ECLI:NL:RBZWB:2020:4920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
02-225967-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Broeders
  • mr. Felix
  • mr. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en telefoongebruik

Op 4 augustus 2018 vond er een verkeersongeval plaats op de A58 te Gilze, waarbij de bestuurder van een Volvo, de heer [slachtoffer 1], om het leven kwam. De verdachte, bestuurder van een Multivan Volkswagen Camper, werd beschuldigd van het veroorzaken van dit ongeval door niet tijdig te remmen. De rechtbank heeft de zaak op 29 september 2020 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank concludeerde dat het telefoongebruik van de verdachte niet bewezen kon worden als oorzaak van het ongeval, gezien het tijdsverloop tussen het gebruik van de telefoon en het moment van de botsing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, maar dat hij wel onvoldoende afstand had gehouden van zijn voorganger, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit (overtreding van artikel 6 WVW), maar schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit (overtreding van artikel 5 WVW). De rechtbank legde een geldboete van € 750 op, met vervangende hechtenis van 15 dagen bij niet-betaling. De uitspraak vond plaats op 13 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/255967-19
vonnis van de meervoudige kamer van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1970, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Mevrouw [naam 1] heeft ter zitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
-verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander is overleden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Er is sprake van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid, gelet op de navolgende omstandigheden. Verdachte is volgens het onderzoek aan zijn telefoon kort voor het ongeval nog met zijn telefoon bezig geweest. Hij heeft daardoor langere tijd niet op de weg gelet: hij heeft zowel het veranderende verkeersbeeld als de Volvo niet gezien en is met hoge snelheid op de Volvo gebotst. Verder verklaart verdachte zo’n 20 tot 30 meter afstand van zijn voorganger te hebben gehouden en die afstand is onvoldoende. Immers reed verdachte met een snelheid van 113 kilometer per uur, terwijl men bijeen snelheid van 100 kilometer per uur 33 meter per seconde aflegt. Verdachte is tegen de Volvo en vervolgens tegen de Clio aangereden, waardoor de bestuurder van de Volvo, de heer [slachtoffer 1] , is komen te overlijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit. Meerdere getuigen hebben verklaard dat op de linkerrijstrook het verkeer ineens stilstond en dat zij hard moesten remmen om tijdig tot stilstand te komen. Ook op de rechterrijstrook reden volgens de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] meerdere auto’s die van de linker- naar de rechterrijstrook gingen, omdat er auto’s op de vluchtstrook wilden invoegen. Verdachte heeft waarschijnlijk, omdat er voor hem auto’s van de linker rijstrook naar de rechter rijstrook gingen, niet gezien dat de auto’s links stilstonden. Hij kon daardoor niet zijn voertuig tijdig tot stilstand brengen. Dit kan hem in deze complexe verkeerssituatie niet aangerekend worden. Dat verdachte op zijn telefoon bezig was op het moment van de aanrijding, kan niet worden bewezen. Immers, het moment van swipen was om 09.30:54 uur terwijl het ongeval om 09:31:23 plaatsvond. Tussen beide momenten zitten 29 seconden. Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Indien er naar het oordeel van de rechtbank toch sprake zou zijn van een enkel moment van onoplettendheid bij verdachte, dan is dat onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 WVW.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, een overtreding van artikel 5 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het verkeersongeval, met dodelijke afloop, heeft plaatsgevonden en zijn handelen aldus kan worden gekwalificeerd als een overtreding van artikel 6 WVW.
Schuld in deze zin is aanwezig als vastgesteld kan worden dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De kern van de onvoorzichtigheid schuilt in het kunnen voorzien dat het gevolg (het ongeval) door de onvoorzichtige gedraging kan intreden. Het desondanks verrichten van die gedraging is in beginsel onvoorzichtig, tenzij sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
Met verwijtbaarheid wordt gedoeld op vermijdbaarheid. De betrokkene moet anders hebben kunnen handelen.
Bij de vraag of een verwijtbare onvoorzichtigheid ‘aanmerkelijk’ is, moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Het gaat erom of het rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht,
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het navolgende vast.
