ECLI:NL:RBZWB:2020:4646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
8736497 VV EXPL 20-67
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in kort geding betreffende sluiting en ontruiming van een kapsalon

In deze zaak heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van eisers, die een voorlopige voorziening vroegen voor de sluiting en ontruiming van een kapsalon. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, vorderden onder andere dat gedaagden zouden worden veroordeeld tot sluiting van de kapsalon en ontruiming van de inventaris. De gedaagden voerden aan dat de kantonrechter niet bevoegd was, omdat het ging om een vordering van onbepaalde waarde. De kantonrechter overwoog dat er geen duidelijke aanwijzing was dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigde dan € 25.000,-, wat volgens de wet vereist is voor de bevoegdheid van de kantonrechter. De kantonrechter heeft daarom de zaak verwezen naar de voorzieningenrechter van team Civiel, Cluster II voor Civiele handelszaken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De eisers dienen zich na verwijzing te laten vertegenwoordigen door een advocaat, terwijl gedaagden geen verplichte procesvertegenwoordiging hebben. De overige stellingen en verweren van partijen zijn niet verder besproken, aangezien de kantonrechter zich onbevoegd achtte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 8736497 VV EXPL 20-67
vonnis in kort geding d.d. 24 september 2020
inzake

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
eisers,
gemachtigde: [naam A] ,
tegen

1.[gedaagde 1]

2.
[gedaagde 2] ,
beiden wonende te [adres] ,
gedaagden,
gemachtigde: [naam B] .

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding met producties;
de conclusie van antwoord met producties;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. Op de zitting waren aanwezig eisers, bijgestaan door dhr. [naam A] voornoemd, alsmede gedaagden, bijgestaan door dhr. [naam B] voornoemd. De gemachtigde van eisers heeft ter gelegenheid van de zitting pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Eisers vordert om bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Gedaagden te veroordelen, op straffe van een (hoofdelijk) te verbeuren dwangsom ad € 5.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt,
I. om met onmiddellijke ingang de kapsalon definitief te sluiten, en
II. de kapsalon geheel te ontruimen en van alle inventaris en benodigdheden voor de uitoefening van het kappersvak, haarverzorging en Wellness overige dienstverlening te ontdoen.
- Gedaagden hoofdelijk, des de een betaalt de ander zal bevrijden, te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.2.
Gedaagden voeren als meest verstrekkende verweer dat de kantonrechter in dit geval – kort gezegd – niet bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. In deze zaak gaat het niet om een concrete geldvordering, maar om een vordering van onbepaalde waarde. De kantonrechter is volgens de wet enkel bevoegd om van deze zaken kennis te nemen, als er een duidelijk aanwijzing bestaat dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,- (zie artikel 93 lid b Rv). In dit geval bestaat zo’n aanwijzing niet. Het is voor de kantonrechter namelijk niet duidelijk over welke bedragen het gaat als de kapsalon zou moeten worden gesloten en zou moeten worden ontruimd. Daarbij valt ook de opmerking, die de gemachtigde van eisers op de zitting heeft gemaakt, dat de vordering wordt beperkt tot een bedrag van € 25.000,-, in dit geval niet te rijmen met de vordering tot sluiting en ontruiming van de kapsalon. De gemachtigde van eisers heeft vervolgens op de zitting gevraagd om dit kort geding te verwijzen volgens artikel 71 Rv.
2.4.
De kantonrechter acht zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen en zal dan ook ingevolge het eerste lid van artikel 71 Rv de zaak, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwijzen naar de voorzieningenrechter van team Civiel, Cluster II voor Civiele handelszaken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat in dit geval eisers zich na verwijzing dienen te laten vertegenwoordigen door een advocaat. Tevens zal (een hoger) bedrag aan griffierecht in rekening worden gebracht. Ook aan gedaagden zal alsdan griffierecht in rekening worden gebracht, maar voor hen geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.
2.6.
Nu de kantonrechter zich onbevoegd acht van de zaak kennis te nemen en de zaak wordt verwezen, zullen de overige stellingen en verweren van partijen hier niet verder worden besproken.

3.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van eisers kennis te nemen;
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de voorzieningenrechter van rechtbank Zeeland-West-Brabant, team handelsrecht, aan de Stationslaan 10 te Breda (postbus 8727, 4820 BA), waar partijen kunnen voortprocederen, nadat namens eisers zich een advocaat heeft gesteld en een nieuwe zittingsdatum bij de rechtbank is aangevraagd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2020.