ECLI:NL:RBZWB:2020:4600

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8702108 VV EXPL 20-63
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming toegewezen wegens verboden onderverhuur en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder, [eiseres], en een gedaagde, [gedaagde], die niet is verschenen. De eiseres vorderde ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte en betaling van huurachterstand. De eiseres stelde dat gedaagde in strijd met de huurovereenkomst het gehuurde had onderverhuurd en dat er een huurachterstand was van drie maanden. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde ernstig tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, wat leidde tot de conclusie dat de vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand toewijsbaar was. De kantonrechter wees de vordering toe, met inachtneming van de wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het geding. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8702108 VV EXPL 20-63
vonnis in kort geding d.d. 29 september 2020
inzake
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.M. Molkenboer,
hierna te noemen: [eiseres] ,
tegen
[gedaagde] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats zowel binnen als buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen,
hierna te noemen: [gedaagde] .

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 21 augustus 2020 met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Ter zitting was aanwezig namens [eiseres] mr. J.M. Molkenboer, voornoemd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

2.1
[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om
- tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 3.150,00 aan huurachterstand en een bedrag van € 315,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
- binnen 48 uur dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, althans met zodanige voorwaarden en termijnen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, de onroerende zaak gelegen te [woonplaats 2] aan het adres [adres] , met de afgifte van sleutels aan [eiseres] , met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden,
met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [eiseres] verhuurt met ingang van 1 mei 2020 aan [gedaagde] de woonruimte gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats 3] tegen een huurprijs van € 1.050,00 per maand, telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand te voldoen.
- Op grond van artikel 12.13 van de huurovereenkomst is het niet toegestaan om het gehuurde onder te verhuren.
- Op 11 juni 2020 is betreffende de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats 3] een huurovereenkomst gesloten tussen mevrouw [naam 2] en ene mevrouw [voornaam] [gedaagde] .
- Per e-mailbericht d.d. 29 juli 2020 is door [naam 3] aan [naam 4] , het volgende bericht:
“Volgens mij wordt er opgelicht met het adres [adres] (mijn onderburen), er stonden vandaag 3 koppels aan de deur die alle 3 een contract hadden getekend voor [huisnummer] en vandaag de sleutel zouden krijgen, ze hadden ieder ook al een maand huur en borg betaald, dus allen voor hetzelfde adres. Degene die de sleutel zou komen brengen kwam niet opdagen en was telefonisch niet bereikbaar, enkele weken geleden eenzelfde verhaal met twee jongens die bij mij aanbelden.”
3.2
[eiseres] vordert in rechte ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst, waaronder zijn verplichting om het gehuurde niet onder te verhuren. Daarnaast heeft hij niet voldaan aan de verplichting om de huur over de maanden juni, juli en augustus 2020 te voldoen. [eiseres] stelt dat de bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst waarschijnlijk zal worden toegewezen en dat zij er belang bij heeft om de woonruimte op korte termijn te ontruimen, zodat het gehuurde aan derden kan worden verhuurd.
3.3
De kantonrechter oordeelt als volgt.
3.4
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard – met inachtneming van de wettelijke termijnen en formaliteiten –, niet rechtsgeldig verschenen. Evenmin is anderszins van hem vernomen. Daarom is tegen [gedaagde] verstek verleend.
3.5
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of op grond van een gestelde tekortkoming in de nakoming van een huurovereenkomst als voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, grote terughoudendheid dient te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt. Daarbij komt dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, de vordering zal toewijzen, terwijl het bovendien moet gaan om een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
3.6
Als voldoende gesteld en niet weersproken staat vast dat [gedaagde] zijn woning heeft geprobeerd te verhuren aan diverse derden onder betaling van een maand huur en borg, waarna het gehuurde telkens niet daadwerkelijk ter beschikking is gesteld. Dit blijkt ook uit het door [eiseres] als productie 3 bij de dagvaarding in het geding gebrachte e-mailbericht van een bewoner boven het gehuurde. Daarnaast is door [gedaagde] onweersproken gebleven dat sprake is van een huurachterstand van drie maanden.
3.7
Op grond van het voorgaande is het naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Daarnaast geldt dat het door de structurele en ernstige tekortkoming uiterst waarschijnlijk is dat een bodemrechter, als het geschil aan hem wordt voorgelegd, de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Tot slot is de kantonrechter van oordeel de ernst van de tekortkoming zodanig is dat een beslissing in een eventuele bodemzaak niet kan worden afgewacht. Een en ander brengt mee dat de gevorderde ontruiming op de in de beslissing weergegeven wijze zal worden toegewezen, alsook de gevorderde huurachterstand.
3.8
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen.
3.9
De kantonrechter zal aan de betekening van het vonnis de voorwaarde verbinden dat naast openbare betekening tevens betekening dient plaats te vinden op het adres van het gehuurde, nu dit adres in de huurovereenkomst als gekozen woonplaats voor [gedaagde] is vermeld.
3.1
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding. Deze kosten worden tot op heden begroot op een bedrag van € 1.064,09, bestaande uit € 499,00 aan griffierecht, € 85,09 aan dagvaardingskosten en
€ 480,00 aan gemachtigdensalaris.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van het de dezen te wijzen
vonnis de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats 3] , met de afgifte van de sleutels aan [eiseres] , met al het zijnen en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
21 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 315,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.064,09, daarin begrepen een bedrag van € 480,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiseres] ;
verbindt als voorwaarde aan de betekening van dit vonnis dat zowel openbare betekening plaatsvindt als betekening aan het adres [adres] te (4811 GC) [woonplaats 3] ;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Boeder en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2020.