente Voorst, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 11,87 kilogram, van een materiaal bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
hij op 12 maart 2020 te Oosterhout, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 19 kilogram, van een materiaal bevattende MDMA en 11,2 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er is verzocht om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, dan wel een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 12 maart 2020 schuldig gemaakt aan het vervoeren van 11,87 kilogram aan XTC-pillen. Daarnaast is op dezelfde dag in de garage en woning van verdachte ongeveer 12 kilogram amfetamine, 19 kilogram MDMA en 11,2 gram cocaïne aangetroffen. Het gaat dus om grote hoeveelheden harddrugs.
Het bezit en het vervoer van deze harddrugs levert een groot risico op voor schade aan de volksgezondheid. De handel in dergelijke verdovende middelen leidt niet zelden tot andere vormen van criminaliteit zoals vermogensdelicten en geweldsmisdrijven. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft bij de strafmaat verder rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS). Hieruit blijkt dat voor het vervoer van harddrugs, bij een gewicht tussen de 10.000 gram en 20.000 gram, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden passend zou zijn. Voor het bezit van harddrugs, bij een gewicht tussen de 10.000 gram en 20.000 gram, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 30 maanden. Daarnaast is acht geslagen op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen. Verder heeft de rechtbank het strafblad van verdachte meegenomen in haar beoordeling. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en zal in die zin als first offender moeten worden beschouwd. Tot slot neemt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte in overweging.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 juncto artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten:
€ 550,-
(goednummer G2171393);
Dit vonnis is gewezen door mr. Gillesse, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 september 2020.
mr. Gillesse en mr. Van der Linden zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
feit 1:
hij op of omstreeks 12 maart 2020 te Wilp, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 11,87 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 10 lid 4 Opiumwet, artikel 2 aanhef, onder B Opiumwet)
feit 2:
hij op of omstreeks 12 maart 2020 te Oosterhout, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 12 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of
(ongeveer) 19 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of
(ongeveer) 1400 ml, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende fentanyl en/of metamfetamine en/of
(ongeveer) 11,2 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (met)amfetamine en/of MDMA en/of fentanyl en/of cocaïne (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 10 lid 3 Opiumwet, artikel 2 aanhef, onder C Opiumwet)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1:

1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, inclusief fotobijlagen, opgenomen als bijlage op pagina 8-21 van het proces-verbaal genummerd PL0600- 2020112360, van de Landelijke Politie Eenheid, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 5] , [Naam 6] en [Naam 7] :

Op 12 maart 2020 bevonden wij ons in een onopvallend dienstvoertuig op de A50. Wij zijn vervolgens voor de Renault Twingo ( [Kenteken] ) gaan rijden en hebben het voertuig een volgteken gegeven. De bestuurder voldeed hieraan. Om 17.07 uur, op verzorgingsplaats
[Naam 1]gelegen langs de rijksweg Al, ter hoogte van hectometerpaal 93,2, werd het voertuig op grond van de Wegenverkeerswet 1994 staande gehouden. Desgevraagd overhandigde de bestuurder mij een geldig Nederlands rijbewijs op naam van:
--- [Verdachte] , geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ---
De bestuurder overhandigde mij tevens het kentekenbewijs van het voertuig. Ik, [Naam 5] , zag gelijk dat er afwijkingen waren bij de bodemplaat aan de bijrijderskant. Ik zag dat de bekleding bij de bodemplaat los zat. Tevens zag ik dat er een ijzeren plaat onder de bekleding bij de bodemplaat aanwezig was. Ik, [Naam 6] , hield mijn magneet tegen de zijkant van de middenconsole en hoorde een klikgeluid. Vervolgens opende ik, [Naam 5] , de verborgen ruimte. Wij zagen een hele grote ruimte. In deze ruimte troffen wij vijf grote zilverkleurige zakken aan. Ik, [Naam 6] , zag dat deze pillen grijs van kleur waren en dat ze een vorm hadden van een doodskop.
2. Het ambtsedig proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen, opgenomen als bijlage op pagina 45-49 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2020112360, van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 8] en [Naam 9]
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld door de Forensische Opsporing. Deze partij was in beslag genomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het
adres:
[Naam 1], de A1, Wilp, binnen de gemeente Voorst.
Zak 1
Omschrijving verpakking: zilverkleurige onafgesloten plastic zak
Gewicht inhoud verpakking: 2385,27 gram
Monstername: monstername voorzien van SIN: AAMG8192NL
Uitslag kleurtest: positief MDMA.
Zak 2Omschrijving verpakking: zilverkleurige onafgesloten plastic zak
Gewicht inhoud verpakking: 2372,16 gram
Monstername: monstername voorzien van SIN: AAMG8191NL
Uitslag kleurtest: positief MDMA.
Zak 3Omschrijving verpakking: zilverkleurige onafgesloten plastic zak
Gewicht inhoud verpakking: 2376 gram
Monstername: monstername voorzien van SIN: AAMG8189NL
Uitslag kleurtest: positief MDMA.
Zak 4Omschrijving verpakking: zilverkleurige onafgesloten plastic zak
Gewicht inhoud verpakking: 2374,20 gram
Monstername: monstername voorzien van SIN: AAMG8190NL
Uitslag kleurtest: positief MDMA.
Zak 5Omschrijving verpakking: zilverkleurige onafgesloten plastic zak
Gewicht inhoud verpakking: 2364,80 gram
Monstername: monstername voorzien van SIN: AAMG8193NL
Uitslag kleurtest: positief MDMA.