Op zaterdag 4 augustus 2018, om 09.32 uur kreeg de politie een melding van een ongeval op de A58. De politie ging ter plaatse. Op de A58 tussen hectometerpaal 51,3 ter hoogte van Gilze had een kop-staart aanrijding plaatsgevonden, waarbij de bestuurder van de Volvo, de heer [slachtoffer 1] , dodelijk is verongelukt. Zijn echtgenote, de passagiere in de Volvo heeft hierbij lichamelijk letsel opgelopen. Bij het ongeval waren in totaal drie voertuigen betrokken; een Volkswagen kampeerauto, een Volvo en een Renault Clio. Volgens het forensisch rapport reed verdachte achter de Volvo over de A58 op rijstrook 1 en reed de Renault voor de Volvo. Op de rijstrook 1 van de A58 ontstond file en de Volvo en Renault moesten hard remmen en reden vervolgens langzaam. Verdachte reed met een vastgestelde – gemiddelde – snelheid van 110 tot 113 kilometer per uur en heeft wel geremd, maar kon de auto niet tijdig tot stilstand brengen en is in botsing gekomen met de Volvo en met de Renault.
Verwijtbaar telefoongebruik?
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor het ongeval in de auto op zijn telefoon heeft geswiped, maar dat hij zich niet kan herinneren verder te hebben gezocht op zijn telefoon. Verdachte heeft verklaard dat de tijdstippen en plaatsen die op zijn telefoon zijn geregistreerd met de Life360 app, kloppen. Ook heeft hij verklaard dat het tijdstip waarop volgens het onderzoek aan zijn telefoon de term “kampeerwinkel” in Google is geactiveerd, klopt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte om 09:30:54 uur op zijn telefoon de zoekterm “kampeerwinkel” op Google heeft geactiveerd. Uit dit onderzoek is echter niet naar voren gekomen hoe lang hij – daarna – nog met zijn telefoon bezig is geweest. Volgens verdachte heeft hij enkel geswiped op zijn telefoon.
De Flitsmeister app wordt gebruikelijk vijf minuten na het stoppen van de auto uitgeschakeld en dit was om 09:36:23 uur. Gelet hierop moet de auto als gevolg van de botsing tot stilstand zijn gekomen om 09:31:23 uur. Dat tijdstip sluit ook aan bij de gegevens uit de Life360 app. Tussen het moment dat de auto ten gevolge van de botsing tot stilstand is gekomen en het moment van swipen op de telefoon zit 29 seconden. Bij een snelheid van 113 kilometer per uur wordt in 1 seconde 31,39 meter afgelegd . Dat betekent dat verdachte op het moment dat hij met zijn telefoon bezig was nog 910 meter verwijderd was van de plaats waar zijn auto tot stilstand is gekomen.
De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte onder deze omstandigheden met zijn telefoon bezig is geweest. Echter, op grond van deze gegevens kan de rechtbank niet vaststellen dat het gebruik van de telefoon (het swipen) een rol bij het ongeval heeft gespeeld. Immers, verdachte was nog ver van het ongeval verwijderd en er is geen bewijs dat verdachte later dan 09.30:54 uur nog met zijn telefoon bezig is geweest.
Niet tijdig tot stilstand komen
De rechtbank stelt wel vast dat verdachte zijn auto niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en dat hij niet tijdig heeft gezien dat de auto’s voor hem tot stilstand waren gekomen, zodat hij moest remmen. De vraag is of en in welke mate dat aan verdachte toe te rekenen is.
Op grond van de verklaringen van de verbalisanten in burger gaat de rechtbank ervan uit dat rond de positie van het ongeval meerdere auto’s van rijbaan zijn gewisseld. Op grond van die verklaring kan echter niet vastgesteld worden of deze rijbaanwisseling voor, tussen of achter de bij het ongeval betrokken auto’s heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ook niet verklaard dat hij auto’s heeft zien wisselen. De rechtbank ziet deze wisselingen derhalve niet als reden om te veronderstellen dat verdachte daarom de Volvo niet heeft gezien.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij 30 meter achter zijn voorganger reed en het feit dat verdachte ten tijde van het ongeval 113 kilometer per uur heeft gereden, staat voor de rechtbank wel vast dat verdachte onvoldoende afstand hield van zijn voorganger en alleen al op grond van het feit dat verdachtes auto tegen twee van de auto’s voor hem is gebotst kan worden vastgesteld dat hij niet tijdig heeft geremd. Dat getuigen hebben verklaard dat zij een noodstop moesten maken, maakt deze conclusie niet anders nu deze getuigen wel tijdig hebben geremd en dit van verdachte ook verwacht had mogen worden.
Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW is meer nodig dan het enkel niet zien van een andere verkeersdeelnemer en het niet tijdig tot stilstand brengen van je voertuig. Er moet, zoals reeds verwoord, sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Dat is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van deze ene, bewijsbare, verkeersfout (niet tijdig tot stilstand komen), niet het geval. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW en spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde.
