ECLI:NL:RBZWB:2020:5007

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8459 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning gemeente Vlissingen

Op 14 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in de nabijheid van een inrichting woont waarvoor een omgevingsvergunning is verleend aan een derde partij, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend op 8 september 2020, met als doel de omgevingsvergunning te schorsen totdat de rechtbank uitspraak doet in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De spoedeisendheid van het verzoek is daarbij van groot belang. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen toegang heeft gehad tot belangrijke documenten, zoals tekeningen en akoestische rapporten, die nodig zijn voor zijn beroepsgronden. Hij vreest dat de vergunninghouder onomkeerbare stappen zal zetten door zijn activiteiten uit te breiden en te verplaatsen.

Echter, de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dermate veel overlast ondervindt dat er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het niet schorsen van de omgevingsvergunning niet leidt tot onomkeerbare gevolgen, aangezien handhaving mogelijk is indien geluidsnormen worden overschreden. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8459 WABO VV

uitspraak van 14 oktober 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen
[naam B.V.], vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. L. de Kok

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 juli 2020 inzake de aan derde partij verleende omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van de inrichting gelegen aan [adres] te [plaatsnaam] .
Dit beroep heeft procedurenummer 20/8431 WABO.
Hij heeft op 8 september 2020 tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft procedurenummer 20/8459 WABO.
Op 15 september 2020 en 22 september 2020 is namens de voorzieningenrechter aan verzoeker gevraagd om de spoedeisendheid van zijn verzoek te onderbouwen.
Bij brief van 28 september 2020 heeft verzoeker hierop gereageerd.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker woont in de nabijheid van de inrichting van derde partij. Hij heeft aangevoerd dat tijdens de terinzagelegging van de omgevingsvergunning geen tekeningen en geen akoestische rapporten ter inzage hebben gelegen. Verzoeker stelt dat vergunninghouder nu zijn activiteiten mag uitbreiden en verplaatsen en daarom wil hij graag de tekeningen en rapporten inzien ten behoeve van de onderbouwing van zijn beroepsgronden. Intussen wil verzoeker de omgevingsvergunning geschorst hebben om te voorkomen dat er onomkeerbare stappen worden gezet.
3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu verzoeker beroep heeft ingesteld, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de uitspraak van de rechtbank op dat beroep.
3.2
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker in zijn brief van 28 september 2020 heeft aangegeven dat hij inmiddels beschikt over een tekening waaruit blijkt dat de overslag van containers bij hem in de buurt zou kunnen gaan plaatsvinden. Het niet schorsen van de omgevingsvergunning betekent niet dat het overschrijden van voorgeschreven geluidsnormen onomkeerbaar is. Indien vergunninghoudster geluidsnormen gaat overtreden dan kan verweerder als het bevoegd gezag daartegen handhavend optreden. Intussen worden ten behoeve van de bodemprocedure 20/8431 WABO alle op de omgevingsvergunning betrekking hebbende stukken opgevraagd, zodat verzoeker zijn beroepsgronden zonodig nader kan onderbouwen. In die bodemprocedure zal de rechtbank beoordelen of de omgevingsvergunning rechtmatig is. Verzoeker heeft niet gesteld, en de voorzieningenrechter acht ook niet aannemelijk, dat hij dermate veel overlast ondervindt van de bedrijfsactiviteiten van derde partij dat hij de uitkomst van de bodemprocedure niet kan afwachten.
3.3
Dit betekent dat geen sprake is van onverwijlde spoed in vorenbedoelde zin.
4. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.