3. Afzonderlijke schriftelijke bescheiden, te weten NFI-rapportages van 30 maart 2020, als bijlage opgenomen op pagina 101-105 van het proces-verbaal genummerd: PL2000-2020064770, inhoudende het verslag van [Naam 10] :

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMG8192NL tablet, grijs, uit 2385,27 gram bevat MDMA
AAMG8191NL tablet, grijs, uit 2372,16 gram bevat MDMA
AAMG8189NL tablet, grijs, uit 2376 gram bevat MDMA
AAMG8190NL tablet, grijs, uit 2374,20 gram bevat MDMA
AAMG8193NL tablet, grijs, uit 2364,80 gram bevat MDMA
Ten aanzien van feit 2:

1. De verklaring van verdachte, afgelegd bij het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, op 10 september 2020;

U, oudste rechter, vraagt mij of de woning en garage aan de [Adres] mijn eigendom zijn.
Dat klopt. [Naam 3] gebruikte een deel van de garage voor hydrodippen. Ik gebruikte de andere helft.

2. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 31-32 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2020064770, van de Landelijke Politie Eenheid, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 11] :

Op 12 maart 2020 bevond ik mij in de [Adres] Wij zouden in een woning aan de [Adres] binnentreden ter inbeslagname. Dit betrof het GBA-adres van de hoofdverdachte. Ik zag bij aankomst dat er een garagedeur openstond. Deze garage bevond zich direct onder het appartement van [Adres] Ik zag dat er voor deze garagebox twee mannen stonden. Ik vorderde van hen een geldig identiteitsbewijs ter inzage. Ik zag dat één van de mannen mij een identiteitskaart toonde. Ik zag dat deze op naam stond van [Naam 4] . Ik zag dat de andere man mij een identiteitskaart toonde. Ik zag dat dit document was afgegeven op de naam van [Naam 3] . Ik vroeg aan [Naam 4] bij welk huisnummer de garagebox hoorde. Ik hoorde [Naam 4] zeggen dat de garagebox bij [Adres] hoorde van de [Adres] . Ik hoorde [Naam 3] zeggen dat hij deze ruimte mag gebruiken van een vriend. Ik hoorde [Naam 3] zeggen dat zijn vriend [Verdachte] heet. [Naam 3] verklaarde dat alles wat tegen de linkerkant en de achterwand van de garage stond van hem was. Hierna wees hij naar de rechterzijde van de garagebox en zei dat dat niet zijn eigendommen waren maar van zijn vriend [Verdachte] . Ik zag tegen de rechterkant in deze garagebox een grote kartonnen doos. Ik kon langs de dichtgevouwen flappen in de doos kijken. Ik zag hier verschillende pakketten in. Ik zag dat deze pakketten waren verpakt in eenzelfde soort zilverfolie. Ik heb eerder op de avond een foto van de aangetroffen partij XTC-pillen gezien. Ik heb de doos geopend. Ik heb één van de zakken geopend. Ik zag een grote hoeveelheid pillen. Ik zag dat deze pillen in de vorm waren van een doodskop.

