Op 29 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek van een verzoeker, statutair gevestigd te Nuth. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 14 september 2020 en betrof de rechter mr. [voorl.] Hertsig, die belast was met de behandeling van een beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt tijdens een zitting op 3 september 2020, waar de rechter zonder eigen onderzoek een interactie had met de verweerder en de ontvankelijkheid van de verzoeker niet relevant achtte. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker 11 dagen na de zitting het verzoek indiende, terwijl de feiten die tot het verzoek leidden eerder bekend waren. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.