ECLI:NL:RBZWB:2020:4788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
02-041697-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Speekenbrink
  • mr. Kooijman
  • mr. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door ex-partner met mes

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd zijn (ex-)partner op 15 februari 2020 in Kaatsheuvel te hebben geprobeerd te doden door haar met een mes te steken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat de verdachte met een groot mes met kracht heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een klaplong en een geperforeerde lever. De rechtbank hield rekening met de voorgeschiedenis van de verdachte en de over hem uitgebracht rapporten, en kwam tot een hogere straf dan de officier van justitie had geëist. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en er werd een contactverbod opgelegd. Daarnaast werd er een bedrag van € 10.000,-- aan smartengeld toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/041697-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd in P.I. Grave
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 februari 2020 te Kaatsheuvel heeft geprobeerd al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij] (zijn (ex-)partner) van het leven te beroven door haar vijf keer te steken met een mes.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om verdachte vrij te spreken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachten rade. De officier van justitie acht de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen.
Het handelen van verdachte, te weten: het pakken van een groot vleesmes uit de keukenlade en het in ieder geval vijf keer met dit mes te steken in het bovenlichaam van aangeefster is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het overlijden van aangeefster.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de verklaringen van verdachte als uitgangspunt dienen te worden genomen en verzoekt om de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar buiten beschouwing te laten, nu aangeefster op punten aantoonbaar onjuist heeft verklaard.
Verder is de verdediging van mening dat er bij verdachte geen vooropgezet plan bestond om aangeefster van het leven te beroven en dat het bestanddeel met voorbedachten rade dus niet bewezen kan worden verklaard. Verder meent de verdediging dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de poging tot levensberoving.
Door alle onduidelijkheid omtrent de feitelijke toedracht in de slaapkamer kan niet worden aangenomen dat het handelen van verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm aan te merken is als een op de dood van aangeefster gericht handelen. Bovendien kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangeefster. De verdediging verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord en de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich op 15 februari 2020 naar de woning van zijn ouders in Kaatsheuvel heeft begeven, terwijl hij wist dat aangeefster, zijn ex-vrouw, daar sliep. Vervolgens heeft verdachte uit de keukenlade een mes gepakt en is met het mes in zijn hand naar boven gelopen naar de slaapkamer waar aangeefster sliep. In die slaapkamer heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Verdachte heeft zijn ex-vrouw daarbij met een mes in ieder geval vijf steekwonden in haar bovenlichaam toegebracht. Uit de letselverklaring blijkt onder meer dat aangeefster is gestoken in haar borst, buik, rug en arm. Ten gevolge van de door verdachte toegebrachte diepe messteken in de borst en buik heeft zij een klaplong opgelopen en is haar lever geperforeerd. Daarvoor heeft zij een spoedoperatie moeten ondergaan. Verder heeft zij over het hele bovenlichaam grotere en kleinere verwondingen.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren van wat voor soort mes hij gebruik heeft gemaakt, stelt de rechtbank op basis van de verwondingen bij aangeefster en de verklaring van verdachte vast dat sprake moet zijn geweest van een groot mes. Uit de diepe steekverwondingen bij aangeefster kan immers worden afgeleid dat gebruik is gemaakt van een mes met een groot lemmet. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij uit de keukenlade in de woning van zijn ouders het mes heeft gepakt. Na afloop heeft de vader van verdachte het mes uit zijn handen gepakt en in de wasbak gegooid. Tijdens de doorzoeking van de woning van de ouders van verdachte is één groot vleesmes aangetroffen, wat naar het oordeel van de rechtbank het mes moet zijn geweest dat verdachte heeft gebruikt, mede gelet op het feit dat dit mes als enige van alle messen in de lade een druppel water bevatte.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Door de verdediging is aangevoerd dat aangeefster op punten aantoonbaar niet juist heeft verklaard en dat haar verklaringen daarom onbetrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt dat wat hier ook van zij, aangeefster en verdachte in ieder geval eenduidig hebben verklaard over het steken met het mes. Verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij heeft gezwaaid met het mes en dat hij zich verder niets herinnert, maar de rechtbank gaat uit van de verklaring die hij op dit punt bij de politie heeft afgelegd de dag na het incident, waarin verdachte bekent zijn vrouw met een mes te hebben gestoken. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
Opzet op het doden van aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte (vol) opzet gehad om aangeefster van het leven te beroven. Verdachte heeft een groot vleesmes ter hand genomen en heeft met dit mes aangeefster in ieder geval vijf keer met kracht in het bovenlichaam gestoken.
