ECLI:NL:RBZWB:2020:4545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
02-058225-20; 02-274434-19 (gev ttz); 02-800500-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Meeuwisse
  • A. Haesen
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere scooterdiefstallen en pogingen tot diefstal met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van zes scooterdiefstallen, waarvan vijf met braak en twee pogingen tot diefstal uit een schuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een eerdere veroordeling en schorsing van zijn voorlopige hechtenis, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De feiten vonden plaats in de periode van december 2019 tot en met februari 2020, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verdachte deels vrijgesproken van de primair ten laste gelegde heling, maar hem wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal met braak. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd, met bijzondere voorwaarden, en de vordering tot tenuitvoerlegging van 66 dagen jeugddetentie toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-058225-20; 02-274434-19 (gev ttz); 02-800500-18 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2020
in de strafzaak tegen de minderjarige
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 2004 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 10 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan terecht ter zake dat:
02-058225-20
1.
hij op of omstreeks 22/23 februari 2020 te Tholen een bromfiets
(BTC Riva, ktk [Kenteken 1] ) toebehorende aan [Slachtoffer 1] , althans een ander dan
verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk
toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 04 maart 2020 tot
en met 05 maart 2020 te Tholen, een goed te weten een bromfiets
(merk/type Btc Riva, kenteken [Kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 1]
)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter (BTC Riva, kenteken [Kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen scooter onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 1]
)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter (BTC Riva, kenteken [Kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 2] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen scooter onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter (Piaggio Vespa Sprint, kenteken [Kenteken 4] ), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 3] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) goed(eren) van
zijn gading, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 6] en/of
[Slachtoffer 7] , weg te nemen in/uit een schuur (gelegen op/aan
[Straatnaam 3] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking met een of meer van
zijn mededader(s), althans alleen, bij die schuur naar binnen hebben
gekeken en/of aan de deur van die schuur hebben gevoeld en/of de
deur van de schuur getracht te openen en/of tegen de deur van de
schuur hebben getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 3] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een
deur(klink) (van een schuur) en/of een ruit (van een schuur), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [Slachtoffer 6] en/of
[Slachtoffer 7] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
6.
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 4] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter
(Toscana, kenteken [Kenteken 5] ), dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 8]
en/of [Slachtoffer 7] , weg te nemen in/uit een schuur (gelegen
op/aan [Straatnaam 4] ) met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf, te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, bij
die schuur naar binnen hebben gekeken en/of aan de deur van die
schuur hebben gevoeld en/of de deur van de schuur getracht te openen
en/of tegen de deur van de schuur hebben getrapt/geschopt en/of (een)
ruit(en) van de schuur hebben vernield/ingeslagen en/of de kap van de
voornoemde scooter hebben vernield en/of losgetrokken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 4] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een
scooter (Toscana, kenteken [Kenteken 5] ) en/of een ruit (van een schuur), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [Slachtoffer 8] en/of
[Slachtoffer 7] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7.
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 5] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een scooter (BTC Riva, kenteken
[Kenteken 6] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[Slachtoffer 9] en/of [Slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen scooter onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 5] ), tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een
scooter (BTC Riva, kenteken [Kenteken 6] ) en/of een ruit (van een schuur),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [Slachtoffer 9] en/of
[Slachtoffer 7] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
02-274434-19
8.