Dit ligt anders voor het subsidiair ten laste gelegde verwijt op basis van artikel 5 WVW. Voor dit verwijt is niet een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vereist, maar volstaat in beginsel de vaststelling dat een verkeersdeelnemer zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 5 WVW.
4.3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2018 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen als bestuurder van een voertuig (Multivan Volkswagen Camper, kenteken [kenteken 1] )), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A58, niet tijdig het door hem, verdachte bestuurde voertuig heeft afgeremd en tot stilstand heeft gebracht, waardoor het door hem, verdachte bestuurde voertuig in aanrijding is gekomen met een personenauto (merk Volvo, kenteken [kenteken 2] ) en vervolgens in aanrijding is gekomen met een personenauto (merk/type Renault Clio, kleur wit, kenteken [kenteken 3] ), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de ingrijpende gevolgen die het ongeval niet alleen voor de nabestaanden maar ook voor verdachte heeft gehad, is schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel door toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht passend. Subsidiair verzoekt de verdediging om een geldboete op te leggen, al dan niet gecombineerd met een (voorwaardelijke) taakstraf of een voorwaardelijke rijontzegging. Een onvoorwaardelijke rijontzegging betekent dat verdachte zijn baan verliest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarzettend gedrag door niet tijdig te remmen, waardoor hij in botsing kwam met een Volvo en een Renault Clio. Door de verkeersovertreding van verdachte is de bestuurder van de Volvo, de heer [slachtoffer 1] , op 48-jarige leeftijd op tragische wijze om het leven gekomen. De familie van de heer [slachtoffer 1] is onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. Mevrouw [naam 1] heeft ter zitting treffend verwoord hoezeer zij en haar zoon [naam 2] hun man en vader in elk aspect van het leven missen.
Ter zitting is de rechtbank gebleken dat verdachte gebukt gaat onder het ongeval en de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft zijn medeleven en spijt ook aan de nabestaanden betuigd en heeft ook aangegeven prijs te stellen op contact met hen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij recentelijk niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest en dat er enkel oude verkeersfeiten uit 2003 en 2008 op zijn strafblad staan.
De rechtbank realiseert zich terdege dat geen enkele op te leggen straf in verhouding staat tot het leed van de nabestaanden en het feit dat zij hun man, vader, zoon en broer nu moeten missen. De rechtbank dient rekening te houden met de straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd, en dat zijn geldboetes
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het verkeersmisdrijf van artikel 6 WVW. De rechtbank zal aan verdachte een geldboete van € 750,= opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 750,,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Broeders, voorzitter, mr. Felix en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 oktober 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Multivan Volkswagen Camper, kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A58 (komende vanuit Tilburg en gaande in de richting van Breda), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onoplettend,
- niet, althans niet voldoende en/of bij voortduring zijn, verdachte's aandacht te richten en/of gericht te houden op het vóór hem, verdachte, gelegen weggedeelte van de (linker)rijbaan van genoemde Rijksweg en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of tijdig het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen, (mede) waardoor het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een personenauto (merk Volvo, kenteken [kenteken 2] ) en/of (vervolgens) in aanrijding/botsing is gekomen met een personenauto( merk/type
Renault Clio, kleur wit, kenteken [kenteken 3] ), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] , zijnde de bestuurder van genoemde Volvo) werd gedood;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen als bestuurder van een voertuig (Multivan Volkswagen Camper, kenteken [kenteken 1] )), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A58, niet, althans niet voldoende en/of bij voortduring zijn, verdachte's aandacht heeft gericht en/of gericht gehouden op het vóór hem, verdachte, gelegen weggedeelte van de (linker)rijbaan van genoemde Rijksweg en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of tijdig het door hem, verdachte bestuurde voertuig heeft afgeremd en/of tot stilstand heeft gebracht, (mede) waardoor het door hem, verdachte bestuurde voertuig in aanrijding/botsing is gekomen met een personenauto (merk Volvo, kenteken [kenteken 2] ) en/of (vervolgens) in aanrijding/botsing is gekomen met een personenauto (merk/type Renault Clio, kleur wit, kenteken [kenteken 3] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Bijlage II

De bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgenomen op dossierpagina 5 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2018182709, inhoudend:
Op zaterdag 4 augustus 2018 te 09:32 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval (…) Locatie ongeval : A58 (…)
Ter hoogte van : hectometerpaal 51.3 rechter rijbaan
Plaats Gilze (…)
(…) Bij of kort na het ongeval is onderstaand persoon overleden:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Geboren [geboortedag 2] 1970 (…)
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, opgenomen op dossierpagina 19 e.v. van het hierboven genoemd eindproces-verbaal, inhoudend:
(…) p. 60
Uit de door mij aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van de voertuigen en de schade aan de voertuigen, kan de volgende vermoedelijke toedracht worden geconcludeerd:
- De bestuurder van de Volvo reed voor de Volkswagen en achter de Renault over de A58 op rijstrook 1, komende uit oostelijke richting van Tilburg en gaande in westelijke richting van Breda;
- De bestuurder van de Volkswagen reed achter de Volvo over de A58 op rijstrook 1, komende uit oostelijke richting van Tilburg en gaande in westelijke richting van Breda;
- De bestuurder van de Renault reed voor de Volvo over de A58 op rijstrook 1, komende uit
oostelijke richting van Tilburg en gaande in westelijke richting van Breda;
- Op rijstrook 1 van de A58 rechts is door onduidelijk gebleven redenen file ontstaan;
p. 61
De Volvo en de Renault reden hierdoor op enig moment zeer langzaam (…);
- De bestuurder van de Volkswagen heeft gereden met een vastgestelde gemiddelde snelheid van 110 tot 113 km/h. Op basis van de aangetroffen sporen is door mij echter géén exacte bots snelheid vastgesteld kunnen worden;
Oorzaak
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese mens stelde ik vast dat:
(…)
- De bestuurder van de Volkswagen had zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen
binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was (…)
Gevolg
Als gevolg van voornoemd verkeersongeval:
- is mij uit onderzoek gebleken dat de Volkswagen op rijstrook 1, door het onderliggende
snelheidsverschil met zijn voorligger (Volvo), met zijn voorzijde tegen de achterzijde van de Volvo is gebotst;
- is de Volkswagen door de restsnelheid na de botsing met de Volvo vervolgens doorgeschoten op rijstrook 1 en met diens voorzijde tegen de achterzijde van de Renault gebotst
- zijn deze betrokken voertuigen in hun eindpositie tot stilstand gekomen;
De genoemde toedracht, oorzaak en gevolg werd vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk aangetroffen situatie, de sporen en de op dat moment beschikbare informatie.
3. Het proces-verbaal digitaal onderzoek, opgenomen op dossierpagina 152 e.v. van het hierboven genoemd eindproces-verbaal inhoudend:
(…) Door collega [verbalisant 3] , werkzaam bij team Verkeer van de eenheid Zeeland - West-Brabant, werd mij verteld dat genoemde GSM eigendom was van verdachte [verdachte] , wonende [adres] . Teven vertelde hij dat [verdachte] de GSM bij zich had ten tijde van het verkeersongeval, 4 augustus 2018 omstreeks 9:31 uur. Mij werd verzocht de veiliggestelde gegevens te onderzoeken naar het gebruik van het toestel ten tijde van het verkeersongeval.
(…) Hierbij werd door mij het volgende bevonden:
(….)
-volgens de internet geschiedenis van de internetbrowser Safari om 9:30:54 uur op de
webpagina van Google gezocht was op de tekst “kampeerwinkel. Volgens de
locatiegegevens uit de app Life360 is dit kort voor de plaats van het verkeersongeval,
-om 9:36:23 uur de app Flitsmeister meldt dat geconstateerd is dat de telefoon niet meer
onderweg is en dat de app zich automatisch uitschakelt. Het is mij bekend dat Flitsmeister
deze melding 5 minuten na de constatering geeft.
Bevindingen Life360
Door mij werden de door de app Life360 vastgelegde locaties overgenomen en weergegeven op een kaart (…)
Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat op 4 augustus 2018 (…) om 9:31 uur de plaats van het verkeersongeval werd bereikt.
Snelheid
Aan de hand van de locatiegegevens en de bijbehorende tijdstippen werden door mij de snelheden tussen twee opeenvolgende locaties berekend. Deze berekeningen zijn uitgevoerd over het traject op de snelweg A58, tussen Best, waar gestopt werd bij de [Naam 3] , en de plaats van het verkeersongeval (…) De gemiddelde snelheid over een lengte van ongeveer 1350 meter tot de locatie van het verkeersongeval was ongeveer 113 km/u.
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2020, voor zover inhoudende:
Ik reed op dertig meter afstand tot mijn voorganger. De tijdstippen en plaatsen die op mijn telefoon zijn geregistreerd met de Life360 app, kloppen.