ECLI:NL:RBZWB:2020:4998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8747 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verkeersbesluit uitbreiding 30 km-zone

Op 9 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker, eigenaar van een boomkwekerij, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit van 19 mei 2020, dat de uitbreiding van de 30 km-zone op een bepaalde locatie regelde. Hij vorderde een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de uitvoering van het besluit hem onevenredige hinder en schade zou toebrengen. De verzoeker stelde dat het omrijden van (vracht)verkeer zou leiden tot extra slijtage van voertuigen, hogere transportkosten en schade aan het milieu.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De spoedeisendheid van het verzoek was hierbij van groot belang. De rechter heeft de verzoeker gevraagd om de spoedeisendheid van zijn verzoek te onderbouwen, maar vond de antwoorden van de verzoeker niet overtuigend. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker zijn bedrijf nog steeds bereikbaar kon houden voor (vracht)verkeer en dat de gevreesde nadelige effecten van het verkeersbesluit in de bodemprocedure gecompenseerd konden worden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen sprake was van onverwijlde spoed. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het verzoek werd afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8747 BESLU VV

uitspraak van 9 oktober 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit van verweerder van 19 mei 2020 inzake het uitbreiden van de 30 km-zone op [adres 1] tot de kruising met [adres 2] te [plaatsnaam] , zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende tekening.
Hij heeft op 30 september 2020 tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 2 oktober 2020 is namens de voorzieningenrechter aan verzoeker gevraagd om de spoedeisendheid van zijn verzoek te onderbouwen.
Bij faxbericht van 6 oktober 2020 heeft verzoeker hierop gereageerd.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft een boomkwekerij en is van mening dat hij onevenredige hinder en schade zal ondervinden ten gevolge van de uitvoering van de maatregelen. In zijn bezwaarschrift heeft verzoeker aangegeven dat omrijden van het (vracht)verkeer aanzienlijk meer tijd kost, extra slijtage van de voertuigen betekent en zal leiden tot een toename van transportkosten en tot schade aan het milieu en de omgeving.
3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een beslissing op dat bezwaarschrift.
3.2
Deze vraag is op 2 oktober 2020 ook aan verzoeker voorgelegd en zijn antwoord luidde dat [adres 1] de belangrijkste levensader voor zijn bedrijf is en dat de gemeente Rucphen inmiddels is begonnen met de werkzaamheden. De vraag van de voorzieningenrechter om concreet aan te geven waarom hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten, heeft verzoeker niet beantwoord. De voorzieningenrechter acht ook niet aannemelijk dat verzoeker de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak niet kan afwachten. Zijn bedrijf blijft bereikbaar voor (vracht)verkeer en de door hem gevreesde nadelige effecten van het verlengen van de 30 km-zone kunnen gecompenseerd worden indien verzoeker in de bodemprocedure in het gelijk gesteld wordt. De door verzoeker gestelde gevolgen van het bestreden verkeersbesluit zijn in elk geval niet onomkeerbaar. Dit betekent dat geen sprake is van onverwijlde spoed in vorenbedoelde zin.
4. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Gelet hierop is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.