In deze zaak heeft eiser, na een gesprek met juristen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de aanpassing van zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Het beroep is ingesteld op 25 november 2018, maar de SVB had het bezwaar tegen het primaire besluit van 19 januari 2018 niet inhoudelijk in behandeling genomen, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank ontving het beroepschrift op 13 december 2018, maar het onderzoek ter zitting kon niet doorgaan vanwege coronamaatregelen. Partijen stemden in met een schriftelijke afhandeling van de zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 20 april 2018 elektronisch is bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn op 21 april 2018 begon en eindigde op 1 juni 2018. Het beroepschrift van eiser is pas op 25 november 2018 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve beoordeeld en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser had zelf aangegeven dat hij berichten van de SVB via de Berichtenbox wilde ontvangen, en het was zijn verantwoordelijkheid om toegang te behouden tot deze digitale post.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB niet verplicht was om het besluit opnieuw per post te verzenden, en dat de redenen die eiser aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid te voorkomen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op 23 september 2020.