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom,
een goed te weten een bromfiets heeft verworven, voorhanden gehad,
en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Bergen op Zoom
een bromfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 10] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen bromfiets onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De rechtbank heeft de feiten van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal hieronder bij de beoordeling van het bewijs van de feiten slechts deze nummering hanteren en niet daarbij
steeds de parketnummers noemen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de deels bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie vindt de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte] geloofwaardig, nu die niet alleen verdachte, maar ook zichzelf belast met zijn verklaring en deze verklaring op belangrijke punten wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier. In de gevallen waarbij een primair en subsidiair feit ten laste is gelegd, acht de officier van justitie telkens het primaire feit wettig en overtuigend bewezen. Verder acht de officier van justitie telkens het medeplegen bewezen ten aanzien van de feiten waarbij dit ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, nu verdachte deze feiten ontkent en de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte] ten aanzien van deze feiten niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De feiten 1, 5, 6,7 en 8 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1, 5, 6 en 7
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1, primair, en de feiten 5, 6 en 7 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Feit 1
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020; [1]
- de aangifte van [Naam 1] namens [Slachtoffer 1] van 26 februari 2020. [2]
Feit 5
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020; [3]
- de aangifte van [Slachtoffer 6] van 21 december 2019; [4]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 3] Bergen op Zoom) van 21 december 2019; [5]
Feit 6
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020; [6]
- de aangifte van [Slachtoffer 8] namens [Slachtoffer 7] van 21 december 2019; [7]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 4] Bergen op Zoom) van 21 december 2019; [8]
Feit 7
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020; [9]
- de aangifte van [Naam 2] namens [Slachtoffer 7] en [Slachtoffer 9] van 21 december 2019; [10]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 4] Bergen op Zoom) van 21 december 2019. [11]
Feit 2, 3, 4 en 8
Aangevers [Slachtoffer 2] (feit 2) en [Slachtoffer 3] (feit 3) hebben aangifte gedaan van diefstal van hun scooters, respectievelijk een bruine BTC Riva met kenteken [Kenteken 2] en een bronskleurige BTC Riva met kenteken [Kenteken 3] . Beide scooters zijn op 21 december 2019 tussen 01:00 uur en 06:00 uur van de oprit op hun adres aan de [Straatnaam 1] in Bergen op Zoom gestolen. [12] + [13]
Aangever [Slachtoffer 4] (feit 4) heeft aangifte gedaan van diefstal van de scooter van [Slachtoffer 5] , een Piaggio Vespa Sprint met kenteken [Kenteken 4] . De scooter is in de nacht van 20 op 21 december 2019 tussen 01:00 uur ’s nachts en 10:00 uur ’s ochtends gestolen van de oprit van het adres [Straatnaam 2] te Bergen op Zoom. [14]
Aangever [Slachtoffer 10] (feit 8) heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn snorfiets, een Piaggio Zip met kenteken [Kenteken 7] . De snorfiets stond op 20 december 2019 omstreeks 23:00 uur nog slotvast en onbeschadigd op de [Straatnaam 6] en op 21 december 2019 om 18:00 uur zag aangever dat een jongen genaamd [Verdachte] , die hiervoor door de politie is aangehouden, op de snorfiets reed. Aangever zag veel schade aan zijn snorfiets. [15]
Medeverdachte [Medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de nacht van 20 op 21 december 2019 samen met verdachte scooters heeft gestolen op de Bergse Plaat in Bergen op Zoom, waaronder een zwarte Zip op de Stelleweg, een grijskleurige Vespa en een champagnekleurige Riva. Verdachte is bij de zwarte Zip met een klauwhamer en schroevendraaier aan de scooter bezig geweest en heeft het slot eruit gerukt. Verdachte is uren bezig geweest met meerdere scooters. De twee Riva’s stonden op een oprit geparkeerd, de Vespa en de Zip voor de voordeur. [16] Medeverdachte [Medeverdachte] heeft aan de politie de adressen aangewezen waar de scooters zijn gestolen. Hij heeft aangewezen dat er twee Riva scooters zijn weggenomen bij de [Straatnaam 1] , een zwarte Vespa op de [Straatnaam 2] en een Piaggio Zip op de [Straatnaam 6] , allen te Bergen op Zoom. [17] Dit betreffen de adressen van de aangevers van de feiten 2, 3, 4 en 8. Ook de merken van de scooters die volgens [Medeverdachte] op de desbetreffende adressen zijn weggenomen, stemmen overeen met wat de aangevers hierover hebben verklaard.