Het is algemeen bekend dat zich in het bovenlichaam vitale organen en aderen bevinden, waaronder het hart en de longen, die, als zij worden geraakt door een mes, de dood tot gevolg kunnen hebben. Dat verdachte aangeefster met kracht heeft gestoken, leidt de rechtbank af uit de diepe penetratie van het mes in de borst en de buik, waardoor zij een klaplong en een geperforeerde lever heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van deze handelingen duidelijk blijkt dat verdachte de bedoeling had om aangeefster te doden en dat aangeefster door het door verdachte gepleegde geweld zou (kunnen) komen te overlijden. Dit is waarschijnlijk slechts voorkomen door de niet aan verdachte te danken omstandigheid dat de vader van verdachte de slaapkamer is binnengekomen, waardoor aangeefster de gelegenheid zag om aan verdachte te ontkomen.
Vrijspraak voorbedachten rade
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster
met voorbedachten radein het bovenlichaam heeft gestoken. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de poging tot moord.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 februari 2020 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] (geboren op [geboortedag benadeelde partij] 1984) opzettelijk van het leven te beroven, met een mes vijf maal in het bovenlichaam w.o de borst, arm en de rug van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages die door psychiater drs. [naam 1] en psycholoog drs. [naam 2] zijn uitgebracht, respectievelijk van 17 augustus 2020 en 20 augustus 2020.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte wordt in deze rapportages door de deskundigen het volgende geconcludeerd.
Bij verdachte is sprake van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis met recidiverende woede-uitbarstingen. Daarnaast is bij verdachte sprake van lichamelijk geweld door zijn levenspartner en het uiteenvallen van zijn gezin door scheiding of echtscheiding. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde feit. Door de zeer ingewikkelde relatiedynamiek en de voortdurende spanning en onzekerheid bij verdachte of hij zijn kinderen zou kwijtraken, (zijn ex-vrouw dreigde immers met zelfmoord en wilde de kinderen daarin meenemen) schoot de coping van verdachte tekort. De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde feit verminderd aan verdachte toe te rekenen gezien het verband tussen het ten laste gelegde feit en het gebrek aan draagkracht van verdachte binnen de relatie ten gevolge van zijn afhankelijke en vermijdende trekken, zijn hoog opgelopen angst als gevolg van eerder opgelopen trauma’s binnen zijn relatie en de beperkte mogelijkheden zijn gevoel verbaal uiting te geven. Verdachte is hierdoor – passend bij de bij hem vastgestelde gedragsstoornis – volledig overspoeld geraakt door de problemen en kan niet in staat worden geacht zijn wil op dat moment geheel in vrijheid te bepalen.
De rechtbank neemt de conclusies over en volgt het advies van de deskundigen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar, zij het dat de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening zal houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, het deelnemen aan een individueel forensisch poliklinisch traject zolang de reclassering dat nodig acht en een contactverbod met aangeefster waarbij de zaken met betrekking tot de kinderen middels tussenkomst van een derde zullen plaatsvinden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – om in de strafbepaling rekening te houden met de voorgeschiedenis van de relatie tussen verdachte en aangeefster, waarin sprake was van hoog opgebouwde spanningen. Ook verzoekt de verdediging rekening te houden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft. Verdachte zal bij een langdurige gevangenisstraf alles kwijtraken, in het bijzonder zijn huis. Ook wil verdachte weer voor zijn kinderen kunnen zorgen.
De verdediging verzoekt daarom om aan verdachte een groter voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een maximale taakstraf op te leggen. Daarbij zal verdachte meewerken aan een ieder te stellen bijzondere voorwaarde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Op 15 februari 2020 heeft verdachte geprobeerd zijn vrouw te doden door haar met een groot vleesmes diverse keren in het bovenlichaam te steken, waaronder de borst, buik, rug en rechterarm, waardoor aangeefster onder meer een klaplong en een geperforeerde lever heeft opgelopen en een spoedoperatie heeft moeten ondergaan.
