In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.M.W.A. van der Hoeven, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 25 juli 2019, dat betrekking heeft op haar aanspraken op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De rechtbank heeft op 17 januari 2020 de zaak behandeld en op 24 februari 2020 een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV werd verzocht om gebreken in het besluit te herstellen. Eiseres heeft gereageerd op de rapportage van de verzekeringsarts b&b en aanvullende informatie overgelegd van een gedragsdeskundige. Op 17 juni 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak vastgesteld dat er een onderzoekgebrek en een motiveringsgebrek aanwezig zijn in het bestreden besluit. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende aangetoond dat het stappenplan voor de beoordeling van het duurzame ontbreken van arbeidsvermogen is gevolgd. De rechtbank concludeert dat het UWV de geconstateerde gebreken kan herstellen door de situatie van eiseres opnieuw te beoordelen conform de eisen van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 13 oktober 2020 en openbaar gemaakt.