De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte] geloofwaardig, enerzijds omdat hij niet alleen belastend verklaart over verdachte, maar ook over zichzelf, en anderzijds omdat zijn verklaring op onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier, bijvoorbeeld door de verklaring van verdachte zelf, die heeft bekend dat hij die avond samen met [Medeverdachte] scooters aan het stelen was en samen de feiten 5, 6 en 7 heeft gepleegd. [18]
De verklaring van verdachte, dat hij niet betrokken is geweest bij de diefstal van de scooters, acht de rechtbank daarentegen niet geloofwaardig, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Gebleken is dat op camerabeelden van de Princesseplaat van 21 december 2019 omstreeks 00.35 uur een drietal jongens is te zien, die langs schuurtjes lopen en aan deuren voelen. [19] [Medeverdachte] en verdachte worden herkend op deze beelden [20] en verdachte heeft zelf bekend in verschillende schuurtjes op de Princesseplaat te hebben ingebroken. [21] Verdachte was omstreeks 00:35 uur dus samen met medeverdachte [Medeverdachte] . De scooters van beide aangevers [Slachtoffer 2] en aangever [Slachtoffer 4] zijn volgens hun verklaringen na 01:00 uur weggenomen. De verklaring van verdachte dat de scooters van [Slachtoffer 2] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 10] mogelijk vóór 00:35 uur door medeverdachte [Medeverdachte] zijn weggenomen, acht de rechtbank daarom niet aannemelijk. Daarnaast zijn op de telefoon van medeverdachte [Medeverdachte] filmpjes aangetroffen van 21 december 2019 van 04:28 en 04:42 uur, waarop verdachte is te zien. [22] Verdachte was op die tijdstippen dus ook samen met medeverdachte [Medeverdachte] en de rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [Medeverdachte] dat hij en verdachte de betreffende scooters die avond samen hebben gestolen. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat verdachte op 21 december 2019 zelf is aangetroffen op een van de gestolen scooters. [23]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een of meer anderen de hiervoor genoemde scooters heeft gestolen door middel van verbreking.
Ten aanzien van feit 8 overweegt de rechtbank dat zij, gelet op het voorgaande, zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen acht, nu verdachte de bromfiets ook voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze bromfiets wist dat deze van diefstal afkomstig was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op of omstreeks 22/23 februari 2020 te Tholen een bromfiets
(BTC Riva, ktk [Kenteken 1] ) toebehorende aan [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 1]
) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een scooter (BTC Riva, kenteken [Kenteken 2] ),
dietoebehoorde aan [Slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen scooter onder
hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 1]
) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een scooter (BTC Riva, kenteken [Kenteken 3] ),
dietoebehoorde aan [Slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen scooter onder
hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
4.
op of omstreeks 21 december 2019 te Bergen op Zoom ( [Straatnaam 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een scooter (Piaggio Vespa Sprint, kenteken [Kenteken 4] ),
dietoebehoorde aan [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik
hebben gebracht door middel van verbreking;
5.
in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 3] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte
en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) goed(eren) van
zijn gading,
die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde
(n), te weten aan [Slachtoffer 6] en/of
[Slachtoffer 7] , weg te nemen uit een schuur (gelegen aan
[Straatnaam 3] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder hun bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking met een of meer van
zijn mededader(s), bij die schuur naar binnen hebben
gekeken en aan de deur van die schuur hebben gevoeld en de
deur van de schuur getracht te openen en tegen de deur van de
schuur hebben getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 4] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte
en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter
(Toscana, kenteken [Kenteken 5] ),
diegeheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 8]
en/of [Slachtoffer 7] , weg te nemen uit een schuur (gelegen
op/aan [Straatnaam 4] ) met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf, te verschaffen en/of dat weg te nemen goed
onder hun bereik te brengen door middel van braak en
verbreking met een of meer van zijn mededader(s), bij
die schuur naar binnen hebben gekeken en aan de deur van die
schuur hebben gevoeld en/of de deur van de schuur getracht te openen
en/of tegen de deur van de schuur hebben getrapt/geschopt en een
ruit van de schuur hebben vernield en de kap van de
voornoemde scooter hebben vernield, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
in of omstreeks 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 te
Bergen op Zoom ( [Straatnaam 5] ) tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, een scooter (BTC Riva, kenteken
[Kenteken 6] ),
dietoebehoorde aan
[Slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebben verschaft en die weg te nemen scooter onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en verbreking;
8.
op 21 december 2019 te Bergen op Zoom,
een bromfiets voorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 20 december 2019 te Bergen op Zoom
een bromfiets,
dietoebehoorde aan [Slachtoffer 10] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen bromfiets onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7 zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat zowel het primair onder 8 ten laste gelegde feit, te weten het voorhanden hebben van het goed, als het subsidiair onder 8 ten laste gelegde feit, te weten de wederrechtelijke toe-eigening van het goed, bewezen kunnen worden verklaard.