Verdachte heeft door deze handeling het leven van aangeefster ernstig in gevaar gebracht en een grote inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Aangeefster ondervindt zowel lichamelijke als psychische gevolgen van dit feit, waaronder vele waarschijnlijk blijvende littekens. Niet alleen aangeefster is het slachtoffer in deze zaak, maar ook de kinderen die verdachte en aangeefster samen hebben. Juist in de kwetsbare positie waarin zij zich al bevonden, te weten dat de ouders niet meer samenwoonden en dat moeder een beperkt omgangsrecht met hen had, verliezen ze nu ook de enige stabiele basis die ze nog wel hadden, namelijk hun vader. Verdachte heeft hen hierdoor in een verschrikkelijke positie gebracht, waardoor zij waarschijnlijk in een flink loyaliteitsconflict verzeild raken en dat mogelijk grote gevolgen voor hun toekomst heeft.
Daarnaast leidt een dergelijk misdrijf ook tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat aangeefster het leven niet heeft gelaten, is geenszins aan het handelen van verdachte te danken, maar aan de tussenkomst van zijn vader die op het geschreeuw in de slaapkamer was afgekomen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van voornoemde rapportages die door psychiater drs. [naam 1] en psycholoog drs. [naam 2] zijn uitgebracht. De deskundigen komen tot de conclusie dat de kans op recidive zich strikt beperkt tot de relatie met aangeefster. Binnen deze relatie kan, als de druk oploopt, de coping van verdachte mogelijk te kort schieten doordat zijn angstniveau dan fors toeneemt. Door het contact tussen verdachte en aangeefster (zo veel als mogelijk) te beperken, kan het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht. Door de deskundigen wordt geadviseerd om verdachte, in het kader van een deels voorwaardelijke straf, aan te melden voor een individueel forensisch poliklinisch traject waarbij hij zijn eigen trauma’s in de relatie kan gaan verwerken, zijn coping kan versterken en zo lang als nodig, steun kan ervaren op professioneel niveau.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst en de aard van het bewezenverklaarde feit alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd en acht in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar aan de orde.
De rechtbank hanteert daarmee een hoger vertrekpunt voor de strafmaat dan de officier van justitie.
Uit het procesdossier, het verhandelde ter zitting en uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat sprake is van forse partner-relatieproblematiek, waarbij de spanningen onderling hoog zijn opgelopen. Dit heeft onder meer eerder geleid tot een suïcidepoging van verdachte. Dit keer heeft de onmacht van verdachte om met deze problemen om te gaan zich gericht op aangeefster. Bij verdachte bestond grote angst dat aangeefster zijn kinderen iets zou aandoen, waarmee zij eerder heeft gedreigd.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf in het voordeel van verdachte in grote mate rekening met de voorgeschiedenis die de relatie tussen verdachte en aangeefster kent, waarin meerdere aanwijzingen zijn voor huiselijk geweld vanuit aangeefster richting verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. Met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals zijn huis dat hij bij langdurige detentie zal verliezen en zijn jonge kinderen, kan de rechtbank gezien de ernst van het feit slechts beperkt rekening houden. Zoals hiervoor overwogen is een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaar om de op te leggen bijzondere voorwaarden, met name het contactverbod met aangeefster, mogelijk te maken.
Dit contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze contact mag hebben met aangeefster en dat de zaken met betrekking tot de kinderen via tussenkomst van een derde zullen plaatsvinden. Ook dient verdachte zich te melden bij de reclassering, zich te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering en dient hij deel te nemen aan een individueel forensisch poliklinisch traject.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 15.360,81 ingediend vanwege materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de wettelijke rente. De gestelde materiële schade van € 360,81 bestaat uit reiskosten en een ziekenhuisvergoeding. Voor vergoeding van de immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,00 gevraagd, in verband met de fysieke en psychische gevolgen van het ten laste gelegde feit.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de reiskosten volledig toe te wijzen. Verder verzoekt de officier van justitie om met betrekking tot de ziekenhuiskosten het bedrag toe te wijzen tot 8 dagen, zijnde 8 x € 28,00 = € 224,00, nu kan worden vastgesteld dat [benadeelde partij] in ieder geval tot 23 februari 2020 in het ziekenhuis heeft gelegen. De officier van justitie is van mening dat het ingewikkeld te beoordelen is welke immateriële schade nu precies is veroorzaakt door het tenlastegelegde feit, gelet op de gecompliceerde voorgeschiedenis tussen verdachte en de benadeelde partij. De officier van justitie verzoekt daarom om het bedrag van de immateriële schade te matigen. Verder verzoekt de officier van justitie vergoeding van de wettelijke rente vanaf 15 februari 2020 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit komt, stelt de verdediging dat het gevorderde bedrag voor de immateriële schade te hoog is.