3. Het ambtsedig proces-verbaal van binnentreden in woning, opgenomen als bijlage op pagina 23-24 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2020064770, van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisant [Naam 12] :

Op 12 maart 2020 trad ik binnen in de woning aan de [Adres] (Noord-Brabant). De bewoner [Verdachte] was eerder op heterdaad aangehouden. In de garagebox werd inbeslaggenomen:
- 33 blokken MDMA kristallen;
- 12 blokken Amfetamine-pasta;
- 7 zilveren zakken met XTC-pillen.
In de woning werd inbeslaggenomen:
- 1 zakje met Cocaïnewikkels;
- 1 brok MDMA;
- 1 plastic doosje met wit poeder;
- 3 wikkels in rubberen band met drugs.

4. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage op pagina 71-74 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2020064770, van de Landelijke Eenheid Politie, opgemaakt in de wettelijke vorm en inhoudende het relaas van verbalisanten [Naam 13] en [Naam 14] :

De verdovende middelen werden gewogen, monsters afgenomen en sommige werden indicatief getest. Hieronder zal een opsomming zijn van de uitkomt hiervan.
Goednummer: PL2000-2020064770-2171394
Object: verdovende middelen;
Aantal: zeven stuks zakken met inhoud;
Verpakking: zak plastic;
Totale hoeveelheid: 16,891 kilogram bruto;
Inhoud: pillen MDMA;
De pillen MDMA zijn verdeeld over safetybags. Deze zijn voorzien van de SIN-nummers
:AAMK5912NL, AAMK5913NL, AAMK5914NL, AAMK5915NL, AAMK5916NL, AAMK5917NL en AAMK5918NL.
Goednummer: PL2000-2020064770-2171404
Object: verdovende middelen;
Aantal: twaalf;
Verpakking: zak plastic;
Totale hoeveelheid: 12,007 kilogram bruto;
Inhoud: witte Amfetamine-pasta;
De safetybags zijn voorzien van SIN-nummers: AAMK5911NL, AAMK5910NL, AAMK5909NL en AAMK5908NL.
Goednummer: PL2000-2020064770-2171395
Object: verdovende middelen;
Aantal: één;
Verpakking: zak plastic;
Totale hoeveelheid: 2.126 gram bruto;
Inhoud: MDMA;
De safetybag is voorzien van SIN-nummer: AAMK5907NL.
Goednummer: PL2000-2020064770-2171381
Object: verdovende middelen;
Aantal: één;
Verpakking: enveloppe;
Totale hoeveelheid: 11,2 gram netto;
Inhoud: Cocaïne;
De safetybag is voorzien van SIN-nummer: AAMK5903NL.

5. Afzonderlijke schriftelijke bescheiden, te weten NFI-rapportages van 27 maart 2020, als bijlage opgenomen op pagina 86-94 van het proces-verbaal genummerd PL2000-2020064770, inhoudende het verslag van [Naam 15]

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMK5918NL tablet, grijs bevat MDMA
AAMK5917NL tablet, grijs bevat MDMA
AAMK5916NL tablet, grijs bevat MDMA
AAMK5911NL pasta, wit bevat amfetamine
AAMK5910NL pasta, wit bevat amfetamine
AAMK5909NL pasta, wit bevat amfetamine
AAMK5908NL pasta, wit bevat amfetamine
AAMK5903NL poeder en brokjes uit 11,2 gram bevat cocaïne
AAMK5907NL kristalblok, bruin bevat MDMA