Volgens vaste jurisprudentie geldt dat helingshandelingen ten aanzien van een goed dat de verdachte door een zelf begaan misdrijf in bezit heeft gekregen niet kunnen worden aangemerkt als een in artikel 416 Sr strafbaar gesteld feit. Een veroordeling ter zake van heling is dan ook uitgesloten in de hier aan de orde zijnde situatie waarin de inhoud van de bewijsmiddelen dwingt tot de gevolgtrekking dat het verdachte zelf is geweest die de scooter door diefstal heeft verkregen. Ter zake van het primaire feit volgt dan ook ontslag van rechtsvervolging, omdat het bewezen feit niet gekwalificeerd kan worden. Verdachte zal worden veroordeeld op grond van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het ten aanzien van feit 8 subsidiair bewezen verklaarde levert op: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur gelijk aan het voorarrest, dat zij heeft becijferd op 74 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd, met in aanvulling daarop de bijzondere voorwaarden dat verdachte andere aanwijzingen betreffende het gedrag dient op te volgen voor zover de jeugdreclassering dat nodig vindt, alsmede elektronisch toezicht tot een eventuele plaatsing bij Amarant. Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte ondanks een eerdere veroordeling en schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De door de officier gevorderde straf staat niet in verhouding tot de ernst van de feiten. De verdediging is van mening dat met een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen kan worden volstaan, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes diefstallen van een scooter, waarvan vijf met braak en/of verbreking, en daarnaast nog twee pogingen tot diefstal met braak en/of verbreking. Het grootste deel van deze feiten heeft hij samen met een of meer ander(en) gepleegd. Dergelijke feiten veroorzaken doorgaans overlast en onrustgevoelens en brengen voor de slachtoffers financiële schade met zich mee.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf kennis genomen van het strafblad d.d. 22 mei 2020 van verdachte, waaruit volgt dat hij op 7 juni 2019 is veroordeeld voor gelijksoortige strafbare feiten tot een jeugddetentie van 207 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, die nog loopt tot 21 juni 2021.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten en adviezen van de Raad en in het bijzonder het advies van 25 mei 2020 en de toelichting hierop ter zitting. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van kindeigen problematiek en dat de situatie van verdachte – sinds de eerste betrokkenheid van de Raad in mei 2018 – weinig is veranderd. Om verdere problemen te voorkomen is het belangrijk dat de omgeving van verdachte wordt aangepast aan zijn mogelijkheden en beperkingen en de Raad verwacht dat Stichting OpenDoor deze aangepaste omgeving voor een heel groot deel zal kunnen bieden. Hierbij denkt de Raad ook aan traumabehandeling en assertiviteitstraining. Verdachte stelt zich gemotiveerd op voor het traject bij Stichting OpenDoor. De vraag is in hoeverre de moeder van verdachte in staat is om zich te houden aan het mogelijk strakke plan van Stichting OpenDoor, nu voorstelbaar is dat haar draagkracht minder is geworden door de jarenlange hulpverlening in verschillende vormen die niet tot verbetering heeft geleid. Van belang is daarom dat het zicht en de controle op verdachte voor het grootste deel bij Stichting OpenDoor ligt. Op dit moment is onduidelijk wanneer plaatsing van verdachte bij Amarant mogelijk is. De focus dient op dit moment te liggen bij het doen slagen van het traject bij Stichting OpenDoor. De jeugdreclassering kan vervolgens aan de hand van de resultaten van het traject bij Stichting OpenDoor beoordelen of plaatsing bij Amarant nog noodzakelijk is zodra er een plaats beschikbaar is. De Raad is van mening dat het strafrechtelijke kader niet het juiste kader is om de zorgen over verdachte weg te nemen en dat in de mate van straf rekening mag worden gehouden met de omstandigheid dat het delictgedrag van verdachte samenhangt met zijn persoonlijke problematiek. De Raad adviseert om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de periode van zijn voorarrest, met een beperkte deels voorwaardelijke werkstraf en een jeugdreclasseringsmaatregel, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte actief meewerkt aan het traject bij Stichting OpenDoor, waarbij de Raad denkt aan dagbesteding, invulling van zijn vrijetijdsbesteding in de vorm van bijvoorbeeld sport zoals bij Stichting OpenDoor als ook een assertiviteitstraining en traumabehandeling, en actief meewerkt aan hulpverlening zoals deze door de jeugdreclassering nodig wordt geacht waarbij gedacht kan aan een eventuele plaatsing bij een instelling zoals Amarant.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de ter zitting verstrekte informatie namens de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting (hierna: de jeugdreclassering) en Stichting OpenDoor.
