ECLI:NL:RBZWB:2020:4827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 18_8650
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 november 2018, waarin de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 7 mei 2018 werd behandeld. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 4 juli 2019, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door drs. S. Barto. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen, die op 29 februari 2020 een rapport heeft uitgebracht. De rechtbank concludeerde op 28 mei 2020 dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en gaf het UWV de kans om dit te herstellen.

Op 8 juli 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en verzoeker een IVA-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 7 mei 2018. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om geen zitting te houden voor de behandeling van dit verzoek.

De rechtbank overwoog dat, aangezien het UWV aan verzoeker was tegemoetgekomen, het UWV veroordeeld kon worden in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat het UWV het griffierecht van € 46,- aan verzoeker moest vergoeden, maar dat verzoeker niet voldoende onderbouwing had gegeven voor andere opgevoerde kosten. Uiteindelijk werd het UWV veroordeeld tot een vergoeding van € 9,80 voor reis- en verblijfkosten en het griffierecht van € 46,-. Deze uitspraak werd gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/8650 WIA
uitspraak van 8 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 november 2018 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 7 mei 2018.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 juli 2019. Verzoeker is in persoon verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. S. Barto. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Op 18 juli 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen.
Op 29 februari 2020 heeft de deskundige een rapport uitgebracht. Op grond van de bevindingen en conclusies van de deskundige heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van
28 mei 2020 geconcludeerd dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en het UWV in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
Bij besluit van 8 juli 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en aan verzoeker met ingang van 7 mei 2018 een IVA-uitkering toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 1 september 2020 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 8 juli 2020 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Verzoeker heeft op het ‘formulier proceskosten’ een bedrag van € 9,80 aan reis- en verblijfkosten opgevoerd en een bedrag van € 178,- aan verschotten, waarbij hij onder specificatie ‘griffierecht’ heeft vermeld.
Voor zover verzoeker met de opvoering van verschotten een veroordeling van het UWV in het griffierecht heeft beoogd, verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 3, hieronder. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat in deze zaak niet een griffierecht van € 178,- is geheven, maar van € 46,-.
Voor zover verzoeker met opvoering van verschotten andere kostenposten dan griffierecht heeft bedoeld, overweegt de rechtbank dat verzoeker niet heeft aangegeven welke kosten dat dan betreffen noch de hoogte van die kosten onderbouwd met stukken.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het UWV te veroordelen in de verschotten van verzoeker. Wel ziet de rechtbank reden voor veroordeling van het UWV in verzoekers reis- en verblijfkosten.
3. De rechtbank overweegt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 46,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 9,80;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van €46,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.