In tegenstelling tot de bij de vordering gevoegde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam is in dit geval geen sprake van gedurende geruime tijd verblijf op intensive care, nu uit de medische informatie van 2 maart 2020 blijkt dat de benadeelde partij al op 15 februari 2020, de dag van de opname, vanuit de intensive care is overgebracht naar de verpleegafdeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de gevraagde ziekenhuiskosten toewijzen tot een bedrag van € 224,00 en voor het overige afwijzen, nu vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij in ieder geval tot 23 februari 2020 in het ziekenhuis heeft gelegen. De overige gevorderde materiële schade acht de rechtbank niet ongegrond en kan als onvoldoende betwist, worden toegewezen. In totaal acht de rechtbank daarmee een bedrag van € 304,81 ter zake van de materiële schade toewijsbaar.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij rechtstreekse immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt dat de hoogte van die schade niet eenvoudig is vast te stellen, ook omdat niet duidelijk is wat de (psychische) gevolgen op langere termijn zullen zijn. De rechtbank zal de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid waarderen op € 10.000,00. De vordering met betrekking tot de immateriële schade zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor dat deel kan zij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit is gepleegd, te weten 15 februari 2020.
Met betrekking tot de toegewezen vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte, gedurende de proeftijd of zo lang als de reclassering noodzakelijk acht, zal deelnemen aan een individueel forensisch poliklinisch traject bij een zorgverlener aan te wijzen door de reclassering, waarbij verdachte aan zijn trauma’s in de relatie kan gaan werken, zijn coping kan versterken en steun kan ervaren op professioneel niveau. Verdachte dient zich hierbij te houden aan de aanwijzingen, zoals die gedurende dit traject door of namens de nader te bepalen zorgverlener/instelling aan verdachte zullen worden gegeven;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag benadeelde partij] 1984 te [geboorteplaats benadeelde partij] zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De zaken met betrekking tot de kinderen zullen alleen middels tussenkomst van een volwassen derde mogen plaatsvinden. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 10.304,81, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 15 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 304,81 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering ter zake van de materiële schade voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering ter zake van de immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] € 10.304,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 15 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 86 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Speekenbrink, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2020.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 februari 2020 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] (geboren op [geboortedag benadeelde partij] 1984) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp vijf maal, in elk geval meermalen in het (boven)lichaam (w.o de borst, arm en/of de rug) van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R020025
(onderzoek Athos)van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 167.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , d.d. 16 februari 2020, opgenomen op pagina’s 105 t/m 107 van voornoemd eindproces-verbaal.
Ik lag op mijn rug. Ik zag dat hij een groot mes bij zich had. Een groot vleesmes van ongeveer 20 cm groot. Ik zag dat het snijvlak wit / heel licht ijzerkleurig was. Ik zag dat het een recht mes was, geen kartelrand. Ik voelde dat ik in mijn buik werd gestoken. Ik probeerde op te staan en ik voelde dat er in mijn rug werd gestoken. Ik ben gaan gillen.
Mijn schoonvader kwam naar boven. Ik ben van de trap af gegaan/gevallen, naar buiten.
Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag benadeelde partij] 1984 te [geboorteplaats benadeelde partij] , opgesteld op 15 februari 2020 te Tilburg, pagina 121 van voornoemd eindproces-verbaal.
Op 15 februari 2020 is [benadeelde partij] door een arts onderzocht. Door de arts zijn bij [benadeelde partij] vijf mesverwondingen waargenomen (twee in de borst, één in de buik, één in de rug en één in de rechterarm). In verband met een klaplong is in de rechterborstkas van [benadeelde partij] een drain ingebracht. Ook heeft voor de letsels aan het middenrif en de buik een spoedoperatie plaatsgevonden. De geschatte duur van de genezing bedraagt weken.
Het geschrift, te weten de rapportage letselbeschrijving, betreffende [benadeelde partij] , opgesteld door arts [naam 3] , op 16 februari 2020, pagina’s 113-114 van voornoemd eindproces-verbaal.
Op 16 februari 2020 is [benadeelde partij] door een arts in het [naam 4] onderzocht. De verpleging heeft aan de arts aangegeven dat de patiënt een buikoperatie heeft gehad vanwege een scheur in de lever (leverlaceratie) en een drain in de rechter borstkas in verband met bloeding in de borstkas (hemothorax).