De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte een positieve vooruitgang laat zien in het traject bij OpenDoor. Vanuit de gemeente is het aantal uren aan jeugdhulp bepaald op in totaal 12 uur per week, terwijl de jeugdreclassering 24 uur per week noodzakelijk vindt, zodat er ook aan onderwijs kan worden gewerkt. Hierover is de jeugdreclassering nog in overleg met de gemeente. Op dit moment ondergaat verdachte nog elektronische controle en houdt hij zich aan de afspraken. De elektronische controle is daar helpend bij. De jeugdreclassering heeft er wel zorgen over of het traject goed blijft gaan indien er geen sprake meer is van elektronische controle, omdat de beïnvloedbaarheid van verdachte en het maken van juiste keuzes een groot probleem is. In het verleden is gebleken dat indien verdachte (enige) vrijheid wordt geboden, hij hier niet mee om kon gaan en zich niet aan afspraken hield en verkeerde keuzes maakte. Daarvoor heeft hij behandeling nodig. Het heeft de voorkeur van de jeugdreclassering dat de elektronische controle ook na een veroordeling nog enige maanden door blijft lopen en dat deze controle langzaam wordt afgebouwd als het vertrouwen in verdachte toeneemt.
Stichting OpenDoor heeft aangegeven dat verdachte zich inzet en dat zij denkt dat zij verdachte de noodzakelijke structuur en duidelijkheid kunnen bieden om vooruit te kunnen. Stichting OpenDoor kan een totaalpakket aan verdachte bieden om hem te begeleiden. Volgens Stichting OpenDoor zou verdachte er baat bij hebben dat hij vijf dagen per week begeleid wordt en dat het aantal uren wordt uitgebreid.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een jeugddetentie passend en geboden is. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de ernst en de hoeveelheid van de feiten, de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd en het strafblad van verdachte. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij, ondanks dat hij in een proeftijd liep én tot twee keer toe geschorst was uit de voorlopige hechtenis, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd en weegt dit bij het bepalen van de straf in het nadeel van verdachte mee. De forse waarschuwing en de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden die hem bij een eerdere veroordeling zijn opgelegd, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte een nuttige dagbesteding heeft en een passende behandeling krijgt voor zijn problematiek om het recidiverisico te beperken. Het traject bij Stichting OpenDoor, waar verdachte recent mee is gestart, lijkt hiertoe op dit moment het meest geschikt, gelet op het advies van de Raad en zolang er nog geen passende plek is waar verdachte kan verblijven. Gelet op de toelichting van de Raad, de jeugdreclassering en Stichting OpenDoor ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat van belang is dat verdachte deelneemt aan dit traject gedurende zoveel uren per week als de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 67 dagen opleggen, die volgens de berekening van de rechtbank gelijk is aan de duur van het voorarrest dat verdachte heeft ondergaan voor de ten laste gelegde feiten. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van 33 dagen opleggen, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat verdachte actief meewerkt aan het traject bij Stichting OpenDoor (of een soortgelijke instelling) gedurende zoveel uren per week als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt dagbesteding, invulling van zijn vrijetijdsbesteding in de vorm van bijvoorbeeld sport, als ook een assertiviteitstraining, scholing en traumabehandeling, alsmede dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal hebben met medeverdachte [Medeverdachte] .
De rechtbank zal de geadviseerde voorwaarde omtrent plaatsing bij Amarant niet opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit een maatregel die in het civiele kader door middel van een verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing dient te worden verzocht, indien dit door de GI, die de ondertoezichtstelling uitvoert, op enig moment noodzakelijk wordt geacht, en in dat kader door de kinderrechter moet worden beoordeeld.

7.De benadeelde partijen

[Naam 3]
De benadeelde partij [Naam 3] vordert een schadevergoeding van € 134,66 voor een feit waarvoor verdachte onder parketnummer 02-274434-19 in voorarrest heeft gezeten, maar dat uiteindelijk niet aan verdachte is ten laste gelegd.
De officier van justitie en de verdediging concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
Nu het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan verdachte ten laste is gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[Slachtoffer 9]
De benadeelde partij [Slachtoffer 9] vordert een schadevergoeding van € 174,69 voor feit 7, bestaande uit materiële schade, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie en de verdediging concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
De benadeelde partij heeft haar vordering tot schadevergoeding niet door middel van stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.Het beslag

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de in beslag genomen voorwerpen, twee paar handschoenen, verbeurd kunnen worden verklaard. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans onbekend is wie als rechthebbende kan worden aangemerkt en niet is gebleken dat de voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurd verklaring of onttrekking aan het verkeer.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 66 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 7 juni 2019 en tot verlenging van de proeftijd met een jaar. De officier van justitie is van mening dat de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie het hulpverleningstraject van verdachte zou doorkruisen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd moet worden verlengd met een jaar.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen, nu verdachte – terwijl hij in een proeftijd liep én geschorst was uit zijn voorlopige hechtenis voor de verdenking van een ander strafbaar feit – meerdere nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd op verschillende data. De proeftijd heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw meerdere strafbare feiten te plegen. Verlenging van de proeftijd acht de rechtbank om die reden niet passend. Ook in de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen. Verdachte gaat op dit moment niet naar school en het hulpverleningstraject bij Stichting OpenDoor is pas recent gestart en ziet op dit moment vooral op dagbesteding, waardoor een behandelingstraject (nog) niet wordt doorkruist. De rechtbank gaat ervan uit dat dit traject na de jeugddetentie kan worden hervat of opnieuw kan worden opgestart.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair onder 8 bewezen verklaarde geen strafbaar feit is en
ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Diefstal;
feit 2:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 4:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5 primair:Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 6 primair:Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 7 primair:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 8 subsidiair:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 67 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- stelt vast dat verdachte deze onvoorwaardelijke jeugddetentie reeds heeft ondergaan;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte actief meewerkt aan het traject bij Stichting OpenDoor of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling aan de jeugdreclassering, gedurende zoveel uren per week als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt
scholing, dagbesteding, invulling van zijn vrijetijdsbesteding in de vorm van bijvoorbeeld sport als ook een assertiviteitstraining en traumabehandeling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [Medeverdachte] , geboren op [Geboortedag medeverdachte] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte] , wonende te [Adres medeverdachte]
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
  • 2 STK Handschoen; G2120195 Karrimor;
  • 2 STK Handschoen (G2120207) The North Face;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 7 juni 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-800500-18
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een jeugddetentie van 66 dagenindien het veroordelend vonnis met parketnummer 02-058225-20 onherroepelijk is;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [Naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in parketnummer 02-058225-20.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meeuwisse, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Haesen en mr. Dijkman, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juni 2020.
Mr. Haesen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Politie Eenheid Zeeland – West-Brabant, District de Markiezaten, nummer PL2000-2020059815 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 54.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 1] namens [Slachtoffer 1] van 26 februari 2020, pagina 37 tot en met 40,
3.De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020,
4.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 6] van 21 december 2019, pagina 45 en 46,
5.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 3] Bergen op Zoom) van 21 december 2019, pagina 47 en 48,
6.De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020,
7.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 8] namens [Slachtoffer 7] van 21 december 2019, pagina 49 en 50,
8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 4] Bergen op Zoom) van 21 december 2019, pagina 51 en 52,
9.De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2020,
10.Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 2] namens [Slachtoffer 7] en [Slachtoffer 9] van 21 december 2019, pagina 53 tot en met 55,
11.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [Straatnaam 4] Bergen op Zoom) van 21 december 2019, pagina 56 en 57,
12.Proces-verbaal van afschrift van aangifte van [Slachtoffer 2] van 25 december 2019, pagina 12 en 13,
13.Proces-verbaal van afschrift van aangifte van [Slachtoffer 3] van 25 december 2019, pagina 14 en 15,
14.Proces-verbaal van afschrift van aangifte van [Slachtoffer 4] d.d. 25-12-2019, pagina 18 en 19,
15.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 10] van 21 december 2019, pagina 20 tot en met 22,
16.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [Medeverdachte] , pagina 228, alinea 9, pagina 229, alinea 4 en 5, pagina 230, alinea 3 en 4,
17.Proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2020, pagina 58, alinea 1
18.Verklaring van verdachte ter zitting van 10 juni 2020,
19.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2020, pagina 61,
20.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2020, pagina 61A,
21.Verklaring van verdachte ter zitting van 10 juni 2020,
22.Proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2020, pagina 120,
23.Proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, pagina 9, alinea 1 tot en met 4.