De arts geeft de volgende beschouwing:
De letsels op de rechter borst, rechter bovenbuik, rechter bovenarmen en op de rug kunnen passen bij verwondingen die toegebracht zijn met een scherp en smal voorwerp.
Het grote oppervlakte van blauw paarse verkleuring aan de binnenkant van de rechter arm kan passen bij bloeduitstorting in de diepe weefsels ten gevolge van een perforatie met een scherp voorwerp.
Een diepe perforatie op de rechter borst kan een bloeding in de borstkas en longen veroorzaken.
Een diepe perforatie op de rechter bovenbuik kan een letsel van de lever veroorzaken.
De arts komt tot de volgende conclusie:
De diverse verwondingen op de borstkas, buik, rechter arm en rug kunnen passen bij mechanische inwerking van een smal (ca 2 tot 4 cm) en scherp voorwerp. De inwendige letsels in de borstkas en buik kunnen zijn veroorzaakt door de perforatie. De diepte van de perforatie is met uitwendig onderzoek niet te bepalen.
Het geschrift, te weten de letselbeschrijving van de GGD [naam 5] , betreffende [benadeelde partij] , opgesteld door [naam 3] , arts, op 16 februari 2020, pagina’s 115 t/m 118 van voornoemd eindproces-verbaal.
Op 16 februari 2020 is [benadeelde partij] door een arts in het [naam 4] onderzocht. Door de arts zijn de volgende verwondingen op de borst, buik en rug waargenomen:
- Rechts onder de rechter tepel een schuin horizontale verwonding van 2,5 cm, bedekt
onder een doorzichtige folie, letsel heeft scherpe randen, gehecht met 3 hechtingen;
- Op bovenbuik rechts een verwonding van 2,5 cm, van zijkant naar midden schuin oplopend. Letsel heeft scherpe randen, gehecht met 3 hechtingen;
  • Op de middenlijn een snijwond in de lengte van 7 cm boven de navel tot 4 cm onder de navel. Gehecht en geplakt met 6 pleisterstrippen;
  • Rechter flank circa 10 cm onder de oksel een verwonding met thoraxdrainage;
  • Rechter bovenarm ca 5 cm boven de elleboog, een verticale verwonding van 2,5 cm, met scherpe randen, gehecht met 3 hechtingen;
  • Binnenkant van de rechter bovenarm van onder de oksel, over de elleboog tot halverwege onderarm een grote oppervlakte blauw paarse verkleuring in verschillende schakering. 6 cm onder de oksel een verticale snijwond van 1,5 cm met scherpe randen, geplakt met 4 pleisterstrippen;
  • Midden op de rug, tussen de schouderbladen, iets links van de wervelkolom een schuin verticale verwonding met scherpe randen, 2 cm lang, gehecht met 2 hechtingen;
  • Lage rug ter hoogte van de bekken links, een verwonding met scherpe randen, 2,5 cm, gehecht met 2 hechtingen.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2020, opgenomen op pagina’s 97-98 van voornoemd eindproces-verbaal.
Op 15 februari 2020 is de woning aan de [adres 2] te Kaatsheuvel doorzocht. In de lade van de keuken wordt een mes aangetroffen met daarop een druppel water. Het betreft een mes met een groter lemmet als dat van het aardappelschilmesje.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 februari 2020, opgenomen op pagina’s 48 t/m 53 van voornoemd eindproces-verbaal.
Toen ben ik naar binnen gelopen. Bij mijn vader thuis. Mijn vader was beneden bij de bank. Zij sliep boven. Toen ben ik naar boven gegaan.
A: Ik bleef maar vragen ga je mij een oor aan naaien?
V: En toen?
A: Ze zei nee. Ze wilde uit bed stappen. Toen kwam mijn vader volgens mij.
Toen heb ik gestoken. Toen rende ze weg volgens mij. Toen viel ze van de trap. V: Hoe is dat steken gegaan?
A: Ik heb het niet gewild.
V: Dat wil niemand. Kun je mij vertellen wat het voor mes was?
A: Dat zwarte mes... Ik ben naar binnen gelopen. Mijn vader heeft het uit mijn hand gepakt en het in de wasbak gegooid.
V: We hebben nog een vraag over dat mes? Heb jij dat uit de la gepakt en mee naar boven
genomen
A: Ja.